25 311
Wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

nr. 43
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VERBUGT TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 19

Ontvangen 4 februari 1999

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt onderdeel CC vervangen door:

CC

Artikel 33 komt te luiden:

Artikel 33

1. Een structuurplan en een bestemmingsplan worden onverminderd het bepaalde bij artikel 37, eerste en vierde lid, tenminste eenmaal in de tien jaren herzien.

2. Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van de gemeenteraad voor ten hoogste tien jaren vrijstelling verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid.

3. Op de totstandkoming van de vrijstelling is artikel 23, eerste en tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

II

Het in artikel I, onderdeel SS-3, voorgestelde hoofdstuk IXA wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 54, eerste lid, wordt, met vervanging van de punt achter onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd luidende:

c. een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 33, tweede lid.

B. In artikel 54, tweede lid wordt met verlettering van de onderdelen h, i en j tot i, j en k ingevoegd een onderdeel h, luidende:

h. een besluit van gedeputeerde staten omtrent vrijstelling als bedoeld in artikel 33, tweede lid;.

C. In artikel 56 wordt, met vernummering van het derde lid tot vierde lid, ingevoegd een lid, luidende:

3. In afwijking van artikel 8.1 van de Algemene wet bestuursrecht kan beroep als bedoeld in artikel 54, tweede lid, onder h, worden ingesteld:

a. voor zover het besluit strekt tot verlening van vrijstelling:

1. door degene, die zich tijdig op grond van artikel 33, derde lid, tot gedeputeerde staten heeft gewend of

2. door een belanghebbende die aantoont dat hij redelijkerwijs niet in staat is geweest zich overeenkomstig artikel 23, tweede lid, tot gedeputeerde staten te wenden;

b. voor zover het besluit strekt tot weigering van vrijstelling door een ieder.

Toelichting

In geval dat een structuur- of bestemmingsplan gedurende een periode van tien jaar niet is herzien en de gemeenteraad een herziening niet nodig acht, kan gedeputeerde staten voor een periode voor ten hoogste 10 jaar de geldigheidsduur verlengen, zulks met inachtneming van de gebruikelijke procedure van afdeling 3.4 Algemene Wet Bestuursrecht.

Verbugt

Naar boven