25 299
Regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken (Wet aanvullende regels BiZa-subsidies)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 17 maart 1997 en het nader rapport d.d. 2 april 1996, aangeboden aan de Koningin door de minister van Binnenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 18 februari 1997, no. 97.000838, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken (Wet BiZa-subsidies).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 februari 1997, nr. 97.000838, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermeld voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 17 maart 1997, nr. W04.97.0091, bied ik U hierbij aan.

De opmerkingen van de Raad volgend is mijn reactie.

1. Het voorstel van wet regelt slechts de subsidies op één beleidsterrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken (openbare orde en veiligheid), alsmede de bijzondere gevallen van artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Blijkbaar is het niet de bedoeling een kaderwet voor alle subsidieverstrekkingen door de Minister van Binnenlandse Zaken vast te stellen.

De citeertitel «Wet BiZa-subsidies» suggereert dat wel. De Raad van State adviseert de citeertitel aan te passen en de gemaakte keuze voor de beperkte reikwijdte van een motivering te voorzien.

1. De citeertitel is gewijzigd overeenkomstig het advies van de Raad. De keuze voor een beperkte reikwijdte van het wetsvoorstel, die met name verband houdt met de keuze voor een aparte wet voor de subsidiëring van politieke partijen, is in de memorie van toelichting aangegeven.

2. De Raad wijst erop dat artikel 5, derde lid, van het wetsvoorstel overbodig is, daar deze verplichting reeds is vastgelegd in artikel 5.20, eerste lid, Awb en dit artikel in het wetsvoorstel niet is uitgesloten. Artikel 5, derde lid, ware te schrappen.

2. Artikel 5, derde lid, heb ik niet geschrapt, omdat door het opnemen van de verplichting uit artikel 5.20, eerste lid, Awb in het derde lid van artikel 5 deze verplichting deel uitmaakt van de subsidievoorwaarden. Dit heeft het voordeel, dat het niet voldoen aan deze verplichting tot het geven van medewerking aan een toezichthouder gelijk staat met het niet voldoen aan een subsidievoorwaarde. Overigens wijs ik erop, dat het hier geen ongebruikelijke bepaling betreft; verwezen zij naar eenzelfde bepaling in het voorstel Kaderwet LNV-subsidies (kamerstukken II 1996/97, 25 265, nr. 3).

3. In de toelichting op artikel 6 van het wetsvoorstel wordt aangegeven dat de door de minister aan te geven reikwijdte en intensiteit van de daar bedoelde controle zullen worden vastgelegd in een controle-protocol. Mede gelet op aanwijzing 54, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving adviseert de Raad deze term niet te gebruiken, maar aan te geven of hier beleidsregels, algemeen verbindende voorschriften, dan wel voorwaarden verbonden aan de subsidie, worden bedoeld.

3. De term «controle-protocol» vormt een gebruikelijke aanduiding voor hetgeen aan controlevoorschriften ten behoeve van – in dit verband – externe accountants wordt voorgeschreven. Om die reden heb ik deze term gehandhaafd in de memorie van toelichting. Conform het advies van de Raad is aangegeven, dat het hier subsidievoorwaarden betreft.

4. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn in de memorie van toelichting verwerkt.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, verzoeken het hierbij gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 17 maart 1997, no. W04.97.0091, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

Memorie van toelichting

– Aanwijzing 93 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar) en de toelichting daarop nauwgezet in acht nemen.

– In paragraaf 1 in de tweede zin «zoals aan het» vervangen door: zoals die aan het. Tevens de afkorting NJCM vermijden (aanwijzing 60 Ar).

– In paragraaf 1 in de vierde alinea een nauwkeurige aanduiding geven van de vindplaats van de bedoelde uiteenzetting (aanwijzing 219 Ar).

– In paragraaf 1 in de laatste alinea «door deze wet» vervangen door: door dit voorstel van wet.

– In paragraaf 2 in de vierde zin na «Voorts eist de Awb» toevoegen: in sommige gevallen. Tevens in de zevende zin na «op de per boekjaar verstrekte subsidies» toevoegen: die niet op een wettelijk voorschrift berusten.

– In paragraaf 4 en de toelichting op artikel 7 aanwijzing 219, tweede lid, Ar nauwgezet in acht nemen.

– In de toelichting op artikel 5 «artikel 4:54» vervangen door: artikel 4:59. Tevens «afdeling 5.1 van de Awb» vervangen door: afdeling 5.2 van de Awb.

– Gelet op de tekst van artikel 7, derde lid, in de eerste zin van de toelichting op artikel 7, derde lid, «nadere regels» vervangen door: regels.

– De laatste zin van de toelichting op artikel 7, derde lid, aanvullen tot een volledige zin.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven