25 299
Regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken (Wet aanvullende regels BiZa-subsidies)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken (Wet aanvullende regels BiZa-subsidies).

De memorie van toelichting (en bijlagen), die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

9 april 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de verstrekking van subsidies door Onze Minister van Binnenlandse Zaken wettelijk te regelen in verband met de bepalingen over subsidies in de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken.

Artikel 2

Dit hoofdstuk is van toepassing op subsidies die door Onze Minister worden verstrekt en die:

a. op artikel 7 van deze wet berusten, of

b. niet op een wettelijk voorschrift berusten.

Artikel 3

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4

Indien Onze Minister subsidie verstrekt voor activiteiten die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan Onze Minister afwijken van de bij of krachtens deze wet aan de subsidie verbonden verplichtingen, voor zover

a. dit wenselijk is met het oog op een goede afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde verplichtingen, en

b. daardoor het belang met het oog waarop die verplichtingen zijn opgelegd, niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 5

1. Onze Minister kan voor door hem verstrekte subsidies een of meer toezichthouders aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van de subsidie opgelegde verplichtingen.

2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

3. Aan subsidies als bedoeld in artikel 2 is de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijze kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

Artikel 6

1. Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht, onderzoekt de accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen, overeenkomstig een door Onze Minister vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

2. De subsidie-ontvanger draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de departementale accountantsdienst in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte werkzaamheden. De daaraan verbonden kosten worden geacht te zijn begrepen in de subsidie.

HOOFDSTUK 2. OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID

Artikel 7

1. Onze Minister kan subsidies verstrekken ten behoeve van activiteiten gericht op:

a. het verminderen van de gelegenheid tot het plegen van strafbare feiten;

b. het vergroten van de kennis en het inzicht in veiligheidsvraagstukken, alsmede het verder ontwikkelen van integraal veiligheidsbeleid;

c. het vergroten van de veiligheid in de samenleving in het algemeen, waaronder de handhaving van de openbare orde;

d. het ondersteunen van bijzondere activiteiten ten behoeve van de politie, de brandweer of de rampenbestrijdingsorganisaties.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, nader worden bepaald, alsmede de criteria voor die verstrekking worden vastgesteld.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen voorts regels worden gesteld met betrekking tot:

a. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;

b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

c. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

d. de verplichtingen van de subsidieontvanger;

e. de vaststelling van de subsidie;

f. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling;

g. de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;

h. het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8

1. Onze Minister kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling ieder jaar een subsidieplafond vaststellen voor de verschillende activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt, alsmede de wijze van verdeling daarvan.

2. Het besluit tot vaststelling van een subsidieplafond wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.

HOOFDSTUK 3. OVERIGE SUBSIDIES

Artikel 9

1. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op door Onze Minister per boekjaar verstrekte subsidies die niet op een wettelijk voorschrift berusten.

2. Onze Minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van het eerste lid.

HOOFDSTUK 4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 10

Deze wet is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn verleend of vastgesteld.

Artikel 11

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop artikel 9 in werking treedt.

Artikel 12

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanvullende regels BiZa-subsidies.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Binnenlandse Zaken,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

Naar boven