25 295 Infectieziektenbestrijding

BM VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 31 januari 2023

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid1, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning3 hebben kennisgenomen van de brief4 van 4 november 2022, waarmee de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Kamer informeert over het beleidsprogramma pandemische paraatheid. De fractieleden van de PVV en de PvdD hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 9 december 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Minister heeft op 30 januari 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID, VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, EN VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 9 december 2022

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief5 van 4 november 2022, waarmee u de Kamer informeert over het beleidsprogramma pandemische paraatheid. De fractieleden van de PVV en de PvdD hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen.

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de PVV

In uw brief zet u onder andere de aanpak van de A-infectieziekten uiteen. Volgens diverse berichten uit de (Duitse6) media7 zou de Duitse overheid het covid-19-virus uit de lijst met bijzonder besmettelijke ziekten8 (vergelijkbaar met A-infectieziekten) hebben geschrapt. Kunt u aangeven of deze berichten kloppen? En kunt u aangeven wat dit besluit in ons buurland betekent voor de Nederlandse benadering van covid-19 als A-infectieziekte? Bent u voornemens de A-infectiestatus voor covid-19 nu ook te laten vervallen?

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de PvdD

1. Professor Koopmans waarschuwt in de NRC van 25 november 2022 als volgt: «Waar is de opwinding over de vogelgriep, die nu al in onze achtertuin zit? Dat kan jarenlang goed gaan, het kan dat er nooit een probleem voor de mens uit zal ontstaan, maar het kan ook dat eind dit jaar blijkt dat ergens een mix van varkensgriep en deze vogelgriep is ontstaan en there we go again.»9 Deelt u de bezorgdheid van professor Koopmans? Als het misloopt, hoezeer zijn we dan voorbereid?

2. In de Volkskrant van 28 november 2022 wordt op bladzijde 14 over de H5N1-vogelgriep als volgt bericht: «Diep bezorgd, zijn experts daarover. Want hoewel het virus zelden overspringt op de mens, is het volgens de Wereldgezondheidsorganisatie WHO in liefst 60 procent van de vastgestelde gevallen dodelijk. En vaak gaat het dan om jonge mensen, zo blijkt uit een eerdere bijna-uitbraak in Egypte.»

  • a. Klopt het dat de Wereldgezondheidsorganisatie (hierna: WHO) een mortaliteit van 60% heeft aangegeven? Zo nee, welk percentage is dan door de WHO aangegeven?

  • b. Hoe verhoudt de opgave door de WHO over de mortaliteit zich tot het antwoord op vraag 4 in het verslag van een schriftelijk overleg over de langetermijnaanpak van covid-1910?

3. In het hiervoor vermelde artikel in de Volkskrant komt ook professor Fouchier aan het woord. Hij waarschuwt voor een nieuw H5-vogelgriepvirus dat aan de poort klopt, H5N6: «Bevestigde gevallen van overdracht van mens op mens zijn er ook voor H5N6 gelukkig nog niet. Slachtoffers wél: van de inmiddels tientallen mensen die het virus kregen, overleed ruwweg de helft, opnieuw vaak opvallend jonge mensen. ‘Je denkt het zit in China, het zal wel loslopen’, zegt Fouchier. ‘Maar de laatste twintig jaar zijn er al een stuk of tien genetische viruslijnen met vogels mee, vanuit China naar elders getransporteerd. Ik durf er geen gif op in te nemen, dat H5N6 niet de volgende is.’»

  • a. Deelt u de zorgen van professor Fouchier?

  • b. Als preventieve bescherming tegen besmetting van pluimvee nodig is, welke maatregelen kunnen dan worden genomen? Op welk moment zal de regering tot zulke maatregelen moeten besluiten?

  • c. Een antwoord op vraag 2 in het verslag van een schriftelijk overleg over de langetermijnaanpak van covid-1911 is niet geheel gegeven en daarom verzoeken de PvdD-fractieleden u in dit kader nog de volgende vragen te beantwoorden: bestaat in dat geval een bevoegdheid om het houden van pluimvee voor een daarbij te bepalen termijn te verbieden? Zo ja, op grond van welke wet? En welk bestuursorgaan is daartoe dan bevoegd?

4. In de NRC van 26/27 november 2022 wordt in de wetenschapsbijlage aandacht besteed aan de vogelgriep. Op bladzijde W3 is professor Kuiken aan het woord: «De Aziatische Griep van 1957 en de Hongkonggriep van 1968 zijn allebei gelinkt aan vogelgriepvirussen». Beide pandemieën eisten 1 tot 4 miljoen levens. «Toch behandelt de Nederlandse overheid vogelgriep nu niet als een zoönose», zegt Kuiken, „dus als een ziekte die ook mensen kan treffen. Er is nu een dierziekte-expertgroep die het ministerie hierover adviseert. Maar de andere expertgroep, de expertgroep zoönosen, is niet betrokken. Daarin zitten naast dierenartsen en biologen ook artsen. Dus die groep maakt andere afwegingen.»

  • a. Is de observatie van professor Kuiken juist?

  • b. Klopt het dat er twee verschillende expertgroepen zijn? Zo ja, deelt u het oordeel van professor Kuiken dat betrokkenheid van beide expertgroepen wenselijk is? Wat doet het kabinet om betrokkenheid en coördinatie op dat punt te verzekeren?

  • c. Waaruit volgt dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij het treffen van maatregelen verband houdende met een gevaarlijke vogelgriepvariant doorzettingsmacht heeft als het gaat om het verbieden van het houden van pluimvee?

  • d. Wat zijn de criteria aan de hand waarvan beslist wordt of die bevoegdheid moet worden gehanteerd?

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag aan het einde van het kerstreces van de Kamer, te weten 13 januari 2023.

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, T. Klip-Martin

Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, B.O. Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2023

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de antwoorden op de vragen van de Eerste Kamer leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/ Algemene Zaken en Huis van de Koning naar aanleiding van de brief van 4 november 2022 (Kamerstuk 25 295, nr. 1964) over het beleidsprogramma pandemische paraatheid. Het betreft vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de PVV en PvdD.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

Beantwoording Eerste Kamer vragen van de leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning naar aanleiding van de brief van 4 november 2022 (Kamerstuk 2022/23 25 295, nr. 1964) over het beleidsprogramma pandemische paraatheid.

De fractieleden van de PVV en de PvdD hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen gesteld over infectieziektebestrijding en zoönosen, die ik hier beantwoord.

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de PVV

Vraag 1

In uw brief zet u onder andere de aanpak van de A-infectieziekten uiteen. Volgens diverse berichten uit de (Duitse12) media13 zou de Duitse overheid het covid-19-virus uit de lijst met bijzonder besmettelijke ziekten14 (vergelijkbaar met A-infectieziekten) hebben geschrapt. Kunt u aangeven of deze berichten kloppen? En kunt u aangeven wat dit besluit in ons buurland betekent voor de Nederlandse benadering van covid-19 als A-infectieziekte? Bent u voornemens de A-infectiestatus voor covid-19 nu ook te laten vervallen?

Antwoord 1

De leden van de PVV hebben een aantal vragen over de status van covid-19 als A-infectieziekte. De Duitse overheid heeft covid-19 uit de lijst met bijzonder besmettelijke ziekten, waarvoor eisen t.a.v. bepaalde beroepen worden gesteld, geschrapt. Dit is niet vergelijkbaar met de status van A-infectieziekten. De maatregelen, die daarmee wel vergelijkbaar zijn, worden in andere artikelen van de door u aangehaalde wet geregeld (zie: § 28a IfSG – Einzelnorm (gesetze-im-internet.de). Ik ben op dit moment niet voornemens de A-infectieziektestatus voor covid-19 te laten vervallen.

Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de PvdD

Vraag 1

Professor Koopmans waarschuwt in de NRC van 25 november 2022 als volgt: «Waar is de opwinding over de vogelgriep, die nu al in onze achtertuin zit? Dat kan jarenlang goed gaan, het kan dat er nooit een probleem voor de mens uit zal ontstaan, maar het kan ook dat eind dit jaar blijkt dat ergens een mix van varkensgriep en deze vogelgriep is ontstaan en there we go again.»15 Deelt u de bezorgdheid van professor Koopmans? Als het misloopt, hoezeer zijn we dan voorbereid?

Antwoord 1

Ik deel die bezorgdheid van professor Koopmans. De vogelgriepvirussen, die nu in ons land voorkomen, circuleren alleen onder vogels en kunnen alleen door direct en intensief contact met zieke of dode vogels worden overgedragen op mensen of, incidenteel gebeurt dit, op zoogdieren. Er kunnen zich mutaties voordoen bij vogels of andere diersoorten, waardoor de huidige variant meer zoönotisch wordt of trekvogels kunnen een zoönotische variant ons land binnenbrengen. We zijn hierop voorbereid via de reeds bestaande zoönosenstructuur en –indien nodig– crisisbeheersing. Het risico voor mensen die beroepsmatig in contact komen met pluimvee was eerst ingeschat als laag, maar is iets verhoogd naar laag tot gemiddeld niveau volgens de risicobeoordeling van de Europese veterinaire en humane instituten EFSA/ECDC in december 202116; voor het algemeen publiek is het risico laag.

Vraag 2

In de Volkskrant van 28 november 2022 wordt op bladzijde 14 over de H5N1-vogelgriep als volgt bericht: «Diep bezorgd, zijn experts daarover. Want hoewel het virus zelden overspringt op de mens, is het volgens de Wereldgezondheidsorganisatie WHO in liefst 60 procent van de vastgestelde gevallen dodelijk. En vaak gaat het dan om jonge mensen, zo blijkt uit een eerdere bijna-uitbraak in Egypte.»

  • a. Klopt het dat de Wereldgezondheidsorganisatie (hierna: WHO) een mortaliteit van 60% heeft aangegeven? Zo nee, welk percentage is dan door de WHO aangegeven?

  • b. Hoe verhoudt de opgave door de WHO over de mortaliteit zich tot het antwoord op vraag 4 in het verslag van een schriftelijk overleg over de langetermijnaanpak van covid-19?

Antwoord 2a

Het door u genoemde percentage klopt. De WHO geeft in de wekelijkse updates een case fatility rate aan van 56%, gebaseerd op 240 bevestigde infecties en 135 overlijdens van 2003 tot en met 2022.17 Dit betreft echter infecties met andere vogelgriepvirusvarianten dan de huidige in Europa rondgaande H5N1 virusstammen. Het H5N1 virus dat nu in Europa circuleert behoort tot een andere afstammingslijn (H5-subclade) waarvan het zoönotisch potentieel als laag is ingeschat. Er zijn slechts enkele gevallen bekend waar H5 vogelgriepvirussen van deze subclade werden overgedragen van besmette vogels op mensen na intensief, meestal beroepsmatig, contact met zieke of dode dieren. Deze infecties verliepen mild. Het risico voor de mens verschilt tussen de types vogelgriepvirussen.

Antwoord 2b

Vraag 4 in het verslag van een schriftelijk overleg over de lange termijnaanpak van covid-1918 luidt «Is het juist dat bij een uitbraak van vogelgriep die van mens op mens overdraagbaar is en mogelijk ook bij andere zoönosen, het sterftecijfer veel hoger zal zijn dan die welke door het coronavirus wordt veroorzaakt, zodat een belang bij het bestaan van geschikte overheidsmaatregelen veel sterker geldt?» Het antwoord dat dit in zijn algemeenheid niet zo gesteld kan worden, omdat dit afhangt van hoe efficiënt de ziekteverwekker is aangepast op de mens en de wijze waarop de overdracht tussen mensen plaatsvindt, klopt. Het antwoord op deze vraag, die in het algemeen over vogelgriep gaat, is dus niet in tegenspraak met de case fatility rate uit vraag 2a, die over een specifieke vorm van vogelgriep gaat.

Vraag 3

In het hiervoor vermelde artikel in de Volkskrant komt ook professor Fouchier aan het woord. Hij waarschuwt voor een nieuw H5-vogelgriepvirus dat aan de poort klopt, H5N6: «Bevestigde gevallen van overdracht van mens op mens zijn er ook voor H5N6 gelukkig nog niet. Slachtoffers wél: van de inmiddels tientallen mensen die het virus kregen, overleed ruwweg de helft, opnieuw vaak opvallend jonge mensen. «Je denkt het zit in China, het zal wel loslopen», zegt Fouchier. «Maar de laatste twintig jaar zijn er al een stuk of tien genetische viruslijnen met vogels mee, vanuit China naar elders getransporteerd. Ik durf er geen gif op in te nemen, dat H5N6 niet de volgende is.»»

  • a. Deelt u de zorgen van professor Fouchier?

  • b. Als preventieve bescherming tegen besmetting van pluimvee nodig is, welke maatregelen kunnen dan worden genomen? Op welk moment zal de regering tot zulke maatregelen moeten besluiten?

  • c. Een antwoord op vraag 2 in het verslag van een schriftelijk overleg over de langetermijnaanpak van covid-19 is niet geheel gegeven en daarom verzoeken de PvdD-fractieleden u in dit kader nog de volgende vragen te beantwoorden: bestaat in dat geval een bevoegdheid om het houden van pluimvee voor een daarbij te bepalen termijn te verbieden? Zo ja, op grond van welke wet? En welk bestuursorgaan is daartoe dan bevoegd?

Antwoord 3a

Ja, die zorgen deel ik.

Antwoord 3b

Er zijn momenteel al diverse maatregelen ter preventie van (verdere) verspreiding van besmettingen bij pluimvee, zoals de ophokplicht, ruimingen en transportverbod rondom besmette bedrijven. Er wordt momenteel onderzoek gedaan naar de effecten en de inzetbaarheid van de beschikbare vaccins om pluimvee te beschermen tegen de infectie en verspreiding te voorkomen. Dit gebeurt in samenwerking met andere Europese landen.

Antwoord 3c

Vraag 2 in het verslag van een schriftelijk overleg over de lange termijn aanpak van covid-192 luidt «over welke bevoegdheden beschikt de regering op dit moment dan om – als een mutatie uitbreekt waarbij vogelgriep van mens op mens kan worden overgedragen – maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid te treffen? Bestaat er een bevoegdheid om het houden van pluimvee voor een daarbij te bepalen termijn te verbieden».

In antwoord daarop kan ik u melden dat de Minister van LNV op grond van artikel 5.4 van de Wet dieren bevoegd is om, in overeenstemming met de Minister van VWS, maatregelen te treffen ten aanzien van besmette of van besmetting verdachte dieren, en ten aanzien van dieren, die een gevaar kunnen opleveren voor verspreiding van een zoönose, zoals een plicht tot het doden van dieren, het aanvoeren van dieren op een bedrijf, en het insemineren of laten bevruchten van dieren. Bij de besluitvorming over het treffen van dergelijke maatregelen en de precieze invulling zal moeten worden bezien wat, gegeven de omstandigheden, nodig en evenredig is. Dergelijke maatregelen zijn uit hun aard tijdelijk van aard: zij kunnen alleen van toepassing zijn zolang zij nodig zijn voor het doel, de voorkoming van de verspreiding van de zoönose.

Om de besmetting tussen mensen onderling zoveel mogelijk te voorkomen, zal het instrumentarium van de Wet publieke gezondheid worden toegepast. Het Ministerie van VWS is in de lead als bij een dierziekte de volksgezondheid in het geding is. Dan wordt via een zoönosestructuur besloten over de te nemen landelijke maatregelen.

Vraag 4

In de NRC van 26/27 november 2022 wordt in de wetenschapsbijlage aandacht besteed aan de vogelgriep. Op bladzijde W3 is professor Kuiken aan het woord: «„De Aziatische Griep van 1957 en de Hongkonggriep van 1968 zijn allebei gelinkt aan vogelgriepvirussen». Beide pandemieën eisten 1 tot 4 miljoen levens. „Toch behandelt de Nederlandse overheid vogelgriep nu niet als een zoönose», zegt Kuiken, „dus als een ziekte die ook mensen kan treffen. Er is nu een dierziekte-expertgroep die het ministerie hierover adviseert. Maar de andere expertgroep, de expertgroep zoönosen, is niet betrokken. Daarin zitten naast dierenartsen en biologen ook artsen. Dus die groep maakt andere afwegingen.»»

  • a. Is de observatie van professor Kuiken juist?

  • b. Klopt het dat er twee verschillende expertgroepen zijn? Zo ja, deelt u het oordeel van professor Kuiken dat betrokkenheid van beide expertgroepen wenselijk is? Wat doet het kabinet om betrokkenheid en coördinatie op dat punt te verzekeren?

  • c. Waaruit volgt dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij het treffen van maatregelen verband houdende met een gevaarlijke vogelgriepvariant doorzettingsmacht heeft als het gaat om het verbieden van het houden van pluimvee?

  • d. Wat zijn de criteria aan de hand waarvan beslist wordt of die bevoegdheid moet worden gehanteerd?

Antwoord 4a.

Genoemde observatie is niet juist. Bij de bestrijding van vogelgriep bij pluimvee is inderdaad een dierziekte-expertgroep betrokken en, voor de zoönotisch aspecten, het deskundigenberaad-zoönosen (DB-Z). Het DB-Z (waarin ook dierziekte-experts plaatsnamen) heeft in maart 2022 een uitgebreid advies over de zoönotische aspecten van vogelgriep gemaakt, dat ik de Tweede Kamer, met reactie, in juni 2022 heb doen toekomen19. In deze reactie geef ik aan de meeste adviezen van dat deskundigenberaad op te volgen. Aan de humane kant zetten we nog meer in op preventie door het beschermen van mensen, die mogelijk blootgesteld zijn aan het virus, en door monitoring van welke virussen en mutaties voorkomen, zowel bij gehouden dieren als bij wilde dieren.

Recente ontwikkelingen (een humane besmetting in Ecuador en zoogdiertransmissie bij een uitbraak op een nertsenhouderij in Spanje) hebben mij doen besluiten om opnieuw een DB-Z over vogelgriep aan te vragen. Ik heb dit verzoek aan de voorzitter van het DB-Z, de heer van Dissel van het RIVM gedaan en verwacht dat dit binnenkort plaatsvindt.

Antwoord 4b

Er zijn inderdaad verschillende expertgroepen die adviseren over verschillende aspecten. Zowel van de kant van de experts als aan de kant van beleid kan besloten worden dat nader advies nodig is. Daarmee is betrokkenheid en coördinatie verzekerd.

Antwoord 4c

De ministeries van VWS en LNV hebben een gezamenlijke taak om de volksgezondheid te beschermen tegen zoönosen, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid en met de instrumenten die ter beschikking staan. Het Ministerie van VWS is in de lead als bij een dierziekte de volksgezondheid in het geding is. Dan wordt via een zoönosestructuur besloten over de te nemen maatregelen, ook de maatregelen op grond van de Wet dieren (zie vraag 3c).

Antwoord 4d

Binnen de zoönosestructuur zou een OMT-Z in een dergelijk geval een advies uitbrengen. Dat advies wordt door het bestuurlijk afstemmingsoverleg-zoönose- (BAO-Z) beoordeeld op bestuurlijke haalbaarheid en wenselijkheid. Daarna volgt een beleidsmatige afweging, waarin ook juridische, economische, financiële en uitvoeringsaspecten aan de orde kunnen komen. De Minister van VWS beslist op basis daarvan, in overleg met de Minister van LNV over de te nemen maatregelen. De maatregelen van de Wet dieren worden vervolgens door de Minister van LNV, in overeenstemming met de Minister van VWS, vastgesteld (artikel 5.3, vijfde lid, van die wet). Indien de gevolgen van deze maatregelen ook op andere terreinen gevoeld worden, zal het kabinet beslissen.


X Noot
1

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), Baay-Timmerman (50PLUS), Van den Berg (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU), Hiddema (Fractie-Frentrop) en Krijnen (GL).

X Noot
2

Samenstelling:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Klip-Martin (VVD) (voorzitter), Vos (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Krijnen (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA).

X Noot
3

Samenstelling:

Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU) en Dessing (FVD).

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/23, 25 295, BC.

X Noot
5

Kamerstukken I 2022/23, 25 295, BC.

X Noot
10

Kamerstukken I 2022/23, 25 295, BF, p. 13.

X Noot
11

Kamerstukken I 2022/23, 25 295, BF, p. 12.

Naar boven