25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 852 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 januari 2021

Op 3 januari heb ik de Gezondheidsraad en het OMT gevraagd te adviseren over de noodzaak van mogelijke aanpassingen en/of aanvullingen in de vaccinatiestrategie en gekozen hoofdroute. Aanleiding voor deze adviesaanvraag zijn de actuele ontwikkelingen in de epidemiologische situatie en de verspreiding van de VK-variant van het virus. De vragen die ik de Gezondheidsraad en het OMT heb gesteld zijn opgenomen in de brief over de vaccinatiestrategie, die ik 4 januari jl. aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 25 295, nr. 851). Hierbij is onverhoopt een passage met vragen niet opgenomen, die wel in de adviesaanvraag zijn vermeld. De volledige adviesaanvraag vindt u in de bijlage1.

Het OMT en de Gezondheidsraad zijn op 4 januari voor het eerst bijeen geweest om te adviseren over de gezamenlijke adviesaanvraag over de COVID-19 vaccinatie. Ik heb in de adviesaanvraag aangegeven dat ik het voornemen heb om op zo kort mogelijke termijn ouderen uit te nodigen voor vaccinatie bij de huisarts (met Moderna) en bij de GGD (met BioNtech/Pfizer). Op deze wijze wil ik de vaccinatiecapaciteit van zowel de huisartsen als de GGD optimaal benutten, zodat vaccins op zo kort mogelijke termijn kunnen worden ingezet. Ik heb het OMT en de Gezondheidsraad gevraagd hierop te reflecteren. Het advies van het OMT en de Gezondheidsraad is bijgevoegd.

Reactie advies OMT en Gezondheidsraad

Algemeen

Het OMT en de Gezondheidsraad benadrukken dat ouderen en kwetsbaren met prioriteit moeten worden gevaccineerd. In dit kader onderschrijven de Gezondheidsraad en het OMT de parallelle strategie waarbij ouderen zowel via de GGD als via de huisarts gevaccineerd worden.

De Gezondheidsraad en het OMT benadrukken dat zoveel mogelijk vaccins gereserveerd moeten worden voor de groep ouderen. In mijn brief van 24 december jl., waarin ik reageer op het advies van de Gezondheidsraad over de inzet van het BioNTech/Pfizer vaccin, heb ik al aangegeven dat ik voornemens ben het vaccin primair in te zetten voor deze groep. Op 6 januari start de gezamenlijke vaccinatie van GGD’en en ziekenhuizen. Zodra het mogelijk is om zorgverleners een ander toegelaten en werkzaam vaccin dan het BioNTech/Pfizer vaccin aan te bieden, zal ik hier zo snel mogelijk op inzetten. Daarmee behouden we de vaccins van BioNTech/Pfizer zoveel mogelijk voor de oudere doelgroep.

Splitsing groepen ouderen voor vaccinatie bij GGD’en en huisartsen

Ten aanzien van de verdeling van vaccins over bepaalde leeftijdsgroepen adviseren het OMT en de Gezondheidsraad om alle 60-plussers uit te nodigen voor een vaccinatie bij de GGD, te beginnen met de groep van 75 jaar en ouder. Zij zijn van mening dat de scheiding tussen de twee groepen onvoldoende zekerheid biedt voor tijdige uitvoering in de hoogste risicogroepen. Dit is tevens ingegeven door de onzekerheid over het moment waarop het Moderna vaccin beschikbaar komt. Tevens wijzen zij erop dat alle mogelijkheden benut moeten worden om mensen naar een GGD-vaccinatielocatie te laten komen. In mijn brief van 4 januari jl. heb ik aangegeven waar ik aan denk met betrekking tot splitsing van de groep 60-plussers. De aanpak die ik heb geschetst wordt nader uitgewerkt met de betrokken partijen. De aanpak kan nog worden beïnvloed door verschillende factoren, zoals de capaciteit bij de GGD en de huisartsen, maar ook de omvang en levering van de vaccins. Vanzelfsprekend spelen ook dit advies van de Gezondheidsraad en het OMT, en het te verwachten advies van de Gezondheidsraad over het Moderna vaccin een rol bij de verdere invulling van deze aanpak.

Het advies van het OMT en de Gezondheidsraad stelt dat in dit verband alle mogelijkheden benut dienen te worden om het voor mensen mogelijk te maken om naar de GGD-locatie te gaan. Ik onderschrijf dit, in de brief aan uw Kamer van 4 januari staat gemeld dat in de uitnodigingbrief voor vaccinatie van het RIVM informatie wordt gegeven over de wijze waarop vervoer geregeld kan worden indien men daartoe niet zelf in staat is. Op die manier proberen we zoveel mogelijk mensen naar de centrale locatie te brengen. Mobiliteit is zowel een aandachtspunt bij de uitwerking, als een factor die de aanpak nog kan beïnvloeden zoals ik in mijn brief aangeef.

Inzet BionTech/Pfizer en Moderna bij andere groepen

Naast de inzet van de vaccins BionTech/Pfizer en Moderna voor de prioritaire groep, geven het OMT en de Gezondheidsraad ook aan dat vaccins voor andere groepen gebruikt kunnen worden, in zeer beperkte mate, als knelpunten dreigen te ontstaan bij het in stand houden van de zorg. Er wordt gesproken over een verdeling van 90%/10%. In mijn brief van 4 januari jl. heb ik toegelicht dat ik in dit kader ook de zorgmedewerkers die essentieel zijn voor het bemensen van de COVID-bedden (klinisch en IC), de spoedeisende hulp en de ambulances voor de COVID-zorg met prioriteit in aanmerking wil laten komen voor vaccinatie met het nu beschikbare vaccin. Zoals eerder aangegeven wil ik het BionTech/Pfizer vaccin desalniettemin primair inzetten voor die groepen waarvoor dit vaccin boven verwachting werkzaam is.

Tot slot

Ik ben blij dat het OMT en de Gezondheidsraad op deze korte termijn een advies hebben uitgebracht. Vanzelfsprekend zal ik de aanbevelingen uit het advies ook nog bespreken met het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO). Daarnaast werken het OMT en de Gezondheidsraad ook de andere vragen die ik heb gesteld verder uit. De advisering hierover wordt uiterlijk 18 januari verwacht. Ik informeer uw Kamer hierover nader.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven