25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 767 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2020

Tijdens de begrotingsbehandeling van 2 december 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 32, Begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2021 en Tweede incidentele suppletoire begroting inzake coronamaatregelen) heeft het lid Agema (PVV) verzocht om een nadere toelichting op stukken van het Ministerie van J&V die RTL Nieuws vandaag openbaar heeft gemaakt in het kader van de COVID-19-aanpak. Met daarbij de vraag in hoeverre schaarste van medische mondmaskers een rol heeft gespeeld in de adviezen over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen voor niet-hulpverleners.

In de Kamerbrief over COVID-19 van 2 maart 2020 (Kamerstuk 25 295, nr. 104), heeft mijn voorganger aangegeven dat het OMT meldt dat de vraag naar persoonlijke beschermingsmiddelen in die periode sterk groeide. Aanvullend daarop is gemeld dat in opdracht van het OMT een specifieker advies voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen in de zorg zou worden opgesteld, waarbij werd bekeken hoe de middelen gepast gebruikt en eventueel hergebruikt konden worden. In die brief heeft mijn voorganger ook benadrukt dat medische mondmaskers voorbehouden waren voor de zorgsector.

Voor verdere toelichting verwijs ik naar de Commissiebrief die ik u op 22 september jl. (Kamerstukken 25 295 en 31 765, nr. 564) heb verstuurd betreffende het nieuwsbericht «Mondkapjesrichtlijn RIVM voor ouderenzorg tóch gebaseerd op schaarste». Ik heb deze brief inclusief bijlagen bijgevoegd1.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven