25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 499 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 augustus 2020

Naar aanleiding van het verzoek van het lid Asscher (PvdA) bij de regeling van werkzaamheden hedenavond (Handelingen II 2019/20, nr. 93, debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus) kan ik u het volgende melden om te reageren op de berichtgeving op de NOS-site van zojuist. Bij de totstandkoming van het opschalingsplan rond de bron- en contactonderzoeken in mei jl. is uiteraard geregeld gesproken tussen de directeuren publieke gezondheid en GGD GHOR Nederland, waarbij de uitgangspunten op grond waarvan het opschalingsplan moest worden gebaseerd onderwerp van discussie is geweest. Daarbij heeft het RIVM een adviserende rol gehad, met name om een goede inschatting te maken van het aantal mensen dat een test af zouden nemen in de maanden vanaf 1 juni wanneer iedereen in Nederland zich met (milde) klachten zou mogen testen en een inschatting van het aantal positieve testuitslagen.

De contacten ten behoeve van de totstandkoming van het opschalingsplan waren erop gericht een goede inschatting te verkrijgen van de benodigde capaciteit voor het bron- en contactonderzoek. Dit opschalingsplan moest uiteraard op inschattingen worden gebaseerd, omdat de ervaringen in de uitvoeringspraktijk nog niet waren opgedaan op dat moment. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de aannames en uitgangspunten waarover ik u geïnformeerd heb in mijn brief van 19 mei jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 351)en tijdens het debat van 20 mei jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 73, item 6). Daarin zijn ook uitgangspunten die door uw Kamer naar voren zijn gebracht meegenomen. Uit de debatten met uw Kamer kwam vooral naar voren om de mogelijkheid tot nabellen goed te verankeren. Mede hierom, maar ook omdat de ervaringen van het aantal contacten per index-patiënt gedurende de intelligente lockdown-periode niet representatief werden geacht voor de periode waarin de maatregelen werden versoepeld, is op basis van de toen aanwezige kennis een bijstelling van het ingeschatte aantal uren van 5 naar 8 uur per BCO gehanteerd. Hiermee is voldaan aan een wens van uw Kamer.

Nu door de ontwikkelingen van de afgelopen weken, met name in de regio’s Amsterdam en Rotterdam, is gebleken dat de uitgangspunten herijking verlangen, heb ik de GGD’en opdracht gegeven tot een versnelling van het opschalingsplan en een herijking van de uitgangspunten. Ik zal u hierover rond 1 september informeren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

Naar boven