25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 49 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2018

De leden van uw Kamer hebben vragen over de hoogte van het bedrag van de onverplichte tegemoetkoming voor patiënten met Q-koorts koorts en nabestaanden van patiënten die zijn overleden aan Q-koorts (Handelingen II 2018/19, nr. 4, item 23). Onderstaand doe ik u het antwoord op die vragen, mede namens mijn collega van LNV, toekomen.

In de periode van 2007 tot en met 2010 heeft zich in Nederland een uitzonderlijke Q-koortsuitbraak voorgedaan. De uitbraak was onverwachts groot en had een uniek verloop. De overheid heeft maatregelen genomen om de uitbraak onder controle te krijgen en de negatieve gevolgen voor de burgers zoveel als mogelijk te voorkomen, dan wel te beperken. Niettemin heeft de Q-koortsuitbraak indringende gevolgen gehad. Mensen zijn ernstig ziek geworden of zelfs overleden aan Q-koorts, en de impact op hun leven en dat van hun naasten is logischerwijze groot.

De Nationale ombudsman heeft in vervolg op een eerder onderzoek in 2016 een tweede onderzoek gedaan naar de lessen die de overheid uit de Q-koortsuitbraak heeft getrokken. In zijn rapport beveelt hij onder meer aan een concreet gebaar te maken naar Q-koortspatiënten als blijk van erkenning. Mede naar aanleiding hiervan heeft het vorige kabinet besloten tot een vorm van tegemoetkoming als gebaar ter erkenning van de grote gevolgen die de patiënten hebben ondervonden.

Het gaat hier om een uitzonderlijke situatie: een uitzonderlijk grote uitbraak waarvan de consequenties voor betrokkenen destijds niet voorzienbaar waren. Zij konden besmetting met Q-koorts niet voorkomen en de gevolgen hiervan niet voorzien. Het Kabinet kan zich goed voorstellen dat patiënten en nabestaanden behoefte hebben aan erkenning.

Zoals in de brief van december 2017 aangekondigd is voor de financiële tegemoetkoming van Q-koortspatiënten en nabestaanden in totaal € 15,5 miljoen vrijgemaakt, inclusief uitvoeringskosten (de kosten die worden gemaakt voor het uitvoeren van deze beleidsregel). Voor het verstrekken van tegemoetkomingen op basis van deze beleidsregel is een bedrag van € 14,5 miljoen beschikbaar en voor de uitvoering een bedrag van € 1 miljoen.

Het bedrag van € 14,5 miljoen wordt evenredig verdeeld over het totale aantal tijdig ingediende aanvragen dat wordt toegewezen. Voor deze wijze van verdeling is gekozen omdat alle patiënten met chronische Q-koorts, QVS of een QVS gelijkend ziektebeeld allemaal langdurige gevolgen ondervinden of hebben ondervonden. De tegemoetkoming is bedoeld als erkenning van deze gevolgen en, voor zover mogelijk, als afsluiting van deze periode. Daarbij achten wij het niet zinvol en ook niet uitvoerbaar om onderscheid te maken tussen verschillende ziektebeelden en de mate van ziektelast. Deze tegemoetkoming is immers expliciet niet bedoeld als schadevergoeding maar als gebaar ter erkenning van de gevolgen die de patiënten hebben ondervonden.

Als de inhoudelijke beoordeling van de aanvragen heeft plaatsgevonden en het totale aantal aanvragen dat zal worden toegewezen bekend is, wordt het definitieve bedrag van de tegemoetkoming bepaald. De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 15.000 per toegewezen aanvraag, maar kan ook lager uitvallen indien er meer aanvragen worden toegewezen. Het genoemde maximum is ingesteld om te voorkomen dat, mochten er onverwachts heel weinig aanvragen worden ingediend, de tegemoetkoming het karakter van een gebaar verliest. De hoogte van dit maximum is gebaseerd op een voorzichtige inschatting van het aantal patiënten en nabestaanden dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Ik hoop dat dit concrete gebaar als blijk van erkenning Q-koortspatiënten en nabestaanden steunt.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven