Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2018
De leden van uw Kamer hebben vragen over de hoogte van het bedrag van de onverplichte
tegemoetkoming voor patiënten met Q-koorts koorts en nabestaanden van patiënten die
zijn overleden aan Q-koorts (Handelingen II 2018/19, nr. 4, item 23). Onderstaand doe ik u het antwoord op die vragen, mede namens mijn collega van LNV,
toekomen.
In de periode van 2007 tot en met 2010 heeft zich in Nederland een uitzonderlijke
Q-koortsuitbraak voorgedaan. De uitbraak was onverwachts groot en had een uniek verloop.
De overheid heeft maatregelen genomen om de uitbraak onder controle te krijgen en
de negatieve gevolgen voor de burgers zoveel als mogelijk te voorkomen, dan wel te
beperken. Niettemin heeft de Q-koortsuitbraak indringende gevolgen gehad. Mensen zijn
ernstig ziek geworden of zelfs overleden aan Q-koorts, en de impact op hun leven en
dat van hun naasten is logischerwijze groot.
De Nationale ombudsman heeft in vervolg op een eerder onderzoek in 2016 een tweede
onderzoek gedaan naar de lessen die de overheid uit de Q-koortsuitbraak heeft getrokken.
In zijn rapport beveelt hij onder meer aan een concreet gebaar te maken naar Q-koortspatiënten
als blijk van erkenning. Mede naar aanleiding hiervan heeft het vorige kabinet besloten
tot een vorm van tegemoetkoming als gebaar ter erkenning van de grote gevolgen die
de patiënten hebben ondervonden.
Het gaat hier om een uitzonderlijke situatie: een uitzonderlijk grote uitbraak waarvan
de consequenties voor betrokkenen destijds niet voorzienbaar waren. Zij konden besmetting
met Q-koorts niet voorkomen en de gevolgen hiervan niet voorzien. Het Kabinet kan
zich goed voorstellen dat patiënten en nabestaanden behoefte hebben aan erkenning.
Zoals in de brief van december 2017 aangekondigd is voor de financiële tegemoetkoming
van Q-koortspatiënten en nabestaanden in totaal € 15,5 miljoen vrijgemaakt, inclusief
uitvoeringskosten (de kosten die worden gemaakt voor het uitvoeren van deze beleidsregel).
Voor het verstrekken van tegemoetkomingen op basis van deze beleidsregel is een bedrag
van € 14,5 miljoen beschikbaar en voor de uitvoering een bedrag van € 1 miljoen.
Het bedrag van € 14,5 miljoen wordt evenredig verdeeld over het totale aantal tijdig
ingediende aanvragen dat wordt toegewezen. Voor deze wijze van verdeling is gekozen
omdat alle patiënten met chronische Q-koorts, QVS of een QVS gelijkend ziektebeeld
allemaal langdurige gevolgen ondervinden of hebben ondervonden. De tegemoetkoming
is bedoeld als erkenning van deze gevolgen en, voor zover mogelijk, als afsluiting
van deze periode. Daarbij achten wij het niet zinvol en ook niet uitvoerbaar om onderscheid
te maken tussen verschillende ziektebeelden en de mate van ziektelast. Deze tegemoetkoming
is immers expliciet niet bedoeld als schadevergoeding maar als gebaar ter erkenning
van de gevolgen die de patiënten hebben ondervonden.
Als de inhoudelijke beoordeling van de aanvragen heeft plaatsgevonden en het totale
aantal aanvragen dat zal worden toegewezen bekend is, wordt het definitieve bedrag
van de tegemoetkoming bepaald. De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 15.000 per toegewezen
aanvraag, maar kan ook lager uitvallen indien er meer aanvragen worden toegewezen.
Het genoemde maximum is ingesteld om te voorkomen dat, mochten er onverwachts heel
weinig aanvragen worden ingediend, de tegemoetkoming het karakter van een gebaar verliest.
De hoogte van dit maximum is gebaseerd op een voorzichtige inschatting van het aantal
patiënten en nabestaanden dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.
Ik hoop dat dit concrete gebaar als blijk van erkenning Q-koortspatiënten en nabestaanden
steunt.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins