Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2020
Bij de regeling van werkzaamheden van 16 juni 2020 heeft het lid Buitenweg verzocht
om een brief van de regering over de stand van zaken van de Tijdelijke wet Covid-19
en verzocht om die te ontvangen vóór de avond van 17 juni (Handelingen II 2019/20,
nr. 83). Het lid Buitenweg heeft het kabinet gevraagd de Kamer in die brief te informeren
over het tijdpad en over de gevolgen voor handhaving als 1 juli niet wordt gehaald.
Met deze brief kom ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, graag aan dat verzoek tegemoet.
In zijn brief van 1 mei 2020 heeft de Minister van JenV, mede namens de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister voor Medische Zorg en Sport
en mijzelf, aangekondigd te werken aan een noodwet die in de plaats moet komen van
de huidige noodverordeningen Covid-19 die worden vastgesteld door de voorzitters van
de veiligheidsregio’s (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 124). De voorzitters doen dat op basis van opdrachten die ik hen verstrek op basis van
artikel 7 van de Wet publieke gezondheid.
In die brief heeft de Minister van JenV inderdaad aangekondigd te streven naar invoering
van de wet op korte termijn. De afgelopen weken heeft het kabinet dan ook hard gewerkt
om dat mogelijk te maken. Het conceptwetsvoorstel is voorgelegd aan een groot aantal
betrokken organisaties. Die organisaties hebben het kabinet van zeer waardevolle adviezen
voorzien, waarmee het kabinet de conceptversie op belangrijke punten heeft kunnen
aanscherpen en verbeteren. Vorige week heb ik de aangepaste conceptversie voorgelegd
aan de Raad van State, die daarover deze week advies uitbrengt.
Het kabinet streeft ernaar het wetsvoorstel spoedig aan te bieden aan uw Kamer. Het
is vervolgens aan uw Kamer om te bepalen wanneer het wetsvoorstel behandeld kan worden.
Een zorgvuldige behandeling in de Tweede en Eerste Kamer vergt tijd en aandacht. Gevolg
daarvan is dat inwerkingtreding per 1 juli niet haalbaar is.
Tot de invoering van de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 blijft er de mogelijkheid
op basis van de Wet publieke gezondheid aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s
aanwijzingen te geven. Zolang de tijdelijke wet niet geldt en de omstandigheden ertoe
noodzaken, zijn de noodverordeningen van kracht die in mijn opdracht tot stand worden
gebracht. In de huidige fase van de bestrijding zijn steeds meer maatregelen versoepeld
en is de inzet van noodverordeningen beperkter en minder ingrijpend dan in de beginfase.
Het blijft ook op dit moment van groot belang dat wij ons allen houden aan de maatregelen
ter bestrijding van het virus.
Ik realiseer me dat uw rol bij het vaststellen van de noodverordeningen beperkt is
en dat uw controlerende functie op dit gebied is geconcentreerd op de stand-van-zaken-brieven
die regelmatig aan uw Kamer worden verzonden en de daarin aangekondigde aanwijzingen
aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. De Tijdelijk wet maatregelen Covid-19
zal hierin verandering brengen. Tot die tijd wordt de Kamer vanzelfsprekend steeds
zo snel mogelijk geïnformeerd over de maatregelen die het kabinet treft voor de bestrijding
van Covid-19.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge