Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 december 2025
Hierbij bied ik uw Kamer drie adviesrapporten aan over de huidige en toekomstige aanwezigheid
van de exotische tijgermug (Aedes albopictus) in Nederland en de mogelijke scenario’s voor de aanpak van deze situatie. De adviezen
zijn op verzoek van mijn ambtsvoorganger opgesteld door het Deskundigenberaad (Db)
van het RIVM, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten (VNG).
Sinds 2005 zien we in Nederland introducties van de tijgermug, in het bijzonder via
de import van gebruikte banden en stekjes van de Lucky Bamboo-plant, uit gebieden
waar deze mug veel voorkomt. Door een gecombineerde aanpak bestaande uit preventieve
en bestrijdingsmaatregelen heeft de NVWA afgelopen twintig jaar succesvol de vestiging
van de tijgermug weten te voorkomen. We zien echter sinds enkele jaren ook een toenemend
aantal introducties van de tijgermug in woonwijken in Nederland, veelal doordat deze
muggen onbedoeld worden meegenomen in voertuigen, zoals personenauto’s en vrachtwagens,
vanuit gebieden waar de muggen veel voorkomen, zoals Italië en grote delen van Spanje
en Frankrijk.1 Hierover is uw Kamer vorig jaar geïnformeerd.2 Tijdens het muggenseizoen van afgelopen zomer (2025) heeft de NVWA opnieuw veel tijgermuggen
aangetroffen en bestreden in woonwijken. Daarbij was de NVWA genoodzaakt de bestrijdingslocaties
te prioriteren op basis van de grootste kans op vestiging, omdat de bestrijding niet
meer geheel volgens draaiboek kon worden uitgevoerd. De verwachting is dat volledige
uitroeiing met deze aanpak niet langer overal haalbaar is als het aantal introducties
verder toeneemt. Zowel de NVWA als het RIVM verwachten dat de tijgermug op sommige
locaties in Nederland binnen twee tot vijf jaar permanent gevestigd zal zijn en uitroeiing
dan niet overal meer overal mogelijk is. In haar adviesrapport heeft de NVWA aangegeven
welke scenario’s zij ziet om in die situatie de aanwezigheid van de tijgermug zoveel
mogelijk te beheersen.
Zodra de tijgermug permanent gevestigd is, en de aantallen verder toenemen, verwacht
het RIVM dat er na een aantal jaar gezondheidsrisico’s kunnen ontstaan vanwege de infectieziekten die de tijgermug kan overbrengen,
zoals dengue (knokkelkoorts) en chikungunya. Om die reden heeft mijn voorganger het
RIVM om advies gevraagd over wat er nodig is om het risico van deze ziekten voor de
volksgezondheid zo laag mogelijk te houden.
De infectieziektebestrijding is volgens de Wet publieke gezondheid (Wpg) een verantwoordelijkheid
van gemeenten. Omdat de komst van de tijgermug voor gemeenten een relatief nieuw probleem
was dat zich landelijk voordeed en er beperkte kennis was over de te nemen maatregelen,
is in 2018 voor de bestrijding van de tijgermug een uitzondering op deze verantwoordelijkheid
gemaakt. Sindsdien is de Minister van VWS verantwoordelijk voor de preventie en bestrijding
van exotische muggen, waaronder de tijgermug, met als doel de vestiging van deze muggen
zo lang mogelijk te voorkomen. Echter, nu vestiging binnen enkele jaren waarschijnlijk
wordt is duidelijkheid nodig over de toekomstige rol van gemeenten. Om die reden is
advies gevraagd aan de VNG over de invulling van de gemeentelijke rol in dit scenario.
De drie adviezen gaan in op thema’s als monitoring en bestrijding van de tijgermug,
de rolverdeling en bestuurlijke samenwerking tussen overheden en de communicatie richting
burgers. De adviezen benadrukken het belang van een realistische, risicogerichte en
uitvoerbare aanpak voor de toekomst. Tegelijkertijd zijn er vraagstukken waarover
verdere afstemming tussen de partijen nodig is. Daarom ben ik op dit moment in gesprek
met verschillende experts en belanghebbenden om de toekomstige aanpak verder uit te
werken, gericht op beperking van de gezondheidsrisico’s. Hierover zal ik uw Kamer
in de loop van 2026 nader informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.A. Bruijn