Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 25295 nr. 2150 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 25295 nr. 2150 |
Vastgesteld 12 december 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 1 juni 2023 over de beleidsreactie op het advies van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van VWS (Kamerstukken 25 295 en 32 802, nr. 2059).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 juni 2023 aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 11 december 2023 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
I. |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie |
3 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie |
6 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie |
6 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga |
7 |
|
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt |
9 |
|
II. |
Reactie van de bewindspersoon |
11 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met daarin zijn reactie op het advies van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) naar aanleiding van een klacht van een journalist over de afhandeling van Wet open overheid (Woo)-verzoeken. Deze leden danken de Minister voor het delen van zijn reactie en hebben hierbij nog enkele vragen. De reactie op het advies gaat voornamelijk over Woo-verzoeken gerelateerd aan de coronacrisis waarbij de teller inmiddels op 440 verzoeken sinds de start van de coronacrisis staat. Genoemde leden zijn benieuwd naar wat het totaal aantal verzoeken op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is.
De leden van de VVD-fractie lezen de opmerking van de Minister waarin hij aangeeft dat er veel uitdagingen zijn en dat hij alles wat in zijn macht ligt doet om verzoekers sneller en efficiënter van de gevraagde informatie te voorzien. Kan de Minister aangeven hoe op dit moment op het ministerie wordt omgegaan en rekening wordt gehouden met het gegeven dat alles middels Woo-verzoeken opgevraagd kan worden? Hoe wordt de tijd die hiermee gemoeid is, efficiënt gebruikt?
Genoemde leden begrijpen dat – gezien de hoeveelheid verzoeken – het op tijd afhandelen van verzoeken een uitdaging is en niet altijd lukt, maar zien dat de Minister werk maakt van openbaarheid. Zij willen dan ook de Minister vragen naar zijn visie op de afhandeling van de Woo-procedures. In zijn brief geeft de Minister aan dat hij in de reactie inzicht geeft in hoe het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op korte termijn gaat zorgen voor verbetering. Deze leden vragen dan ook hoe de Minister kijkt naar toekomstige Woo-procedures. Acht hij de aangegeven verbeteringen ook geschikt voor de lange termijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de documenten omtrent het advies van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zij hebben daarbij nog enkele vragen. Deze leden zijn positief over de inzet van de Minister om met journalisten, op advies van het ACOI, in gesprek te treden over onder andere prioritering in bepaalde stukken en vertrouwde inzage. Genoemde leden lezen dat de Minister het belang van zorgvuldige en terughoudende toepassing van de weigeringsgrond onderschrijft. Genoemde leden sluiten hierbij aan en zijn van mening dat wanneer een weigering plaatsvindt op basis van de weigeringsgrond van artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Woo, (de i-grond), dit ook goed onderbouwd dient te worden. Dit is ook het juridische uitgangspunt.
Genoemde leden achten een transparante overheid van groot belang en hebben tegelijkertijd begrip voor de complexe afweging in het belang van de staat. Zij willen het belang van veiligheid van wetenschappers en onderzoekers bij deze benadrukken. Zeker gezien de recente, zorgelijke, ontwikkeling dat wetenschappers steeds meer te maken krijgen met bedreiging, intimidatie en haatreacties.
Kan de Minister al verder uitweiden over wat allemaal op de website moet komen, gezien de fase 1 tot juni 2023 duurt? In dit kader vragen de leden van de D66- fractie ook aan de Minister wat de terugkoppeling was van de verzoekers als het gaat om de bruikbaarheid van de website. Tevens vragen genoemde leden of de Minister verder in kan gaan over of op dit moment ook stappen worden gezet op het gebied van structurele veranderingen in de informatiehuishouding van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De leden van de D66-fractie benadrukken dat tijdens het commissiedebat Wet open overheid van 16 maart jongstleden (Kamerstuk 32 802, nr. 68), de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die tevens de coördinerend Minister is voor de Woo, heeft toegezegd om een invoeringstoets uit te voeren. Genoemde leden gaan ervan uit de dat de specifieke uitdagingen die het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ondervindt bij deze casus, ook wordt meegenomen in de analyse van de toets. Kan de Minister dit bevestigen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het advies van het ACOI en de reactie van de Minister daarop in zijn brief. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Tevens hebben zij nog vragen over de antwoorden op vragen van de Minister over Coronawobs1.
Genoemde leden lezen in de brief van de Minister hij «de oproep tot overleg met journalisten en aanpassing werkwijze begrijpt en onderschrijft». En ook dat er inmiddels op 25 april 2023 een bijeenkomst is gehouden op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor alle journalisten die Woo-verzoeken hebben ingediend. Deze leden hebben de indruk dat tot zover alles redelijk in lijn is met het advies van het ACOI. Genoemde leden zijn er echter niet gerust op dat zij hier de geboorte van een werkelijk open bestuurscultuur zien en willen toch graag de Minister oproepen om dit «begin van overleg» als een nieuwe start te zien in het contact met verzoekers en dit ook toe te passen op andere gebieden en met betrekking tot andere verzoekers en dit overleg ook vooral zo goed mogelijk uit te bouwen en dit te blijven zien als belangrijk aandachtspunt. Graag ontvangen zij hierop een toezegging.
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief van de Minister: «Het maken van dergelijke algemene afspraken om het proces te versnellen is naar mijn mening in strijd met de zorgvuldigheid die de Woo van ons vereist. Artikel 4.4, derde lid, van de Woo verplicht een bestuursorgaan uit oogpunt van zorgvuldigheid belanghebbenden in de gelegenheid te stellen een zienswijze naar voren te brengen. Deze belanghebbenden mag ik niet passeren met algemene afspraken». Deze leden willen de Minister dringend oproepen meer te kijken naar wat wel kan in plaats van wat niet kan. De procedures zullen toch echt sneller moeten. «Zorgvuldigheid» is geen toverwoord waarna Woo-procedures een eeuwigheid vertraagd kunnen worden, dat is immers ook niet zorgvuldig. De journalist uit het verhaal heeft van februari 2021 tot 1 maart 2023 (!) moeten wachten voor hij zijn gevraagde informatie (deels) had ontvangen. Dat is echt niet acceptabel! Deze leden denken dat er in ieder geval basale algemene afspraken gemaakt moeten worden over levering en verder zou de Minister in ieder geval moeten proberen om met afzonderlijke belangrijke partijen tot meer gedifferentieerde afspraken te kunnen komen om het proces zo veel mogelijk te kunnen versnellen. Gaat de Minister hier mee aan de slag?
In antwoord op de vijfde vraag van de schriftelijke Kamervragen antwoordt de Minister dat op dat moment 125 juristen aan de afhandeling van de coronawobs werken. Tijdens een debat afgelopen week zei de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat het er inmiddels 200 zijn. Klopt dit? Deelt de Minister de mening dat als 125 of 200 juristen aan de oplevering van de coronawobs werken, dat een gepubliceerde productie van 30 (deel)besluiten in 2022 echt heel gering is2? Inmiddels hebben genoemde leden gezien dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de afgelopen tijd niet eerder gepubliceerde besluiten uit 2022 wel openbaarde. Deze leden willen toch graag weten of de opgeleverde productie aan de norm voldoet en of die, gezien het grote aantal juristen dat eraan werkt, niet flink omhoog kan en moet. Graag ontvangen zij hierop een reactie van de Minister.
De Minister antwoordt op de tweede vraag van de schriftelijke Kamervragen dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 428 coronawobs heeft ontvangen, en dat er tot 15 februari 2023 in totaal 138 zijn afgehandeld (werkvoorraad is dan 290). Deze leden vragen waarom dit niet overeenkomt met de publicaties van besluiten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op wobcovid19.rijksoverheid.nl. Op deze site staan slechts 94 documenten opgenomen, waarvan zelfs de helft deelbesluiten zijn. Kan de Minister dit ophelderen? Deelt hij de mening dat het aantal van 94 dan wel 138 afgehandelde coronawobs zeer gering is, te meer als er met 125 of 200 juristen aan wordt gewerkt? Op welke termijn zijn alle coronawobs afgehandeld?
Deze leden willen graag weten hoeveel coronawobs nog niet zijn afgehandeld uit de jaren 2020, 2021, 2022 en uit 2023. Deze leden ontvangen graag een overzicht van het onderhanden werk (volledig anoniem) waarin het onderwerp van het verzoek is opgenomen, de ontvangstdatum (voor de duur), een voortgangsstatus en een planning voor oplevering. Deze leden nemen aan dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zo’n overzicht heeft.
Begrijpen genoemde leden de Minister goed met het achtste antwoord van de schriftelijke Kamervragen dat het in 2022 dus 300.000 euro kost om een coronawob af te handelen en dat dat in 2023 nog meer gaat kosten? Deze leden vragen voor welk uurtarief de 125 of 200 juristen die de coronawobs afhandelen, gemiddeld werken. Deze leden vragen naar aanleiding van de antwoorden op de vragen over de dwangsommen die VWS betaalt over coronawobs op welke termijn het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de coronawobs waarop de dwangsommen betrekking hebben, denkt af te handelen.
Het valt deze leden op dat tussen de coronawobs die wel gepubliceerd zijn, nog steeds een hoop documenten (paar honderd) staan die missen. Deze leden lichten er zomaar eentje uit. Welk document hoort bij nummer 00000078-PHOTO-2020-04-27-10-26-40.jpg (uit Woo-besluit Chatberichten)? Wanneer worden de ontbrekende documenten gepubliceerd? Daarnaast is er bij coronawobs vaak sprake van documenten die opgeschort zijn, die dus nog niet verstrekt worden omdat derde-belanghebbenden nog hun zienswijze moeten geven. Deze leden constateren dat de verstrekking van deze documenten na afhandeling van de zienswijzen niet leidt tot publicatie van deze documenten. Genoemde leden willen graag weten of de Minister voornemens is om deze documenten alsnog openbaar te maken.
Deze leden vragen waarom zaken worden weggelakt onder de noemer «buiten verzoek». Zolang het geen gesprekken over het weer of privéaangelegenheden betreft, is er toch geen reden tot weglakken? Datzelfde geldt voor weglakken onder de noemer «dubbel». Wat maakt het uit of zaken die gepubliceerd worden, dubbel zijn? Genoemde leden vragen waarom gepubliceerde coronawobs vaak niet-doorzoekbaar zijn. Deelt de Minister de mening dat ze altijd doorzoekbaar moeten zijn?
De leden van de PVV-fractie zien tot hun spijt dat de Minister op het punt van de toepassing van de i-grond (dat wil zeggen bescherming goed functioneren van de staat) weer volledig in zijn afweermodus gaat. «Dit onderdeel van uw advies («meer concepten al dan niet gedeeltelijk openbaar te maken en in het bijzonder om bij concepten een nadere toelichting te geven) neem ik niet over.» Hier laat de Minister zijn eigen afwegingen het zwaarst wegen. Genoemde leden willen daar tegenover stellen dat zij als volksvertegenwoordigers de belangen van de kiezers en van de bevolking minstens zo zwaar vinden wegen als de belangen van de door de Minister genoemde instituties of individuele wetenschappers en andere deskundigen. In ieder geval zou, naar de mening van deze leden, ernaar gestreefd moeten worden om een goed afgewogen balans te vinden tussen bovengenoemde deelbelangen. Het evenwicht ligt nu veel te veel richting de Staat en veel te weinig richting de belangen van de burgers van dit land. Dit is onacceptabel naar de mening van de leden van de PVV-fractie en moet echt anders. Het moet echt mogelijk zijn om desnoods geanonimiseerd voor de betrokken Outbreak Management Team (OMT)-leden en wetenschappers meer van bovengenoemde documenten en verslagen van vergaderingen openbaar te maken zonder daarbij de belangen van de betrokken wetenschappers en ambtenaren te schaden. Zoals het ACOI in zijn overwegingen stelde: «Anders dan in zijn voorganger de Wob, is in de Woo het recht op toegang tot informatie voor iedereen verankerd». Deze leden krijgen hierop graag een reactie.
De leden van de PVV-fractie lezen verder dat: «De publicatie van eerder gemaakte afspraken en praktische handreikingen draagt mijns inziens niet bij aan transparantie, omdat deze stukken geen volledig beeld geven van de werkwijze en beoordeling door mijn ministerie. De handreikingen zijn in de loop der tijd sterk gewijzigd en nog steeds aan verandering onderhevig vanwege de opbouw en voortdurende leercurve van de organisatie». Genoemde leden zijn het hier niet mee eens. Juist gewijzigde handleidingen en inzichten zijn van groot belang voor wetenschappelijk onderzoek (bijvoorbeeld door de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV)), ook in een later stadium, om duidelijk te maken hoe deze in de loop van de pandemie en op grond van gewijzigde omstandigheden zijn veranderd en aangepast en dit moet júist ook een «leercurve» zijn om ons als land voor te (kunnen) bereiden op een volgende pandemie. Daarbij moeten ook onafhankelijke wetenschappers en journalisten de mogelijkheid hebben om deze informatie op hun merites te beoordelen en daarover te publiceren. Onderschrijft de Minister dit standpunt?
Genoemde leden denken dat de Minister wat (voorzichtige) stappen heeft gezet ter verbetering van openheid en openbaarheid van bestuur, maar deze leden zien toch ook nog een aantal stevige tekortkomingen en wat van de oude terugtrekkende bewegingen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarom zeggen deze leden nogmaals en met het ACOI: Openbaarheid voor een ieder is de norm, en uitzonderingsgronden dienen spaarzaam te worden toegepast. Openbare verantwoording bevordert (immers) integriteit!
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het advies van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zij hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over. Deze leden lezen in het advies van het ACOI dat «vertrouwelijke inzage in een beperkte selectie van de geweigerde documenten [...] [uitwees] dat een deel in aanmerking had moeten komen voor geanonimiseerde of gedeeltelijke openbaarmaking». Hoe reageert de Minister op deze stelling? Wat zegt dit over de wijze waarop het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bepaalt of documenten kunnen worden geopenbaard? Heeft deze constatering van het ACOI geleid tot wijzigingen in het beoordelingsproces, zodat dit bij andere Woo-verzoeken niet weer gebeurt?
De leden van de SP-fractie constateren dat de kritiek van het ACOI op de aangepaste werkwijze van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zeer fors is: «Het Adviescollege meent dat de werkwijze de controlerende functie van de journalistiek belemmert en dat ook de toegang tot overheidsinformatie voor eenieder in het gedrang is». Zij lezen daarnaast dat het ACOI «het liefst [zou] zien dat VWS alsnog de resterende verzoeken individueel afhandelt en daarvoor overleg zoekt met de verzoekers». Hoe reageert de Minister op deze forse uitspraken van het adviescollege? Is dit voor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reden om bij toekomstige vergelijkbare situaties niet meer te werken met een dergelijke aangepaste werkwijze?
Het ACOI gaf het advies «Ga alsnog in overleg met de journalistieke beroepsgroep en pas uw werkwijze aan zodat journalisten hun functie weer kunnen vervullen». De leden van de SP-fractie vragen wat precies gebeurt bij het ministerie om deze aanbeveling uit te voeren. Het ACOI gaf daarnaast het advies «Maak meer informatie openbaar door de i-grond spaarzaam toe te passen». Deze leden vragen wat precies gebeurt bij het ministerie om deze aanbeveling uit te voeren. Het ACOI gaf ten slotte het advies «Wees maximaal transparant over motieven voor vertrouwelijkheid». Genoemde leden vragen wat precies gebeurt bij het ministerie om deze aanbeveling uit te voeren.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de achterstand van het behandelen van Woo-verzoeken inmiddels is afgenomen. Hoe lang was de wachttijd tussen het indienen van een Woo / Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-verzoek en de afhandeling hiervan op het hoogtepunt en hoe lang is dit momenteel? Genoemde leden vragen de Minister wanneer hij verwacht dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal kunnen voldoen aan de eisen van de Woo.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse de beleidsreactie op het advies van het ACOI gelezen. Dit roept wel enkele vragen op. Zij lezen dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wil gaan werken met vertrouwelijke inzage van documenten als er een vertrouwensband is tussen partijen. Hoe definieert de Minister een vertrouwensband? Hoe wil de Minister op een eerlijke manier omgaan met de inzet van de vertrouwelijke inzage? Kan de Minister specifiek ingaan op de toepassing van de i-grond met als uitgangspunt «openbaar tenzij»? Wordt dit uitgangspunt nu voldoende toegepast door het Minister en waar blijkt dat uit, gezien het advies van het ACOI?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van de Minister met betrekking tot het advies van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en zij hebben nog een aantal vragen. Deze leden valt het op dat de Minister in zijn reactie aangeeft dat «de teller op ruim 400 verzoeken staat sinds de coronacrisis» en merken op dat dit wat hen betreft geen exorbitant hoog aantal is. Zelfs met alle uitdagingen en problemen die de Minister meldt, moet het toch mogelijk zijn om deze verzoeken voortvarend en in volledigheid af te handelen? Vindt de Minister niet dat informatieverzoeken over wat de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog is geweest de allerhoogste prioriteit moet hebben binnen het ministerie, dat in deze crisis een cruciale en leidende rol heeft gespeeld bij het maken en uitvoeren van beleid met betrekking tot deze crisis?
Kan de Minister uitleggen waarom hij blijft vasthouden aan de zogeheten «gefaseerde aanpak», terwijl het inmiddels duidelijk is dat het hierdoor voor journalisten en parlementariërs vrijwel onmogelijk is om de vrijgegeven informatie adequaat te kunnen duiden, beoordelen en toetsen? Waarom klaagt de Minister bij de beantwoording van Kamervragen en berichtgeving in de (sociale) media op basis van vrijgegeven Wob/Woo-documentatie steevast over de «verkeerde context» waarin deze informatie wordt gepubliceerd door derden, terwijl zijn ministerie er door de afhandelingsstrategie van informatieverzoeken eigenhandig voor zorgt dat duiding van deze vrijgegeven informatie bijzonder ingewikkeld is? Waarom kan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de opgevraagde informatie niet chronologisch en in de context behorend bij het betreffende Wob/Woo-verzoek verstrekken? Vindt de Minister niet dat deze aanpak zorgt voor verstoring van democratisch proces en de controlerende taak van de Kamer en de journalistiek bovendien frustreert?
De leden van de Groep Van Haga vinden het verwonderlijk dat de Minister in zijn brief aangeeft dat de adviezen die het ACOI geeft en die bovendien gestoeld zijn op de wettelijke grondslag van de Woo, «naar zijn mening» niet opgevolgd kunnen worden, onder andere omdat deze de zorgvuldigheid van de Woo zouden aantasten. Hoe kan het dat inmiddels meerdere partijen, rechters en staatsrechtelijk deskundigen de Minister hebben gewezen op de bepalingen in de Woo en hebben geoordeeld dat de manier van handelen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport juist tegengesteld is aan wat de Woo voorschrijft, maar dat de Minister ervoor kiest om de wet vrij en naar eigen inzicht te interpreteren? Kortom: waarom overtreedt de Minister bewust, actief en stelselmatig de wet?
Genoemde leden hebben de Minister herhaaldelijk gevraagd om te concretiseren welk «belang van de Staat» in het geding komt door het vrijgeven van informatie over de coronacrisis waar middels Woo-verzoeken om wordt gevraagd. Waarom weigert de Minister te verklaren op welke manier het verschaffen van transparantie over het coronabeleid en de keuzes die zijn gemaakt een risico vormt voor het belang en goed functioneren van de Nederlandse Staat? Waarom geeft de Minister geen gehoor aan de vele deskundigen die aangeven dat hij de verschoningsgronden van de Woo helemaal niet (meer) mag inzetten? Indien hij vindt dat hij van deze verschoningsgronden wel gebruik kan maken, omdat «vertrouwelijkheid voor langere tijd noodzakelijk is», zoals hij beweert, welke (juridische) onderbouwing en rechtvaardiging heeft hij hier dan voor nu de coronacrisis voorbij is en er dus geen sprake meer is van een noodsituatie, anders dan het slechts noemen van de verschoningsgrond zonder verantwoording daarvoor? Als wij ervan uitgaan dat het kabinet en het OMT altijd naar eer en geweten hebben gehandeld, zelfs als er «controversiële standpunten» en dusdanige gesprekken zijn geweest en de (epidemiologische, grondwettelijke, maatschappelijke, economische) informatie, overwegingen en grondslagen waarop het coronabeleid gebaseerd was logisch te onderbouwen zijn en de communicatie daarover van het kabinet met, tussen en door andere adviserende en beslissingsbevoegde gremia ook daarop gebaseerd was, is er toch geen reden om deze informatie geheim te houden, aangezien hieraan sluitende en zuivere duiding kan worden gegeven en verantwoording over kan worden afgelegd? De leden van de Groep Van Haga willen graag van de Minister weten wanneer hij met de in zijn brief aangekondigde «nadere motivatie» van de i-gronden zal komen en wat deze dan behelst.
Voorts willen de leden van de Groep Van Haga graag een uitleg van de Minister over zijn directe en intensieve betrokkenheid bij het afhandelen van Wob/Woo-verzoeken met betrekking tot de coronacrisis. Uit documentatie naar aanleiding van een Woo-verzoek van de Groep Van Haga blijkt duidelijk dat zowel de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, als de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de afhandelingsstrategie en woordvoeringslijn over dit verzoek nauw betrokken zijn. Kan de Minister uitleggen wat hiervan de reden is? Is het gebruikelijk dat bewindspersonen zich op een dusdanig intensieve wijze persoonlijk bezighouden met Woo-verzoeken, of gebeurt dat alleen bij verzoeken die betrekking hebben op de coronacrisis en/of bepaalde verzoekers? Waarom ontbreken de gevraagde chat- en sms-berichten betreffende het onderwerp van het Woo-verzoek geheel? Zijn deze berichten er in het geheel niet en betekent dat dus dat de Ministers en/of hun ambtenaren en/of het OMT en/of andere gremia nooit sms- en/of app-contact hebben gehad met betrekking tot de «onbedoeld en ongewild» bewaarde OMT-opnames waar in het Woo-verzoek om gevraagd wordt? Hebben de Ministers over deze opnames en het Woo-verzoek weleens contact (gehad) met (oud)OMT-leden en zo ja, op welke manier? Kan de Minister verklaren waarom uit de opgeleverde documentatie blijkt dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich bij de afhandeling van het Woo-verzoek van de Groep Van Haga voornamelijk bezig lijkt te houden met het proces van afhandeling en het de-escaleren van situaties (in de media) die mogelijk nadelig kunnen uitpakken voor het ministerie en/of van het kabinet en niet met de inhoud van het Woo-verzoek? Hoe reflecteert de Minister op zijn eigen onafhankelijkheid in deze kwestie, daar hij zelf op enig moment deel uitmaakte van het OMT? Vindt hij niet dat het beter zou zijn als hij zich niet bemoeide met het afhandelen van corona-Woo-verzoeken en dat het wellicht zelfs beter zou zijn als de afhandeling van dergelijke verzoeken in zijn geheel zou worden belegd bij een ander ministerie, bijvoorbeeld het Ministerie van Justitie en Veiligheid, teneinde elke (schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen?
Kan de Minister ook uitleggen waarom hij een advies van een commissie die door het kabinet zelf nog maar kort geleden in het leven is geroepen, juist met als doel meer openheid en transparantie van bestuur te bewerkstelligen, in de wind slaat en daarvoor bovendien geen logische onderbouwing biedt? Is het ACOI dan slechts een symbolisch en beeldvormend orgaan? Indien dat niet het geval is, kan de Minister dan aangeven wanneer het oordeel en de adviezen van dit orgaan door het kabinet wel ter harte worden genomen en daaraan opvolging wordt gegeven? Welke criteria worden daarvoor dan gehanteerd en bestaat er een concreet en gefundeerd afwegingskader?
Kan de Minister de volgende passage uit zijn brief nader verklaren: «Artikel 2.4, vijfde lid, van de Woo is opgenomen ter voorkoming van desinformatie in situaties waarin overheidsorganen willens en wetens minder betrouwbare informatie naar buiten brengen als ware deze juist en volledig. Deze bepaling is derhalve niet geschreven om stukken openbaar te maken die op grond van weigeringsgronden in de Woo vertrouwelijke behandeling rechtvaardigen. Het Secretaris Generaal / plv. Secretaris Generaal Programmadirectie Openbaarheid Team F Kenmerk 3598473–1048681-PDO Pagina 5 van 1 bieden van dergelijke contextinformatie past enkel in uitzonderingssituaties»?
Moeten genoemde leden hieruit nu concluderen dat de overheid dus «willens en wetens minder betrouwbare informatie naar buiten kan brengen als ware deze juist en volledig», maar dat deze informatie niet gecontroleerd en getoetst hoeft te worden als daartoe een informatieverzoek wordt gedaan, op basis van de wet? De overheid kan hiermee dus altijd alle «minder betrouwbare» informatie die is gecommuniceerd als waarheid een «vertrouwelijke behandeling» toebedelen en kan daarmee dus waarheidsvinding, effectuering, controle en evaluatie blokkeren. Kan de Minister uitleggen waarom hij dit geoorloofd vindt en hoe hij dat rijmt met de volgens het kabinet «ontwrichtende rol van desinformatie in onze samenleving»?
Ook willen de leden van de Groep Van Haga graag van de Minister weten waarom hij cruciale epidemiologische informatie bewust buiten het bereik van de Woo houdt, bijvoorbeeld door deze informatie onder te brengen bij privaatrechtelijke organisaties en/of het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (waarmee deze informatie dus onder de Wet CBS komt te vallen), door niet-privacygevoelige informatie te koppen aan wel-privacygevoelige informatie, waardoor deze informatie niet geopenbaard hoeft te worden en door de Europese transparantierichtlijnen niet op te volgen.
Afrondend willen deze leden graag een antwoord en reflectie van de Minister op de volgende vraag: vindt de Minister niet dat door het weigeren van transparantie en openheid van bestuur het door de Minister zo belangrijk geachte «belang van de Staat» juist ernstig in gevaar komt, aangezien het vertrouwen in de politiek hierdoor zienderogen afneemt en dat zorgt voor groeiende maatschappelijke onrust en polarisatie?
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heeft met verbazing de reactie van de Minister gelezen naar aanleiding van het advies van het ACOI. Dit advies is uitgebracht naar aanleiding van een klacht van een journalist over de afhandeling van Woo-verzoeken door het ministerie. Verschillende onderdelen van het advies van het ACOI worden volgens genoemd lid door de Minister te gemakkelijk naast zich neergelegd. Het baart het lid Omtzigt zorgen dat een groot deel van de Wob- en Woo-verzoeken naar COVID-19 nog lang niet zijn afgehandeld en dat naar verwachting een groot aantal nieuwe bezwaar en beroepsprocedures komen. Daarnaast liggen er heldere rechterlijke uitspraken. Het lid concludeert dat het uitvoeren van de rechterlijke uitspraken over Wob- en Woo-verzoeken inzake COVID-19 geen prioriteit heeft voor de regering. Is de Minister het eens met het lid Omtzigt dat het ministerie zichzelf niet boven de wet kan plaatsen en dat de huidige afhandeling van verzoeken journalisten belemmert om hun werk goed uit te kunnen voeren?
Het lid Omtzigt heeft een motie3 ingediend die de regering verzocht alle uitspraken van de rechter over de opvolging van de Wob-/Woo-verzoeken uit te voeren en binnen twee maanden te rapporteren over de uitvoering van deze motie. Tot de grote verbazing van genoemd lid werd deze motie verworpen door de vier regeringspartijen, die daarmee aangaven dat er kennelijk uitzonderingen zijn wanneer de regering zich niet aan de uitspraken van de rechter hoeft te houden.
Genoemd lid wil graag een volledig overzicht van alle rechterlijke uitspraken over Wob/Woo-zaken die corona-gerelateerd zijn. Bij elk van deze uitspraken wil hij graag de volgende gegevens ontvangen:
– Inhoud van het Wob-verzoek en inschatting van het Ministerie van de werklast die daarmee gepaard gaat;
– Uitspraak van de rechter (indien openbaar met link);
– Heeft de regering de uitspraak volledig opgevolgd, gedeeltelijk opgevolgd of niet opgevolgd? (Als gedeeltelijk: welk gedeelte)
– Dwangsom, boete: is de regering een dwangsom, boete verschuldigd en zo ja, is die opgeëist en uitbetaald?
Genoemd lid ontvangt deze lijst graag binnen een maand.
Het ministerie heeft tot nu toe steeds geweigerd (voorbereidende) documenten van het OMT (ook Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-onderzoeken) openbaar te maken. Er is sprake van een onnavolgbare weigering van documenten met een beroep op de bescherming van het goed functioneren van de Staat (Woo, artikel 5.1, tweede lid onder i). Er is daarnaast een gebrekkige motivering van de weigering van documenten op basis van de i-grond. Het lid Omtzigt verzoekt de Minister de (actuele) werkinstructies van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op basis waarvan bepaald wordt wanneer een verzoeker een document (deels) geweigerd wordt of juist wel wordt gedeeld, binnen twee weken openbaar te maken en met de Kamer te delen.
Het lid Omtzigt vindt het onbegrijpelijk dat de Minister het advies van het ACOI niet opvolgt om de weigering van voorbereidende documenten van het OMT te heroverwegen, ook als het gaat om de informatie/documenten over de werkwijze, prognoses en scenario’s. De reden waarom dit niet zou kunnen volgens de Minister, wordt volgens het lid Omtzigt voorkomen door persoonlijke beleidsopvattingen te anonimiseren. Er is absoluut geen reden volgens het lid Omtzigt om voorbereidende documenten van het OMT niet te delen, aangezien zij een essentiële rol hebben gespeeld in de nationale crisissituatie en het kabinetsbeleid en er daarom inzicht moet zijn in totstandkoming van adviezen/overwegingen en besluitvorming. Genoemd lid leest dat de Minister als argument aanvoert dat het OMT alleen goed kan functioneren, wanneer sprake is van absolute vertrouwelijkheid. Hoe reflecteert de Minister dan op het feit dat OMT-leden regelmatig de publiciteit, journalisten en talkshows hebben opgezocht? Hoe verenigt de Minister dit met de grond waarop hij nu weigert in het belang van het functioneren van de Staat deze informatie openbaar te maken? Het lid Omtzigt verzoekt de Minister dit besluit om het advies van het ACOI niet op te volgen, te heroverwegen. Is de Minister bereid zijn besluit te heroverwegen, tevens als het gaat om concepten (gedeeltelijk) openbaar te maken?
Het lid Omtzigt is het met het ACOI eens dat weigering op basis van i-grond spaarzamer moet worden toegepast. Er wordt te vaak een beroep gedaan op uitzonderingsgronden. Genoemd lid vindt het dan ook terecht dat de Minister aangeeft dat op de inventarislijst bij documenten die geheel of gedeeltelijk zijn geweigerd onder toepassing van de i-grond, zo spoedig mogelijk een verduidelijking komt te staan van deze weigering. Het lid vraagt wanneer deze verduidelijking bij geweigerde documenten gereed kan zijn en om deze inventarislijst met verduidelijking ook zo snel mogelijk aan de Kamer te doen toekomen. Tevens benadrukt hij dat dit vanzelfsprekend zou moeten zijn om motivering aan te leveren bij ieder document die wordt geweigerd onder toepassing van de i-grond. Graag ontvangt het lid Omtzigt een reactie hierop.
Het ACOI concludeerde dat het ministerie niet levert waar de verzoekers om vragen, namelijk een tijdige openbaarmaking van specifiek de informatie die voor hen van belang is. Het lid Omtzigt leest dat informatie wordt geleverd op moeilijk te doorgronden wijze. Er wordt veel meer informatie verstrekt dan gevraagd en dit gebeurt ook nog in stukjes via moeilijk te doorgronden opeenvolgende deelbesluiten. Is de Minister het met het genoemde lid eens dat dit het werk van journalisten bemoeilijkt? Herkent de Minister deze werkwijze hoe documenten worden aangeleverd vanuit het ministerie en wat wordt precies gedaan om te voorkomen dat deze werkwijze zich voortzet?
Tot slot ontvangt het lid Omtzigt binnen een week nog graag een reactie naar aanleiding van de toezegging van de Minister, inmiddels twee maanden geleden, om de directeur van het RIVM te vragen om informatie te verstrekken over de vraag of de wijzigingen in het conceptadvies van het OMT-advies gedragen worden door het conceptverslag en het verslag van de vergadering van 14 april 2020, mogelijk na raadpleging van de personen die deelgenomen hebben aan de vergadering van 14 april.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met daarin zijn reactie op het advies van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) naar aanleiding van een klacht van een journalist over de afhandeling van Wet open overheid (Woo)-verzoeken. Deze leden danken de Minister voor het delen van zijn reactie en hebben hierbij nog enkele vragen. De reactie op het advies gaat voornamelijk over Woo-verzoeken gerelateerd aan de coronacrisis waarbij de teller inmiddels op 440 verzoeken sinds de start van de coronacrisis staat. Genoemde leden zijn benieuwd naar wat het totaal aantal verzoeken op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is.
Binnen VWS worden de Woo-verzoeken over de coronacrisis door de Programmadirectie Openbaarheid (hierna: PDO) afgehandeld en de reguliere Woo-verzoeken door de directie Wetgeving en Juridische Zaken (hierna: WJZ). Het totaal aantal verzoeken op het Ministerie van VWS is 353 met als peildatum 31 augustus 2023. Hiervan zijn 266 verzoeken in behandeling bij PDO en 87 verzoeken in behandeling bij WJZ.
De leden van de VVD-fractie lezen de opmerking van de Minister waarin hij aangeeft dat er veel uitdagingen zijn en dat hij alles wat in zijn macht ligt doet om verzoekers sneller en efficiënter van de gevraagde informatie te voorzien. Kan de Minister aangeven hoe op dit moment op het ministerie wordt omgegaan en rekening wordt gehouden met het gegeven dat alles middels Woo-verzoeken opgevraagd kan worden? Hoe wordt de tijd die hiermee gemoeid is, efficiënt gebruikt?
Een Woo-verzoek moet betrekking hebben op «publieke informatie», dat betekent dat het verzoek betrekking moet hebben op het beleid van het ministerie, de voorbereiding en de uitvoering daarvan. Binnen het Ministerie van VWS wordt gewerkt aan een structurele verbetering van de archivering en het gebruik van ICT systemen zoals ZyLab en waar mogelijk kunstmatige intelligentie. Dit helpt ervoor te zorgen dat informatie sneller kan worden teruggevonden.
Genoemde leden begrijpen dat – gezien de hoeveelheid verzoeken – het op tijd afhandelen van verzoeken een uitdaging is en niet altijd lukt, maar zien dat de Minister werk maakt van openbaarheid. Zij willen dan ook de Minister vragen naar zijn visie op de afhandeling van de Woo-procedures.
De afhandeling van Woo-procedures neemt veel tijd in beslag. Zoals in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19» van 1 juni 2023 vermeld, staat het Ministerie van VWS bij de afhandeling van Woo-verzoeken en -procedures voor een aantal uitdagingen.4 Desalniettemin probeer ik continue het (primaire) beoordelingsproces te verbeteren en te versnellen. Ik doe daarbij alles wat in mijn macht ligt om verzoekers, binnen de kaders van de Woo, sneller en efficiënter van de gevraagde informatie te voorzien.
In zijn brief geeft de Minister aan dat hij in de reactie inzicht geeft in hoe het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op korte termijn gaat zorgen voor verbetering. Deze leden vragen dan ook hoe de Minister kijkt naar toekomstige Woo-procedures. Acht hij de aangegeven verbeteringen ook geschikt voor de lange termijn?
Het Ministerie van VWS heeft op dit moment veel achterstanden. Er wordt met man en macht gewerkt om deze achterstanden weg te werken. Desalniettemin is niet uit te sluiten dat nieuwe procedures worden geïnitieerd. Met de ingeslagen verbeteringen is de verwachting dat we de achterstanden kunnen inlopen. Er wordt continue ingezet op verbetering en de verdere ontwikkeling van de werkprocessen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de documenten omtrent het advies van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zij hebben daarbij nog enkele vragen. Deze leden zijn positief over de inzet van de Minister om met journalisten, op advies van het ACOI, in gesprek te treden over onder andere prioritering in bepaalde stukken en vertrouwde inzage. Genoemde leden lezen dat de Minister het belang van zorgvuldige en terughoudende toepassing van de weigeringsgrond onderschrijft. Genoemde leden sluiten hierbij aan en zijn van mening dat wanneer een weigering plaatsvindt op basis van de weigeringsgrond van artikel 5.1, tweede lid, onder i, van de Woo, (de i-grond), dit ook goed onderbouwd dient te worden. Dit is ook het juridische uitgangspunt.
Genoemde leden achten een transparante overheid van groot belang en hebben tegelijkertijd begrip voor de complexe afweging in het belang van de staat. Zij willen het belang van veiligheid van wetenschappers en onderzoekers bij deze benadrukken. Zeker gezien de recente, zorgelijke, ontwikkeling dat wetenschappers steeds meer te maken krijgen met bedreiging, intimidatie en haatreacties.
Kan de Minister al verder uitweiden over wat allemaal op de website moet komen, gezien de fase 1 tot juni 2023 duurt? In dit kader vragen de leden van de D66- fractie ook aan de Minister wat de terugkoppeling was van de verzoekers als het gaat om de bruikbaarheid van de website.
Op de website komen alle Woo-besluiten, met daarbij de bijbehorende documenten. Deze documenten moeten zo toegankelijk mogelijk, doorzoekbaar en makkelijk vindbaar zijn. Van verzoekers kreeg ik te horen dat de openbaar gemaakte documenten niet goed doorzoekbaar zijn. Dit kwam door de te grote hoeveelheid documenten die in één PDF worden gecombineerd. Dit was de situatie van voor september 2023. Vanaf 7 september 2023 worden de documenten die voorheen op wobcovid19.rijksoverheid.nl werden gepubliceerd, geplaatst op het Woo-platform5. De documenten kunnen hier individueel gedownload en doorzocht worden. De komende maanden worden alle documenten die geplaatst zijn op wobcovid19.rijksoverheid.nl ook geplaatst op het Woo-platform, zodat ook deze documenten makkelijker vindbaar en doorzoekbaar zijn.
Tevens vragen genoemde leden of de Minister verder in kan gaan over of op dit moment ook stappen worden gezet op het gebied van structurele veranderingen in de informatiehuishouding van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De archivering binnen het Ministerie van VWS zal met het programma «VWS Open op Orde», structureel verbeterd worden.6 Het programma sluit aan bij het rijksbrede programma Open op Orde voor de versterking van de informatiehuishouding. Dit rijksbrede programma loopt tot 2026 (gelijktijdig met het programma «VWS Open op orde»). De actieplannen van de departementen, waaronder het plan van VWS, zijn in juli 2022 door de Staatssecretaris van BZK met uw Kamer gedeeld.7
De leden van de D66-fractie benadrukken dat tijdens het commissiedebat Wet open overheid van 16 maart jongstleden, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die tevens de coördinerend Minister is voor de Woo, heeft toegezegd om een invoeringstoets uit te voeren. Genoemde leden gaan ervan uit de dat de specifieke uitdagingen die het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ondervindt bij deze casus, ook wordt meegenomen in de analyse van de toets. Kan de Minister dit bevestigen?
De Woo-invoeringstoets betreft een inventarisatiestudie van knelpunten en best practices die gebruikers van de Woo en bestuursorganen ervaren. Zoals de Minister van BZK in haar brief van 7 juli jl. heeft aangegeven, wordt de invoeringstoets uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau. Dit onderzoeksbureau geeft het onderzoek vorm en benadert de respondenten. Inmiddels is het Ministerie van VWS ook benadert om middels een enquête de ervaringen en uitdagingen die het ministerie ondervindt bij toepassing van de Woo aan te geven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het advies van het ACOI en de reactie van de Minister daarop in zijn brief. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Tevens hebben zij nog vragen over de antwoorden op vragen van de Minister over Coronawobs8.
Genoemde leden lezen in de brief van de Minister hij «de oproep tot overleg met journalisten en aanpassing werkwijze begrijpt en onderschrijft». En ook dat er inmiddels op 25 april 2023 een bijeenkomst is gehouden op het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor alle journalisten die Woo-verzoeken hebben ingediend. Deze leden hebben de indruk dat tot zover alles redelijk in lijn is met het advies van het ACOI. Genoemde leden zijn er echter niet gerust op dat zij hier de geboorte van een werkelijk open bestuurscultuur zien en willen toch graag de Minister oproepen om dit «begin van overleg» als een nieuwe start te zien in het contact met verzoekers en dit ook toe te passen op andere gebieden en met betrekking tot andere verzoekers en dit overleg ook vooral zo goed mogelijk uit te bouwen en dit te blijven zien als belangrijk aandachtspunt. Graag ontvangen zij hierop een toezegging.
Het Ministerie van VWS hecht veel waarde aan contact met Woo-verzoekers. Binnen het Ministerie van VWS worden de Woo-verzoeken over de coronacrisis door PDO afgehandeld en de reguliere Woo-verzoeken door WJZ. Het Ministerie van VWS had begin september 2023 een journalistenbijeenkomst georganiseerd die zou voortbouwen op de bijeenkomst die in april jongstleden heeft plaatsgevonden. Helaas bleek onder journalisten onvoldoende animo voor de bijeenkomst, waardoor deze is geannuleerd. Met andere verzoekers heeft PDO contact gelegd om input op te halen die gebruikt kan worden voor het Woo-platform dat 7 september 2023 online is gegaan. Op dat platform zullen later dit jaar de besluiten en daarmee gemoeide documenten gepubliceerd worden die al gepubliceerd zijn op wobcovid19.rijksoverheid.nl. Ook nieuw te publiceren besluiten en daarbij behorende documenten zullen op het platform gepubliceerd worden. De gepubliceerde documenten zullen toegankelijker, beter doorzoekbaar en makkelijk vindbaar zijn. Recentelijk heeft PDO contact gelegd met verzoekers om zodoende te peilen welke informatiebehoefte de meeste prioriteit moet krijgen.
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief van de Minister: «Het maken van dergelijke algemene afspraken om het proces te versnellen is naar mijn mening in strijd met de zorgvuldigheid die de Woo van ons vereist. Artikel 4.4, derde lid, van de Woo verplicht een bestuursorgaan uit oogpunt van zorgvuldigheid belanghebbenden in de gelegenheid te stellen een zienswijze naar voren te brengen. Deze belanghebbenden mag ik niet passeren met algemene afspraken». Deze leden willen de Minister dringend oproepen meer te kijken naar wat wel kan in plaats van wat niet kan. De procedures zullen toch echt sneller moeten. «Zorgvuldigheid» is geen toverwoord waarna Woo-procedures een eeuwigheid vertraagd kunnen worden, dat is immers ook niet zorgvuldig. De journalist uit het verhaal heeft van februari 2021 tot 1 maart 2023 (!) moeten wachten voor hij zijn gevraagde informatie (deels) had ontvangen. Dat is echt niet acceptabel! Deze leden denken dat er in ieder geval basale algemene afspraken gemaakt moeten worden over levering en verder zou de Minister in ieder geval moeten proberen om met afzonderlijke belangrijke partijen tot meer gedifferentieerde afspraken te kunnen komen om het proces zo veel mogelijk te kunnen versnellen. Gaat de Minister hier mee aan de slag?
Eind april is tijdens een bijeenkomst met journalisten gesproken over gedifferentieerde afspraken over een versnelde openbaarmaking van bepaalde documenten. Journalisten zijn uitgenodigd om begin september verder te praten over deze afspraken, maar helaas zijn de journalisten niet ingegaan op deze uitnodiging. Verder heeft het Ministerie van VWS met alle verzoekers telefonisch contact opgenomen om uit te vragen of zij nog belang hebben bij de openbaarmaking van de gevraagde documenten en of er documenten zijn die zij met voorrang openbaar gemaakt zouden willen hebben. Het Ministerie van VWS werkt hiermee aan een aantal algemene en gedifferentieerde afspraken om het proces zo veel mogelijk te versnellen.
In antwoord op de vijfde vraag van de schriftelijke Kamervragen antwoordt de Minister dat op dat moment 125 juristen aan de afhandeling van de coronawobs werken. Tijdens een debat afgelopen week zei de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dat het er inmiddels 200 zijn. Klopt dit?
Het aantal Woo-juristen die zich bezig houden met de afhandeling van de corona Woo-verzoeken betrof op 1 februari 2023 125 juristen. Inmiddels is dit aantal door vertrek van een aantal juristen afgenomen tot 94 juristen. Dit aantal betreft enkel de juristen die bij PDO werkzaam zijn met als peildatum 25 augustus 2023. Verder werken er 16 juristen bij de directie WJZ aan Woo-verzoeken die geen betrekking hebben op corona.
Deelt de Minister de mening dat als 125 of 200 juristen aan de oplevering van de coronawobs werken, dat een gepubliceerde productie van 30 (deel)besluiten in 2022 echt heel gering is9? Inmiddels hebben genoemde leden gezien dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de afgelopen tijd niet eerder gepubliceerde besluiten uit 2022 wel openbaarde. Deze leden willen toch graag weten of de opgeleverde productie aan de norm voldoet en of die, gezien het grote aantal juristen dat eraan werkt, niet flink omhoog kan en moet. Graag ontvangen zij hierop een reactie van de Minister.
Binnen VWS worden de Woo-verzoeken over de coronacrisis door PDO afgehandeld en de reguliere Woo-verzoeken door WJZ. Zoals ook genoemd in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoeken naar informatie over COVID-19», staat PDO voor vele uitdagingen bij de afhandeling van de vele corona Woo-verzoeken.10 In mijn antwoord op de vraag over het aantal juristen dat momenteel werkt aan de corona Woo-verzoeken heb ik u ook aangegeven dat dit aantal lager is dan in de vraag wordt aangegeven. Het doel blijft om zo snel en zoveel mogelijk documenten openbaar te maken. In dat kader onderzoekt PDO doorlopend waar er mogelijkheden zijn voor verbetering van de werkprocessen en waar versnelling in de afhandeling kan worden aangebracht, bijvoorbeeld door middel van de inzet van kunstmatige intelligentie en door gesprekken met verzoekers over wat beter kan.
De Minister antwoordt op de tweede vraag van de schriftelijke Kamervragen dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 428 coronawobs heeft ontvangen, en dat er tot 15 februari 2023 in totaal 138 zijn afgehandeld (werkvoorraad is dan 290). Deze leden vragen waarom dit niet overeenkomt met de publicaties van besluiten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op wobcovid19.rijksoverheid.nl. Op deze site staan slechts 94 documenten opgenomen, waarvan zelfs de helft deelbesluiten zijn. Kan de Minister dit ophelderen?
Daar zijn twee redenen voor te geven. Allereerst komt dit doordat niet alle afwijzende besluiten op wobcovid19.rijksoverheid.nl zijn gepubliceerd. PDO is momenteel bezig om alle nog niet gepubliceerde afwijzende besluiten te publiceren. Ten tweede geldt dat sommige verzoeken zijn afgedaan met een burgerbrief. Het Ministerie van VWS publiceert alleen Woo-besluiten en geen burgerbrieven.
Deelt hij de mening dat het aantal van 94 dan wel 138 afgehandelde coronawobs zeer gering is, te meer als er met 125 of 200 juristen aan wordt gewerkt?
Deze mening deel ik niet. Veel verzoeken zijn omvangrijk en zeer complex. Veel verzoekers vragen informatie over een langere periode. Bovendien blijft het beoordelen handwerk van de juristen.
Op welke termijn zijn alle coronawobs afgehandeld?
Er is helaas geen exact antwoord te geven op uw vraag. Ik licht dit graag nader toe. Er wordt in de meeste gevallen om een grote hoeveelheid documenten gevraagd waarbij de verzoeken zien op een ruime tijdsperiode. Daarnaast worden er ondanks dat de coronacrisis al langere tijd achter ons ligt, regelmatig nieuwe Woo-verzoeken over deze periode ingediend. Het beoordelen van de documenten blijft handwerk waarbij elk document één voor één moet worden nagelopen en beoordeeld. PDO past bovendien het vier-ogenprincipe toe. Dit houdt in dat elk document door een tweede jurist gecontroleerd wordt. Deze werkwijze zorgt voor een grote mate van zorgvuldigheid, maar neemt wel de nodige tijd in beslag, waardoor dus niet met zekerheid gezegd kan worden wanneer alle corona Woo-verzoeken afgehandeld zullen zijn.
Deze leden willen graag weten hoeveel coronawobs nog niet zijn afgehandeld uit de jaren 2020, 2021, 2022 en uit 2023. Deze leden ontvangen graag een overzicht van het onderhanden werk (volledig anoniem) waarin het onderwerp van het verzoek is opgenomen, de ontvangstdatum (voor de duur), een voortgangsstatus en een planning voor oplevering. Deze leden nemen aan dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zo’n overzicht heeft.
Nee, een overzicht zoals dat hier door de leden van PVV gevraagd wordt, heeft het Ministerie van VWS niet. Wel wordt er jaarlijks in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) gerapporteerd over de afhandeling van Woo-verzoeken. In die rapportage wordt gerapporteerd over de afhandelingstermijnen van Woo-verzoeken, de Woo-bezwaren, de Woo-(hoger) beroepen en de dwangsommen wegens niet tijdig beslissen. In het laatste kwartaal van dit jaar wordt de nieuwe rapportage voorbereid. Hieronder volgt een overzicht van de verzoeken die over de afgelopen jaren nog niet (volledig) zijn afgehandeld.
2020: 43
2021: 125
2022: 57
2023: 41 (t/m 31 augustus 2023)
Begrijpen genoemde leden de Minister goed met het achtste antwoord van de schriftelijke Kamervragen dat het in 2022 dus 300.000 euro kost om een coronawob af te handelen en dat dat in 2023 nog meer gaat kosten? Deze leden vragen voor welk uurtarief de 125 of 200 juristen die de coronawobs afhandelen, gemiddeld werken. Deze leden vragen naar aanleiding van de antwoorden op de vragen over de dwangsommen die VWS betaalt over coronawobs op welke termijn het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de coronawobs waarop de dwangsommen betrekking hebben, denkt af te handelen.
Uit het antwoord waar u naar verwijst kan niet opgemaakt worden hoeveel kosten er met het afhandelen van één corona Woo-verzoek is gemoeid. De juristen houden zich namelijk ook met andere werkzaamheden bezig. Denk hierbij aan diverse overleggen en projecten binnen PDO. Bij PDO werken juristen met diverse werkervaring. Inschaling heeft dan ook op verschillend niveau plaatsgevonden. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat de juristen zijn ingedeeld in salarisschalen 9 tot en met 13. Veel van de verzoeken waarop dwangsommen betrekking hebben zijn complexe en omvangrijke verzoeken. Op voorhand valt niet te zeggen binnen welke termijn het Ministerie van VWS deze verzoeken kan afhandelen. Wel wordt er binnen het Ministerie van VWS met man en macht gewerkt om alle Woo-verzoeken binnen de wettelijke termijnen af te handelen.
Het valt deze leden op dat tussen de coronawobs die wel gepubliceerd zijn, nog steeds een hoop documenten (paar honderd) staan die missen. Deze leden lichten er zomaar eentje uit. Welk document hoort bij nummer 00000078-PHOTO-2020-04-27-10-26-40.jpg (uit Woo-besluit Chatberichten)? Wanneer worden de ontbrekende documenten gepubliceerd? Daarnaast is er bij coronawobs vaak sprake van documenten die opgeschort zijn, die dus nog niet verstrekt worden omdat derde-belanghebbenden nog hun zienswijze moeten geven. Deze leden constateren dat de verstrekking van deze documenten na afhandeling van de zienswijzen niet leidt tot publicatie van deze documenten. Genoemde leden willen graag weten of de Minister voornemens is om deze documenten alsnog openbaar te maken.
Documenten die onder de reikwijdte van het verzoek vallen, maar reeds openbaar zijn, vallen niet onder de regime van de Woo en zijn daarom niet gepubliceerd. Volledigheidshalve wordt er verwezen naar de vindplaats van de reeds openbare informatie. Verder betreffen de documenten die niet zijn gepubliceerd bijlagen van nieuwsartikelen en krantenartikelen, of bijlagen met humor/futiliteiten, die niet gaan over corona en als zodanig niet onder het verzoek vallen en daarom niet zijn gepubliceerd. Het document dat hoort bij nummer 00000078-PHOTO-2020-04-27-10-26-40.jpg uit Woo-besluit Chatberichten, betreft een afbeelding van enkele huizen met op de voorgrond een Nederlandse vlag met oranje wimpel, met op de afbeelding de tekst: Fijne Koningsdag. «Samen sterk». Dit document geldt als een bijlage met humor/futiliteiten en valt niet onder het verzoek en is daarom niet gepubliceerd. Het Ministerie van VWS moet rekening houden met de belangen van derden bij de openbaarmaking van documenten. De documenten die momenteel opgeschort zijn, worden de komende tijd opnieuw beoordeeld en daarbij wordt bekeken of deze alsnog geopenbaard kunnen worden. Het doel blijft om zoveel mogelijk documenten openbaar te maken, tenzij er naar aanleiding van de zienswijze zwaarwichtige redenen zijn om van openbaarmaking af te zien.
Deze leden vragen waarom zaken worden weggelakt onder de noemer «buiten verzoek». Zolang het geen gesprekken over het weer of privéaangelegenheden betreft, is er toch geen reden tot weglakken? Datzelfde geldt voor weglakken onder de noemer «dubbel». Wat maakt het uit of zaken die gepubliceerd worden, dubbel zijn? Genoemde leden vragen waarom gepubliceerde coronawobs vaak niet-doorzoekbaar zijn. Deelt de Minister de mening dat ze altijd doorzoekbaar moeten zijn?
Bij de beoordeling van documenten zijn onze juristen afhankelijk van de reikwijdte van het Woo-verzoek. Alleen hetgeen betrekking heeft op een publieke taak wordt, behoudens uitzonderingsgronden geopenbaard. Informatie die ziet op privéaangelegenheden valt buiten het verzoek en wordt als zodanig als «buiten het verzoek» gelakt. Als iets «dubbel» wordt gelakt, betekent dit dat het document of de passage terugkomt in een ander stuk of een ander document. Het doel van «dubbel» lakken is mede ingegeven om inconsistenties in meerdere gelijkluidende documenten tegen te gaan. Bovendien vergemakkelijkt dit het doorzoeken van gepubliceerde documenten. Ik deel de mening dat gepubliceerde Woo-besluit vaak niet-doorzoekbaar zijn. Daarom is een nieuw Woo-platform ontwikkeld waarop het doorzoeken van de Woo-besluiten (en documenten) voortaan mogelijk is. Dit nieuwe Woo-platform is per 7 september 2023 operationeel.
De leden van de PVV-fractie zien tot hun spijt dat de Minister op het punt van de toepassing van de i-grond (dat wil zeggen bescherming goed functioneren van de staat) weer volledig in zijn afweermodus gaat. «Dit onderdeel van uw advies («meer concepten al dan niet gedeeltelijk openbaar te maken en in het bijzonder om bij concepten een nadere toelichting te geven) neem ik niet over.» Hier laat de Minister zijn eigen afwegingen het zwaarst wegen. Genoemde leden willen daar tegenover stellen dat zij als volksvertegenwoordigers de belangen van de kiezers en van de bevolking minstens zo zwaar vinden wegen als de belangen van de door de Minister genoemde instituties of individuele wetenschappers en andere deskundigen. In ieder geval zou, naar de mening van deze leden, ernaar gestreefd moeten worden om een goed afgewogen balans te vinden tussen bovengenoemde deelbelangen. Het evenwicht ligt nu veel te veel richting de Staat en veel te weinig richting de belangen van de burgers van dit land. Dit is onacceptabel naar de mening van de leden van de PVV-fractie en moet echt anders. Het moet echt mogelijk zijn om desnoods geanonimiseerd voor de betrokken Outbreak Management Team (OMT)-leden en wetenschappers meer van bovengenoemde documenten en verslagen van vergaderingen openbaar te maken zonder daarbij de belangen van de betrokken wetenschappers en ambtenaren te schaden. Zoals het ACOI in zijn overwegingen stelde: «Anders dan in zijn voorganger de Wob, is in de Woo het recht op toegang tot informatie voor iedereen verankerd». Deze leden krijgen hierop graag een reactie.
Voor een reactie hierop wijs ik op mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19» die ik op 1 juni 2023 met de Kamer heb gedeeld en dan in het bijzonder op mijn reactie onder «Concepten» en «Documenten OMT en andere voorbereidende wetenschappelijke documenten».11
De leden van de PVV-fractie lezen verder dat: «De publicatie van eerder gemaakte afspraken en praktische handreikingen draagt mijns inziens niet bij aan transparantie, omdat deze stukken geen volledig beeld geven van de werkwijze en beoordeling door mijn ministerie. De handreikingen zijn in de loop der tijd sterk gewijzigd en nog steeds aan verandering onderhevig vanwege de opbouw en voortdurende leercurve van de organisatie». Genoemde leden zijn het hier niet mee eens. Juist gewijzigde handleidingen en inzichten zijn van groot belang voor wetenschappelijk onderzoek (bijvoorbeeld door de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV)), ook in een later stadium, om duidelijk te maken hoe deze in de loop van de pandemie en op grond van gewijzigde omstandigheden zijn veranderd en aangepast en dit moet júist ook een «leercurve» zijn om ons als land voor te (kunnen) bereiden op een volgende pandemie. Daarbij moeten ook onafhankelijke wetenschappers en journalisten de mogelijkheid hebben om deze informatie op hun merites te beoordelen en daarover te publiceren. Onderschrijft de Minister dit standpunt?
Voor het antwoord op deze vraag wijs ik u op hetgeen de PVV hierboven aanhaalt en wat ik heb genoemd op pagina 7 van mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».12 Daarin heb ik al aangegeven dat de Rijksbrede Woo-instructie uiteindelijk leidend is bij het beoordelen van documenten inzake corona Woo-verzoeken, waarbij deze instructie gebaseerd is op de Woo. Verder is de juridische motivering te vinden in het besluit en dat besluit kan inhoudelijk door de rechter worden getoetst.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het advies van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zij hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over. Deze leden lezen in het advies van het ACOI dat «vertrouwelijke inzage in een beperkte selectie van de geweigerde documenten [...] [uitwees] dat een deel in aanmerking had moeten komen voor geanonimiseerde of gedeeltelijke openbaarmaking». Hoe reageert de Minister op deze stelling? Wat zegt dit over de wijze waarop het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bepaalt of documenten kunnen worden geopenbaard? Heeft deze constatering van het ACOI geleid tot wijzigingen in het beoordelingsproces, zodat dit bij andere Woo-verzoeken niet weer gebeurt?
Voortschrijdend inzicht leert dat een klein deel van de documenten over corona onterecht door PDO geweigerd is. Vermoedelijk was dit ook in een bezwaarprocedure aan het licht gekomen. Op dit moment wordt veel aandacht besteed aan de toepassing van de zogenaamde i-grond (= het goed functioneren van de Staat). Op die manier wordt kritisch gekeken of documenten al dan niet (gedeeltelijk) openbaar gemaakt moeten worden. Meer algemeen kan gezegd worden dat uitvoering geven aan de Woo blijft mensenwerk en is maatwerk. Met nieuwe inzichten en wijzigingen in de jurisprudentie kan het voorkomen dat de laklijnen moeten worden aangepast. Het Ministerie van VWS zet stevig in op continue bijscholing en intensieve begeleiding van de juristen. Er wordt met de uiterste zorgvuldigheid gewerkt. Het Ministerie van VWS onderschrijft en streeft de waarde van openbaarheid en transparantie binnen de wettelijk gestelde kaders na. PDO is continu bezig met het verbeteren van haar werkprocessen. De constateringen van het ACOI leiden, daar waar mogelijk, tot aanscherpingen in het beoordelingsproces en met name tot de specificering van de 5.1.2.i-grond.
De leden van de SP-fractie constateren dat de kritiek van het ACOI op de aangepaste werkwijze van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zeer fors is: «Het Adviescollege meent dat de werkwijze de controlerende functie van de journalistiek belemmert en dat ook de toegang tot overheidsinformatie voor eenieder in het gedrang is». Zij lezen daarnaast dat het ACOI «het liefst [zou] zien dat VWS alsnog de resterende verzoeken individueel afhandelt en daarvoor overleg zoekt met de verzoekers». Hoe reageert de Minister op deze forse uitspraken van het adviescollege? Is dit voor het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reden om bij toekomstige vergelijkbare situaties niet meer te werken met een dergelijke aangepaste werkwijze?
Ik onderschrijf het belang van een transparante overheid en een daarbij behorende adequate informatievoorziening van journalisten en andere verzoekers die informatieverzoeken indienen. Het is, gelet op het grote aantal Woo-verzoeken en de grote hoeveelheid documenten echter niet mogelijk om de resterende verzoeken individueel af te handelen. Wel wordt getracht in overleg te blijven met journalisten en overige verzoekers om een prioritering aan te brengen, zodat de verzoekers sneller en efficiënter van informatie worden voorzien. Voor toekomstige situaties kijkt het Ministerie van VWS op welke manier de verzoeken snel en efficiënt afgewikkeld kunnen worden. Het spreekt voor zich dat we lering trekken uit de ervaringen met de werkwijze van de afhandeling van de corona Woo-verzoeken.
Het ACOI gaf het advies «Ga alsnog in overleg met de journalistieke beroepsgroep en pas uw werkwijze aan zodat journalisten hun functie weer kunnen vervullen». De leden van de SP-fractie vragen wat precies gebeurt bij het ministerie om deze aanbeveling uit te voeren. Het ACOI gaf daarnaast het advies «Maak meer informatie openbaar door de i-grond spaarzaam toe te passen». Deze leden vragen wat precies gebeurt bij het ministerie om deze aanbeveling uit te voeren. Het ACOI gaf ten slotte het advies «Wees maximaal transparant over motieven voor vertrouwelijkheid». Genoemde leden vragen wat precies gebeurt bij het ministerie om deze aanbeveling uit te voeren.
Er is op 25 april 2023 een bijeenkomst gehouden voor journalisten met nog aanhangige Woo-verzoeken. Bij deze bijeenkomst is van gedachten gewisseld over mogelijke prioritering van onderwerpen en de wijze waarop een dergelijke prioritering tot stand kan komen. Ook is er gesproken over de mogelijkheid van een vertrouwelijke voorinzage. Op 7 september 2023 zou een vervolg gegeven worden aan de bijeenkomst van 25 april, maar hiervoor hebben zich geen journalisten aangemeld, waardoor deze vervolgbijeenkomst geannuleerd is. Mochten de journalisten alsnog in contact willen treden met ons dan kunnen zij hiervoor contact opnemen met VWS. Er wordt voorts kritisch gekeken naar de toepassing van de 5.1.2.i-grond. Daar waar mogelijk worden de documenten alsnog openbaar gemaakt. Indien dit niet mogelijk blijkt, wordt de weigeringsgrond voorzien van een (extra) motivering. Alle besluiten bevatten een toelichting waarom bepaalde informatie niet openbaar wordt gemaakt. We doen dit, gelet op de grote hoeveel documenten, kort en bondig per categorie documenten en werken met inventarislijsten waarin weigeringsgronden terug te vinden zijn. Vindplaatsen van reeds openbare documenten worden opgenomen op de inventarislijs en de 5.1.2.i-gronden worden nader gemotiveerd.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de achterstand van het behandelen van Woo-verzoeken inmiddels is afgenomen. Hoe lang was de wachttijd tussen het indienen van een Woo / Wet openbaarheid van bestuur (Wob)-verzoek en de afhandeling hiervan op het hoogtepunt en hoe lang is dit momenteel? Genoemde leden vragen de Minister wanneer hij verwacht dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal kunnen voldoen aan de eisen van de Woo.
Er wordt met man en macht gewerkt aan de afhandeling van Woo-verzoeken, maar de achterstand is nog niet afgenomen. Nog steeds ontvangt VWS omvangrijke verzoeken over de coronaperiode. VWS houdt niet bij hoeveel dagen een Woo-verzoek in behandeling is. Door de gefaseerde aanpak kan het voorkomen dat iemand die in 2020 een verzoek heeft ingediend nog niet een finaal besluit heeft ontvangen op diens verzoek. Inzet van deze aanpak is om zoveel mogelijk verzoekers te voorzien in hun informatiebehoefte. De termijnen die de Woo hanteert zijn, gelet op diverse omstandigheden die genoemd zijn in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19», niet goed realiseerbaar. Desalniettemin streef ik er naar om verzoekers, binnen de kaders van de Woo, sneller en efficiënter van de gevraagde informatie te voorzien.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse de beleidsreactie op het advies van het ACOI gelezen. Dit roept wel enkele vragen op. Zij lezen dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wil gaan werken met vertrouwelijke inzage van documenten als er een vertrouwensband is tussen partijen. Hoe definieert de Minister een vertrouwensband? Hoe wil de Minister op een eerlijke manier omgaan met de inzet van de vertrouwelijke inzage? Kan de Minister specifiek ingaan op de toepassing van de i-grond met als uitgangspunt «openbaar tenzij»? Wordt dit uitgangspunt nu voldoende toegepast door het Minister en waar blijkt dat uit, gezien het advies van het ACOI?
Kern van de vertrouwelijke inzage is dat met bepaalde partijen (denk hierbij aan journalisten en/of wetenschappers) afspraken kunnen worden gemaakt die worden vastgelegd in een overeenkomst. Deze overeenkomst heeft als doel dat de vrijgegeven informatie niet aan derden kan worden prijsgegeven. VWS onderzoekt hoe meer gebruik kan worden gemaakt van de vertrouwelijke voorinzage. Ik zal in samenspraak met journalisten bekijken hoe de vertrouwelijke voorinzage het beste vormgegeven kan worden, zoals ook opgenomen in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».13 Alle documenten in het kader van het bezwaar van de journalist, waar de 5.1.2.i grond is toegepast, zijn opnieuw bekeken door de juristen. Ook buiten dit bezwaar om worden dergelijke documenten aan een tweede lezing onderworpen. Daar waar deze weigeringsgrond onterecht is toegepast is dit hersteld. Zo is voorzien in meer openbaarheid. Het uitgangspunt van de Woo is openbaarheid, tenzij het Ministerie van VWS kan motiveren waarom het belang dat met toepassing van de 5.1.2.i-grond is gediend, zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking. Het Ministerie van VWS geeft uitvoering aan het voornoemde uitgangspunt. Zoals uit het advies van het ACOI volgt, kan dit altijd beter. Naar aanleiding van het advies van het ACOI heeft het Ministerie van VWS stappen gezet, zoals ik aangeef in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».14
Vragen en opmerkingen van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van de Minister met betrekking tot het advies van het ACOI over de afhandeling van Woo-verzoeken door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en zij hebben nog een aantal vragen. Deze leden valt het op dat de Minister in zijn reactie aangeeft dat «de teller op ruim 400 verzoeken staat sinds de coronacrisis» en merken op dat dit wat hen betreft geen exorbitant hoog aantal is. Zelfs met alle uitdagingen en problemen die de Minister meldt, moet het toch mogelijk zijn om deze verzoeken voortvarend en in volledigheid af te handelen? Vindt de Minister niet dat informatieverzoeken over wat de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog is geweest de allerhoogste prioriteit moet hebben binnen het ministerie, dat in deze crisis een cruciale en leidende rol heeft gespeeld bij het maken en uitvoeren van beleid met betrekking tot deze crisis?
De ruim 450 verzoeken variëren in omvang. Er wordt in de meeste gevallen om een grote hoeveelheid documenten gevraagd waarbij de verzoeken zien op een ruime tijdsperiode. Daarnaast worden er ondanks dat de coronacrisis al langere tijd achter ons ligt, regelmatig nieuwe Woo-verzoeken over deze periode ingediend. Het beoordelen van de documenten blijft handwerk waarbij elk document één voor één moet worden nagelopen en beoordeeld. PDO past bovendien het vier-ogenprincipe toe. Dit houdt in dat elk document door een tweede jurist gecontroleerd wordt. Het afhandelen van de informatieverzoeken heeft mijn prioriteit. Echter is de afhandeling afhankelijk van diverse factoren. Zo gaat het allereerst om grote aantallen documenten die bovendien een lange periode omvatten. Om die reden kent het Ministerie van VWS een aparte programmadirectie voor het afhandelen van Woo-verzoeken over de coronaperiode, namelijk de Programmadirectie Openbaarheid. Daarnaast moeten onder andere de juristen opgeleid/bijgeschoold worden en spelen zowel technische aspecten als de praktische uitvoerbaarheid (o.a. de vraag hoe wij de wet zo goed mogelijk kunnen toepassen) een rol. Het Ministerie van VWS staat voor een ongekende opdracht.
Kan de Minister uitleggen waarom hij blijft vasthouden aan de zogeheten «gefaseerde aanpak», terwijl het inmiddels duidelijk is dat het hierdoor voor journalisten en parlementariërs vrijwel onmogelijk is om de vrijgegeven informatie adequaat te kunnen duiden, beoordelen en toetsen?
Afstappen van de «gefaseerde aanpak» zou het Ministerie van VWS veel tijd kosten. Alle werkprocessen zijn hier immers op ingericht. Het Ministerie van VWS probeert de processen continue te verbeteren en te verstellen. Dit doen wij in samenspraak met de verzoekers. Wellicht ten overvloede wijs ik er op dat deze werkwijze wordt toegestaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.15
Waarom klaagt de Minister bij de beantwoording van Kamervragen en berichtgeving in de (sociale) media op basis van vrijgegeven Wob/Woo-documentatie steevast over de «verkeerde context» waarin deze informatie wordt gepubliceerd door derden, terwijl zijn ministerie er door de afhandelingsstrategie van informatieverzoeken eigenhandig voor zorgt dat duiding van deze vrijgegeven informatie bijzonder ingewikkeld is?
Hier lopen twee dingen door elkaar. Aan de ene kant komt het geregeld voor dat passages uit documenten worden geciteerd. Deze passages worden vervolgens verkeerd gebruikt en verkeerd geïnterpreteerd (door onder andere het ontbreken van de juiste context). Aan de andere kant speelt het feit dat het Ministerie van VWS soms informatie weigert omdat weigeringsgronden uit de Woo van toepassing zijn. In dergelijke gevallen wordt de betreffende informatie niet verstrekt en openbaar gemaakt.
Waarom kan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de opgevraagde informatie niet chronologisch en in de context behorend bij het betreffende Wob/Woo-verzoek verstrekken? Vindt de Minister niet dat deze aanpak zorgt voor verstoring van democratisch proces en de controlerende taak van de Kamer en de journalistiek bovendien frustreert?
De prioritering wordt intern bepaald. Hierbij wordt gekeken naar welke onderwerpen er binnen de coronabestrijding maatschappelijk relevant zijn. Naar aanleiding van de eerste journalistenbijeenkomst (afgelopen april) is een informatiepyramide opgesteld. De daar besproken onderwerpen zijn dan ook degene die voorrang krijgen. Het Ministerie van VWS heeft aan het begin van de crisis voor een groot dilemma gestaan. Het coronavirus moest worden bestreden en gelijktijdig moest mijn ministerie gevolg geven aan de (destijds geldende) Wob. In dat licht is de gefaseerde aanpak tot stand gekomen. Woo-verzoekers hebben recht op de door hun gevraagde informatie en zullen die ook ontvangen. Voor wat de Kamer betreft, kunnen de Kamerleden gebruik maken van het in de Grondwet verankerde artikel 68. Gedurende de crisis hebben wij de journalistieke beroepsgroep betrokken in onze afwegingen. Ook nu vinden nog overleggen plaats. Dat het democratische proces en de controlerende taak van de Kamer en de journalistiek hiermee wordt verstoord onderschrijf ik dan ook niet.
De leden van de Groep Van Haga vinden het verwonderlijk dat de Minister in zijn brief aangeeft dat de adviezen die het ACOI geeft en die bovendien gestoeld zijn op de wettelijke grondslag van de Woo, «naar zijn mening» niet opgevolgd kunnen worden, onder andere omdat deze de zorgvuldigheid van de Woo zouden aantasten. Hoe kan het dat inmiddels meerdere partijen, rechters en staatsrechtelijk deskundigen de Minister hebben gewezen op de bepalingen in de Woo en hebben geoordeeld dat de manier van handelen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport juist tegengesteld is aan wat de Woo voorschrijft, maar dat de Minister ervoor kiest om de wet vrij en naar eigen inzicht te interpreteren? Kortom: waarom overtreedt de Minister bewust, actief en stelselmatig de wet?
Ik doe er alles aan om binnen de grenzen van de wet, de informatieverzoeken af te handelen. Hierbij zijn de juristen – zoals eerder aangegeven – afhankelijk van diverse factoren en ontwikkelingen. Dat de wet bewust, actief en stelselmatig wordt overtreden is niet juist.
Genoemde leden hebben de Minister herhaaldelijk gevraagd om te concretiseren welk «belang van de Staat» in het geding komt door het vrijgeven van informatie over de coronacrisis waar middels Woo-verzoeken om wordt gevraagd. Waarom weigert de Minister te verklaren op welke manier het verschaffen van transparantie over het coronabeleid en de keuzes die zijn gemaakt een risico vormt voor het belang en goed functioneren van de Nederlandse Staat? Waarom geeft de Minister geen gehoor aan de vele deskundigen die aangeven dat hij de verschoningsgronden van de Woo helemaal niet (meer) mag inzetten? Indien hij vindt dat hij van deze verschoningsgronden wel gebruik kan maken, omdat «vertrouwelijkheid voor langere tijd noodzakelijk is», zoals hij beweert, welke (juridische) onderbouwing en rechtvaardiging heeft hij hier dan voor nu de coronacrisis voorbij is en er dus geen sprake meer is van een noodsituatie, anders dan het slechts noemen van de verschoningsgrond zonder verantwoording daarvoor?
In mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19» heb ik op pagina 5 en 6 genoemd waarom met betrekking tot concepten en documenten van het OMT en andere voorbereidende wetenschappelijke documenten het goed functioneren van de Nederlandse Staat zwaarder weegt dan het belang van het verschaffen van transparantie over het coronabeleid.16 Alleen in het geval het Ministerie van VWS de i-weigeringsgrond toepast met het oog op tijdelijke afwijzingen, hangende een crisis, kan gezegd worden dat er geen rechtvaardiging meer is voor toepassing van deze weigeringsgrond. Dit omdat er geen sprake meer is van een crisis, nu de coronacrisis voorbij is. Echter, het Ministerie van VWS past de i-weigeringsgrond toe vanwege gevallen waarbij de vertrouwelijkheid langere tijd noodzakelijk is, zoals ik ook aangeef in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».17 Van toepassing van de i-weigeringsgrond met het oog op tijdelijke afwijzingen, hangende een crisis, heeft het Ministerie van VWS dus geen gebruik gemaakt. Het toepassen van de i-weigeringsgrond vanwege gevallen waar de vertrouwelijkheid langere tijd noodzakelijk is, is niet gebonden aan de aanwezigheid van een crisis. Voor het overige verwijs ik u dan ook naar mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».18
Als wij ervan uitgaan dat het kabinet en het OMT altijd naar eer en geweten hebben gehandeld, zelfs als er «controversiële standpunten» en dusdanige gesprekken zijn geweest en de (epidemiologische, grondwettelijke, maatschappelijke, economische) informatie, overwegingen en grondslagen waarop het coronabeleid gebaseerd was logisch te onderbouwen zijn en de communicatie daarover van het kabinet met, tussen en door andere adviserende en beslissingsbevoegde gremia ook daarop gebaseerd was, is er toch geen reden om deze informatie geheim te houden, aangezien hieraan sluitende en zuivere duiding kan worden gegeven en verantwoording over kan worden afgelegd? De leden van de Groep Van Haga willen graag van de Minister weten wanneer hij met de in zijn brief aangekondigde «nadere motivatie» van de i-gronden zal komen en wat deze dan behelst.
Ik verwijs hiervoor nogmaals naar mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19» op p. 6.19 In de eerste en tweede alinea onder het kopje «Documenten OMT en andere voorbereidende wetenschappelijke documenten» is uiteengezet waarom de gevraagde informatie niet openbaar wordt gemaakt. In gesprek met journalisten en andere verzoekers brengt PDO verbeteringen aan in inventarislijsten bij besluiten. Op de inventarislijst wordt nader toegelicht waarom toepassing is gegeven aan de 5.1.2.i-grond en om wat voor soort document het gaat, bijvoorbeeld een conceptnota. Ook worden de uitzonderingsgronden in nieuwe besluiten beter gemotiveerd.
Voorts willen de leden van de Groep Van Haga graag een uitleg van de Minister over zijn directe en intensieve betrokkenheid bij het afhandelen van Wob/Woo-verzoeken met betrekking tot de coronacrisis. Uit documentatie naar aanleiding van een Woo-verzoek van de Groep Van Haga blijkt duidelijk dat zowel de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, als de Minister voor Langdurige Zorg en Sport, bij de afhandelingsstrategie en woordvoeringslijn over dit verzoek nauw betrokken zijn. Kan de Minister uitleggen wat hiervan de reden is? Is het gebruikelijk dat bewindspersonen zich op een dusdanig intensieve wijze persoonlijk bezighouden met Woo-verzoeken, of gebeurt dat alleen bij verzoeken die betrekking hebben op de coronacrisis en/of bepaalde verzoekers?
In het genoemde Woo-verzoek werd gevraagd om geluidsopnames van vergaderingen van het OMT en om de transcripties van de geluidsopnamen van het OMT. Eerder waren deze bestanden geweigerd op grond van het belang van de staat uit artikel 68 Grondwet. Het Ministerie van VWS heeft het Woo-verzoek dan ook afgewezen. Omdat er eventuele media-aandacht verwacht werd, heeft het Ministerie van VWS een woordvoeringslijn voorbereid. Dat is staande praktijk. In een dergelijk geval is het van belang dat zowel de Minister van VWS als ook de Minister van LZS op de hoogte zijn van de mogelijkheid tot berichtgeving in de media en welke woordvoeringslijn hiervoor geldt. Dit is dan ook de reden dat beide Ministers op de hoogte zijn gebracht van voornoemd verzoek. Normaliter is het niet gebruikelijk dat bewindspersonen op de hoogte worden gesteld van een Woo-verzoek.
Waarom ontbreken de gevraagde chat- en sms-berichten betreffende het onderwerp van het Woo-verzoek geheel? Zijn deze berichten er in het geheel niet en betekent dat dus dat de Ministers en/of hun ambtenaren en/of het OMT en/of andere gremia nooit sms- en/of app-contact hebben gehad met betrekking tot de «onbedoeld en ongewild» bewaarde OMT-opnames waar in het Woo-verzoek om gevraagd wordt? Hebben de Ministers over deze opnames en het Woo-verzoek weleens contact (gehad) met (oud)OMT-leden en zo ja, op welke manier?
Alle gevraagde correspondentie rond de OMT-opnames is, naar aanleiding van het Woo-verzoek 2022.292 van Van Haga, door het RIVM overgedragen aan VWS.20 Zowel ik, als de Minister van Langdurige zorg, hebben geen contact gehad met (oud) OMT-leden over de opnames of over het Woo-verzoek.
Kan de Minister verklaren waarom uit de opgeleverde documentatie blijkt dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zich bij de afhandeling van het Woo-verzoek van de Groep Van Haga voornamelijk bezig lijkt te houden met het proces van afhandeling en het de-escaleren van situaties (in de media) die mogelijk nadelig kunnen uitpakken voor het ministerie en/of van het kabinet en niet met de inhoud van het Woo-verzoek? Hoe reflecteert de Minister op zijn eigen onafhankelijkheid in deze kwestie, daar hij zelf op enig moment deel uitmaakte van het OMT? Vindt hij niet dat het beter zou zijn als hij zich niet bemoeide met het afhandelen van corona-Woo-verzoeken en dat het wellicht zelfs beter zou zijn als de afhandeling van dergelijke verzoeken in zijn geheel zou worden belegd bij een ander ministerie, bijvoorbeeld het Ministerie van Justitie en Veiligheid, teneinde elke (schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen?
Na beoordeling van de inhoud van het eerdergenoemde Woo-verzoek is het Ministerie van VWS met toepassing van de Woo tot een afwijzing gekomen. Dit betekent dat het Ministerie van VWS zich eerst met de beoordeling van het Woo-verzoek heeft beziggehouden om tot een besluit te kunnen komen. Vervolgens was de verwachting zoals hierboven is aangegeven dat de afwijzing van het genoemde Woo-verzoek zou leiden tot meer dan gebruikelijke media aandacht. In een dergelijk geval is het gebruikelijk dat het Ministerie van VWS een woordvoeringslijn voorbereidt. Het feit dat ik op enig moment deel uitmaakte van het OMT doet geenszins af aan mijn onafhankelijkheid in deze kwestie. Immers op het moment dat ik dit ambt bekleedde, maakte ik niet langer deel uit van het OMT. Nu ik niet langer onderdeel van het OMT uitmaak, ben ik voldoende in staat om onafhankelijk om te gaan met zaken die raken aan het OMT. Het Ministerie van VWS heeft verantwoordelijkheid gedragen voor het beleid ten aanzien van de coronacrisis. Hier bevindt zich dan ook de expertise om corona gerelateerde Woo-verzoeken af te handelen.
Kan de Minister ook uitleggen waarom hij een advies van een commissie die door het kabinet zelf nog maar kort geleden in het leven is geroepen, juist met als doel meer openheid en transparantie van bestuur te bewerkstelligen, in de wind slaat en daarvoor bovendien geen logische onderbouwing biedt?
Daar waar mogelijk zijn de adviezen van het ACOI ter harte genomen en de aanbevelingen opgevolgd. Hierbij wijs ik u bijvoorbeeld op de georganiseerde bijeenkomst met journalisten en de ontwikkeling van een nieuw Woo-platform. Verder zijn de juristen kritischer ten aanzien van de toepassing en motivering van de 5.1.2.i grond.
Is het ACOI dan slechts een symbolisch en beeldvormend orgaan? Indien dat niet het geval is, kan de Minister dan aangeven wanneer het oordeel en de adviezen van dit orgaan door het kabinet wel ter harte worden genomen en daaraan opvolging wordt gegeven? Welke criteria worden daarvoor dan gehanteerd en bestaat er een concreet en gefundeerd afwegingskader?
Het Ministerie van VWS hecht veel waarde aan het door het ACOI afgegeven advies. Dit advies is ter harte genomen en waar mogelijk volgt het Ministerie van VWS dit advies op. Zoals reeds aangegeven wordt er, voor zover mogelijk, opvolging gegeven aan de adviezen van het ACOI. Daar waar het op dit moment nog niet mogelijk dan wel wenselijk is, is in de reactie op het advies aangegeven om welke reden er geen opvolging gegeven kan worden aan het advies. Of de adviezen ter harte worden genomen is afhankelijk van diverse factoren, zoals de technische- en praktische uitvoerbaarheid van het advies in relatie tot de toepassing van de wet (Woo) en de daarop gebaseerde Rijksbrede Woo-instructie.
Kan de Minister de volgende passage uit zijn brief nader verklaren: «Artikel 2.4, vijfde lid, van de Woo is opgenomen ter voorkoming van desinformatie in situaties waarin overheidsorganen willens en wetens minder betrouwbare informatie naar buiten brengen als ware deze juist en volledig. Deze bepaling is derhalve niet geschreven om stukken openbaar te maken die op grond van weigeringsgronden in de Woo vertrouwelijke behandeling rechtvaardigen. Het Secretaris Generaal / plv. Secretaris Generaal Programmadirectie Openbaarheid Team F Kenmerk 3598473–1048681-PDO Pagina 5 van 1 bieden van dergelijke contextinformatie past enkel in uitzonderingssituaties»?
Artikel 2.4 lid 5 Woo luidt als volgt: «Indien het bestuursorgaan kennis draagt van de onjuistheid of onvolledigheid van de verstrekte informatie, doet het hiervan mededeling.» Doel van dit artikel is voorkomen dat informatie die een bestuursorgaan op grond van de Woo dient te openbaren, maar waarvan het bestuursorgaan weet dat deze informatie onjuist of onvolledig is, geopenbaard wordt als zijnde juist of volledig. Het bestuursorgaan dient mededeling te doen van de onjuistheid of onvolledigheid van dergelijke informatie. Een concept bevat informatie die nog niet volledig is, dan wel informatie die nog niet juist is. Het ACOI adviseert om concepten, ondanks het feit dat dergelijke documenten onjuiste of onvolledige informatie bevatten, alsnog te openbaren en hierbij met toepassing van art. 2.4 lid 5 Woo mededeling/uitleg te geven dat de informatie in een concept niet noodzakelijk juist en volledig was, maar werk-in-uitvoering.21 Echter, in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19» heb ik aangegeven dat deze bepaling niet is geschreven om stukken openbaar te maken die op grond van weigeringsgronden in de Woo, vertrouwelijke behandeling rechtvaardigen.22 Dit betekent niet dat concepten nooit openbaar worden gemaakt. Wanneer er door het niet verstrekken van een concept een onjuist of onvolledig beeld bestaat over het besluitvormingsproces, kan dit aanleiding vormen om het concept wel te openbaren. Dit is ook als dusdanig benoemd in de Rijksbrede Woo-instructie.
Moeten genoemde leden hieruit nu concluderen dat de overheid dus «willens en wetens minder betrouwbare informatie naar buiten kan brengen als ware deze juist en volledig», maar dat deze informatie niet gecontroleerd en getoetst hoeft te worden als daartoe een informatieverzoek wordt gedaan, op basis van de wet? De overheid kan hiermee dus altijd alle «minder betrouwbare» informatie die is gecommuniceerd als waarheid een «vertrouwelijke behandeling» toebedelen en kan daarmee dus waarheidsvinding, effectuering, controle en evaluatie blokkeren. Kan de Minister uitleggen waarom hij dit geoorloofd vindt en hoe hij dat rijmt met de volgens het kabinet «ontwrichtende rol van desinformatie in onze samenleving»?
De conclusie die hierboven wordt genoemd betreft een onjuiste lezing van artikel 2.4 lid 5 van de Woo. Mocht het Ministerie van VWS op grond van de Woo gehouden zijn informatie te openbaren waarvan bekend is dat deze informatie onvolledig of onjuist is, dan dient het Ministerie van VWS hiervan mededeling te doen. Dit om te voorkomen dat deze informatie zich in de maatschappij bevindt onder de assumptie dat deze juist en volledig is. Geenzins biedt artikel 2.4 lid 5 van de Woo grond om willens en wetens minder betrouwbare informatie naar buiten te brengen als ware deze juist en volledig.
Ook willen de leden van de Groep Van Haga graag van de Minister weten waarom hij cruciale epidemiologische informatie bewust buiten het bereik van de Woo houdt, bijvoorbeeld door deze informatie onder te brengen bij privaatrechtelijke organisaties en/of het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (waarmee deze informatie dus onder de Wet CBS komt te vallen), door niet-privacygevoelige informatie te koppen aan wel-privacygevoelige informatie, waardoor deze informatie niet geopenbaard hoeft te worden en door de Europese transparantierichtlijnen niet op te volgen.
Verschillende wetten kennen een eigen regeling voor het openbaar maken van informatie. De Wet op het Centraal bureau voor de statistiek is hier een voorbeeld van. Op grond van artikel 8.8. van de Woo gaat bijzondere regelgeving vóór op de bepalingen uit de Woo. Het CBS levert informatie aan het Ministerie van VWS, maar deze gegevens mogen wij enkel gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. Het is niet toegestaan deze gegevens aan derden openbaar te maken. Ten aanzien van het koppelen van niet-privacygevoelige informatie aan wel-privacygevoelige informatie kan ik mededelen dat wij de privacygevoelige informatie op grond van de Woo moeten lakken. Indien de niet privacygevoelige informatie zodanig verweven is met de privacygevoelige informatie, kunnen wij op grond van de Woo niet anders dan het stuk of de desbetreffende alinea integraal weigeren. Dat bewust informatie buiten het bereik van de Woo wordt gehouden is dan ook onjuist.
Afrondend willen deze leden graag een antwoord en reflectie van de Minister op de volgende vraag: vindt de Minister niet dat door het weigeren van transparantie en openheid van bestuur het door de Minister zo belangrijk geachte «belang van de Staat» juist ernstig in gevaar komt, aangezien het vertrouwen in de politiek hierdoor zienderogen afneemt en dat zorgt voor groeiende maatschappelijke onrust en polarisatie?
Het Ministerie van VWS onderschrift het belang van een open overheid en transparantie. Echter, de Woo biedt de mogelijkheid om bepaalde informatie niet of gedeeltelijk openbaar te maken. Dit is het geval als «het goed functioneren van de Staat» in gevaar komt. In die gevallen geven wij toepassing aan artikel 5.1.2.i van de Woo.
Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt
Het lid Omtzigt heeft met verbazing de reactie van de Minister gelezen naar aanleiding van het advies van het ACOI. Dit advies is uitgebracht naar aanleiding van een klacht van een journalist over de afhandeling van Woo-verzoeken door het ministerie. Verschillende onderdelen van het advies van het ACOI worden volgens genoemd lid door de Minister te gemakkelijk naast zich neergelegd. Het baart het lid Omtzigt zorgen dat een groot deel van de Wob- en Woo-verzoeken naar COVID-19 nog lang niet zijn afgehandeld en dat naar verwachting een groot aantal nieuwe bezwaar en beroepsprocedures komen. Daarnaast liggen er heldere rechterlijke uitspraken. Het lid concludeert dat het uitvoeren van de rechterlijke uitspraken over Wob- en Woo-verzoeken inzake COVID-19 geen prioriteit heeft voor de regering. Is de Minister het eens met het lid Omtzigt dat het ministerie zichzelf niet boven de wet kan plaatsen en dat de huidige afhandeling van verzoeken journalisten belemmert om hun werk goed uit te kunnen voeren?
Het Ministerie van VWS hecht veel waarde aan de correcte afhandeling van Woo-verzoeken, maar wordt geconfronteerd met diverse dilemma’s.23 Binnen het Ministerie van VWS wordt met man en macht gewerkt om zoveel mogelijk verzoeken af te handelen. De afgelopen jaren zijn er verschillende briefings van journalisten geweest en zijn stappen gezet om de journalistieke beroepsgroep te betrekken bij de bij hun bestaande informatiebehoefte.
Het lid Omtzigt heeft een motie24 ingediend die de regering verzocht alle uitspraken van de rechter over de opvolging van de Wob-/Woo-verzoeken uit te voeren en binnen twee maanden te rapporteren over de uitvoering van deze motie. Tot de grote verbazing van genoemd lid werd deze motie verworpen door de vier regeringspartijen, die daarmee aangaven dat er kennelijk uitzonderingen zijn wanneer de regering zich niet aan de uitspraken van de rechter hoeft te houden.
Genoemd lid wil graag een volledig overzicht van alle rechterlijke uitspraken over Wob/Woo-zaken die corona-gerelateerd zijn. Bij elk van deze uitspraken wil hij graag de volgende gegevens ontvangen:
– Inhoud van het Wob-verzoek en inschatting van het Ministerie van de werklast die daarmee gepaard gaat;
– Uitspraak van de rechter (indien openbaar met link);
– Heeft de regering de uitspraak volledig opgevolgd, gedeeltelijk opgevolgd of niet opgevolgd? (Als gedeeltelijk: welk gedeelte)
– Dwangsom, boete: is de regering een dwangsom, boete verschuldigd en zo ja, is die opgeëist en uitbetaald?
Genoemd lid ontvangt deze lijst graag binnen een maand.
Ik verwijs hiervoor deels naar de uitvoering van uw eerdere motie waarin om dezelfde informatie is gevraagd.25 In de reactie op die motie is tot juni 2023, in het door u gevraagde overzicht met rechterlijke uitspraken, aangegeven welke dwangsommen er zijn verbeurd en uitbetaald. Verder is in deze reactie aangegeven dat u driemaandelijks een overzicht ontvangt met rechterlijke uitspraken met daarbij aangegeven welke dwangsommen er zijn verbeurd en uitbetaald.26 Ten aanzien van de inhoudelijke rechterlijke uitspraken het volgende. Tot op heden zijn er hiervan zes uitspraken gepubliceerd waarvan hieronder de vindplaats vermeld is. De overige inhoudelijke uitspraken zijn geanonimiseerd als bijlage toegevoegd.
Gepubliceerde uitspraken:
Het ministerie heeft tot nu toe steeds geweigerd (voorbereidende) documenten van het OMT (ook Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)-onderzoeken) openbaar te maken. Er is sprake van een onnavolgbare weigering van documenten met een beroep op de bescherming van het goed functioneren van de Staat (Woo, artikel 5.1, tweede lid onder i). Er is daarnaast een gebrekkige motivering van de weigering van documenten op basis van de i-grond. Het lid Omtzigt verzoekt de Minister de (actuele) werkinstructies van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op basis waarvan bepaald wordt wanneer een verzoeker een document (deels) geweigerd wordt of juist wel wordt gedeeld, binnen twee weken openbaar te maken en met de Kamer te delen.
Ik zie geen aanleiding om de interne werkinstructie te delen. De wet (Woo) zelf en de daarop gebaseerde rijksbrede Woo-instructie zijn leidend. De werkinstructie heeft als doel het werk door alle juristen zo eenduidig mogelijk te laten gebeuren. Ook zijn de verschillende werkprocessen beschreven. De handleiding bouwt voort op de Woo en de rijksbrede instructie.
Het lid Omtzigt vindt het onbegrijpelijk dat de Minister het advies van het ACOI niet opvolgt om de weigering van voorbereidende documenten van het OMT te heroverwegen, ook als het gaat om de informatie/documenten over de werkwijze, prognoses en scenario’s. De reden waarom dit niet zou kunnen volgens de Minister, wordt volgens het lid Omtzigt voorkomen door persoonlijke beleidsopvattingen te anonimiseren. Er is absoluut geen reden volgens het lid Omtzigt om voorbereidende documenten van het OMT niet te delen, aangezien zij een essentiële rol hebben gespeeld in de nationale crisissituatie en het kabinetsbeleid en er daarom inzicht moet zijn in totstandkoming van adviezen/overwegingen en besluitvorming. Genoemd lid leest dat de Minister als argument aanvoert dat het OMT alleen goed kan functioneren, wanneer sprake is van absolute vertrouwelijkheid. Hoe reflecteert de Minister dan op het feit dat OMT-leden regelmatig de publiciteit, journalisten en talkshows hebben opgezocht? Hoe verenigt de Minister dit met de grond waarop hij nu weigert in het belang van het functioneren van de Staat deze informatie openbaar te maken? Het lid Omtzigt verzoekt de Minister dit besluit om het advies van het ACOI niet op te volgen, te heroverwegen. Is de Minister bereid zijn besluit te heroverwegen, tevens als het gaat om concepten (gedeeltelijk) openbaar te maken?
Ik heb geen invloed op het feit dat OMT-leden op persoonlijke titel de publiciteit, journalisten en talkshows opzoeken. Voor het overige: ten aanzien van de absolute vertrouwelijkheid verwijs ik naar mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».33 Ik blijf bij mijn standpunt dat het belang van het functioneren van het OMT, en daarmee de Staat, zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking van deze documenten. Voor de motivering verwijs ik graag naar de Kamerbrief van 19 oktober 2022 waarin het belang van vertrouwelijkheid van OMT-audiofragmenten is benadrukt én mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».34 Daar waar mogelijk is het advies van het ACOI opgevolgd. Ik zie verder geen aanleiding om mijn beslissing in deze te heroverwegen.
Het lid Omtzigt is het met het ACOI eens dat weigering op basis van i-grond spaarzamer moet worden toegepast. Er wordt te vaak een beroep gedaan op uitzonderingsgronden. Genoemd lid vindt het dan ook terecht dat de Minister aangeeft dat op de inventarislijst bij documenten die geheel of gedeeltelijk zijn geweigerd onder toepassing van de i-grond, zo spoedig mogelijk een verduidelijking komt te staan van deze weigering. Het lid vraagt wanneer deze verduidelijking bij geweigerde documenten gereed kan zijn en om deze inventarislijst met verduidelijking ook zo snel mogelijk aan de Kamer te doen toekomen. Tevens benadrukt hij dat dit vanzelfsprekend zou moeten zijn om motivering aan te leveren bij ieder document dat wordt geweigerd onder toepassing van de i-grond. Graag ontvangt het lid Omtzigt een reactie hierop.
De verduidelijking wordt niet met terugwerkende kracht (lees: bij reeds genomen besluiten) toegepast. Daar waar mogelijk passen we de verduidelijking ten aanzien van de toepassing van de 5.1.2.i grond toe. De inventarislijst met verduidelijking wordt te zijner tijd gepubliceerd. Ik kan u volgen in uw standpunt dat het vanzelfsprekend zou moten zijn om een motivering aan te leveren bij ieder document dat wordt geweigerd onder toepassing van de i-grond. Zoals reeds aangegeven kijken de juristen hier kritisch naar. Dit is erg arbeidsintensief en vergt tijd.
Het ACOI concludeerde dat het ministerie niet levert waar de verzoekers om vragen, namelijk een tijdige openbaarmaking van specifiek de informatie die voor hen van belang is. Het lid Omtzigt leest dat informatie wordt geleverd op moeilijk te doorgronden wijze. Er wordt veel meer informatie verstrekt dan gevraagd en dit gebeurt ook nog in stukjes via moeilijk te doorgronden opeenvolgende deelbesluiten. Is de Minister het met het genoemde lid eens dat dit het werk van journalisten bemoeilijkt? Herkent de Minister deze werkwijze hoe documenten worden aangeleverd vanuit het ministerie en wat wordt precies gedaan om te voorkomen dat deze werkwijze zich voortzet?
Ik begrijp uw punt. Gelet op de grote hoeveelheid verzoeken en documenten is deze werkwijze ten tijde van de coronacrisis een weloverwogen beleidskeuze geweest. Deze werkwijze wordt toegestaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.35 Ik heb dit ook toegelicht in mijn «Reactie advies inzake Woo-verzoek naar informatie over COVID-19».36 Met het organiseren van de journalistenbijeenkomsten probeert het Ministerie van VWS samen met de journalisten te kijken hoe wij de informatievoorziening efficiënter kunnen inrichten. Tot slot kan ik mededelen dat PDO een nieuw platform aan het ontwikkelen is, waar de besluiten en de bijbehorende documenten op gepubliceerd worden. Dit platform is een verbetering ten opzichte van de huidige wijze van publicatie (https://wobcovid19.rijksoverheid.nl) en is naar verwachting in september 2023 gereed. Dat er meer openbaar wordt gemaakt dan wordt gevraagd herken ik. Dat dit gebeurde is eerder ingegeven vanuit de gedachte om zo volledig mogelijk te zijn. Met het voortschrijdend inzicht blijkt dat dit de efficiënte niet ten goede komt. Het is een uitdaging om te kijken hoe wij de informatievoorziening richting de verzoekers efficiënter kunnen inrichten én kunnen verbeteren en waar mogelijk zelfs versnellen. Daarin zijn al stappen gezet.
Tot slot ontvangt het lid Omtzigt binnen een week nog graag een reactie naar aanleiding van de toezegging van de Minister, inmiddels twee maanden geleden, om de directeur van het RIVM te vragen om informatie te verstrekken over de vraag of de wijzigingen in het conceptadvies van het OMT-advies gedragen worden door het conceptverslag en het verslag van de vergadering van 14 april 2020, mogelijk na raadpleging van de personen die deelgenomen hebben aan de vergadering van 14 april.
Tijdens het Tweeminutendebat «Niet informeren van de Kamer over de beschikbaarheid van opnames van OMT-vergaderingen» (Handelingen II 2022/23, nr. 64, item 17) heeft de Minister van VWS de Kamer toegezegd de directeur van het Cib te vragen om binnen twee maanden informatie te verstrekken over de vraag of de wijzigingen in het conceptadvies van het OMT-advies gedragen worden door het conceptverslag en het verslag van de vergadering van 14 april 2020, zo mogelijk na raadpleging van de personen die deelgenomen hebben aan de vergadering van 14 april. De directeur van het Cib is in kennis gesteld van dit verzoek maar gaat hier niet op in. De Onderzoeksraad voor de Veiligheid heeft de aanpak van de coronacrisis geëvalueerd, waarbij ook aandacht is voor het OMT. Mocht de Tijdelijke commissie corona nog een parlementaire enquête naar corona uitvoeren, dan zal daarin ook aandacht zijn voor de rol van het OMT. De inzet van deze instrumenten voor onderzoek zijn goed gereguleerd. Indien de directeur van het Cib in zou gaan op een individueel verzoek van de kamer ontstaat het risico en precedent dat ambtenaren steeds opnieuw moeten verklaren dat zij hun werk naar beste eer en geweten doen.
Zie besluit van 22 mei 2023 (chatberichten) inclusief inventarislijst zoals opgenomen in de bijlage en Aanhangsel Handeningen II, vergaderjaar 2022/23, nr. 16
https://www.acoi.nl/adviezen/advies-VWS/. Advies inzake WOO-verzoek, p. 5 van 12, eerste bullet.
Kamerstuk 32 802, nr. 73, bijlage 4 Overzicht rechterlijke uitspraken primaire Wob-/Woo-zaken.
ABRvS 20 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2348 jo. ABRvS 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:899.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25295-2150.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.