25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 2104 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2023

In deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken op een aantal COVID-19 gerelateerde onderwerpen. Het betreft de volgende onderwerpen:

  • 1. Subsidie Coronabanen in de zorg;

  • 2. Maatregelenladder Rijksoverheid;

  • 3. Opdracht effectiviteit maatregelen aan het RIVM;

  • 4. OMT Reglement.

Tevens geef ik met deze brief invulling aan een motie en verschillende toezeggingen. Deze komen aan de orde komen in paragrafen 5 en 6:

  • Motie van de leden Westerveld en Kuiken over het in kaart brengen hoeveel mensen geen zelftest doen uit kostenoverwegingen en hoe die groepen beter bereikt kunnen worden (Kamerstuk 25 295, nr. 1977);

  • Toezegging aan het lid Westerveld (GroenLinks) om de Kamer te informeren over het besluit van de Minister over de regeling van het beschikbaar stellen van zelftesten en mondkapjes voor bepaalde doelgroepen;

  • Toezegging aan het lid Omtzigt om de directeur van het RIVM te vragen om binnen twee maanden informatie te verstrekken over de vraag of de wijzigingen in het concept van het OMT-advies gedragen worden door het conceptverslag en het verslag van de vergadering van 14 april 2020, zo mogelijk na raadpleging van de personen die deelgenomen hebben aan de vergadering van 14 april;

  • Toezegging aan het lid Omtzigt om schriftelijk terug te komen op de vraag of het memo uit voetnoot 53 van het eerste OVV-rapport aan de Kamer beschikbaar kan worden gesteld.

1. Subsidie Coronabanen in de zorg

Zorgaanbieders konden op grond van de Subsidieregeling Coronabanen in de zorg 2022 (Cozo 2022) tot 6 december 2022 subsidie aanvragen voor Coronabanen die zij binnen hun organisatie hebben gerealiseerd in de periode januari 2022 tot en met juni 2022. Zorgaanbieders die aan de voorwaarden en verplichtingen van de subsidieregeling voldeden, hebben in mei van dit jaar de toekenning ontvangen. Deze toekenning kent extra beheersmaatregelen en is gebaseerd op directe vaststelling.

Na afronding van de toekenning in mei van dit jaar is gestart met het opmaken van de eindbalans. De overheid wil bij besteding van publieke gelden transparant zijn. In de subsidieregeling is daarom opgenomen dat zorgaanbieders aan wie subsidie wordt verstrekt instemmen met de openbaarmaking van een aantal gegevens. Tegelijk wordt rekening gehouden met bedrijfsbelangen en mogelijke concurrentiegevoeligheid van gegevens. Ik heb daarom de uitvoerder van de subsidieregeling, Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I), gevraagd de naam en vestigingsplaats van de aanvrager, het aantal werknemers dat bij de aanvrager een Coronabaan heeft vervuld en de hoogte van de vastgestelde subsidie openbaar te maken. Deze gegevens worden voor de zomer openbaar gemaakt op de website van DUS-I. Naar verwachting ontvangt uw Kamer medio september een nadere analyse van de verstrekte subsidies.

Vooruitlopend hierop kan ik u melden dat zich onderuitputting op het voor deze subsidieregeling beschikbare budget voordoet. In mijn toelichting die u na de zomer ontvangt zal ik hier nader op ingaan, ook zal ik u informeren over het exacte bedrag dat voor deze subsidieregeling is benut.

Medio september informeert de Minister voor LZS uw Kamer tevens over de afhandeling van de bestuursrechtelijke aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik bij de Cozo 2021.

2. Maatregelenladder Rijksoverheid

Op 16 september 2022 heeft het kabinet de langetermijnaanpak COVID-19 met uw Kamer gedeeld1. Diverse sectoren zijn, op basis van opgedane ervaring tijdens corona, gevraagd om sectorplannen op te stellen. Op basis van die sectorplannen is per sectorplan een maatregelenladder opgesteld. In de maatregelenladders staat per sector weergeven welke maatregelen binnen deze sector getroffen kunnen worden met een oploop van lichtere en vrijwillige preventiemaatregelen naar zwaardere, juridisch-afdwingbare interventiemaatregelen. De maatregelenladders staan aan de basis van de aanpak van het kabinet bij een nieuwe opleving van COVID-19.

Onder andere het Maatschappelijk Impact Team (MIT) adviseerde de overheid om ook eigen sectorplannen op te stellen. In de kabinetsreactie op het adviesrapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en het MIT-advies2 van 13 januari 2023 en de Kamerbrief van 25 april 20233 heb ik uw Kamer gemeld dat het Rijk bezig was met het opstellen van een sectorplan. Het Adviesteam COVID-19 sector Rijk heeft in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) een sectorplan opgesteld op basis van eerder opgedane ervaring over werkbare maatregelen, gebruik makend van de beschikbare kennis en adviezen. Dit sectorplan heeft geleid tot de maatregelenladder Rijksoverheid en is bijgevoegd bij deze Kamerbrief. Deze maatregelenladder is daarmee onderdeel van de langetermijnaanpak COVID-19. Het sectorplan Rijk is ook de basis voor maatregelen in het geval van toekomstige epidemieën.

3. Opdracht effectiviteit maatregelen aan het RIVM

In mijn brief aan uw Kamer van 25 april 20234 heb ik aangegeven in gesprek te zijn met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over mogelijkheden voor verder onderzoek naar effectiviteit van maatregelen. Dit naar aanleiding van de aanbevelingen in het 2e deelrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV). Ondertussen heb ik het RIVM hiertoe opdracht gegeven. Deze opdracht aan het RIVM is additioneel naast de eerder gegeven opdracht aan ZonMw, waarover u ook bent geïnformeerd op 25 april 20235. Het RIVM zal in 2023 rapporteren over de volgende zaken:

  • 1. Uitwerking van de mogelijkheden en beperkingen m.b.t. onderzoek naar effectiviteit van maatregelen;

  • 2. Internationaal vergelijkend onderzoek naar effectiviteit van maatregelen en maatregelpaketten, en de effecten van timing van maatregelen. Met dit laatste geef ik uitvoering aan de motie van de leden Gündogan en Westerveld over de timing van maatregelen6.

Naar aanleiding van de moties van de leden Agema en Westerveld over het evalueren van de effectiviteit van coronamaatregelen7 ben ik in gesprek met het RIVM en ZonMw over de mogelijkheden om onderzoek te doen naar de effectiviteit van maatregelen in verschillende samenstellingen en individuele maatregelen waar mogelijk. Ook vraag ik het RIVM om minstens eens in de vijf jaar te rapporteren over de laatste inzichten hieromtrent. Ik zal uw Kamer uiteraard informeren over het vervolg van deze onderzoeken.

4. OMT Reglement

Naar aanleiding van de aanbeveling van de OVV in het onderzoeksrapport «Aanpak coronacrisis – Deel 2: september 2020 tot juli 2021» over het opstellen van een »reglement van orde» voor het Outbreak Management Team (OMT) heeft het OMT een dergelijk reglement gepubliceerd8.

De belangrijkste wijziging is dat er nu een openbaar reglement is waarin alle inzichten uit eerdere documenten bij elkaar zijn gebracht. De formuleringen rond vertrouwelijkheid zijn verduidelijkt en er zijn geen vaste leden van het OMT meer.

5. Motie

Motie van de leden Westerveld en Kuiken over het in kaart brengen hoeveel mensen geen zelftest doen uit kostenoverwegingen en hoe die groepen beter bereikt kunnen worden

Naar aanleiding van de motie van de leden Westerveld en Kuiken9, die verzoekt in kaart te brengen hoeveel mensen geen zelftest doen uit kostenoverwegingen en hoe die groepen beter bereikt kunnen worden, heeft de Gedragsunit van het RIVM onderzoek gedaan. Hierbij informeer ik uw Kamer over de resultaten van het onderzoek en daarmee doe ik de motie af. Het onderzoeksrapport vindt u als bijlage bij deze brief.

De onderzoekers concluderen dat onder de algemene bevolking het in huis hebben van zelftesten het gebruik van de testen vergroot. Daarnaast werden onder lagere inkomensgroepen de kosten en beschikbaarheid van zelftesten als een barrière voor het (zelf)testen ervaren, waardoor met name bij milde klachten de frequentie van testen hoger had kunnen zijn. De regeling voor het verstrekken van gratis zelftesten voor sociale minima bleek daarnaast onder een groot deel niet bekend. Het is daarom van belang om de bekendheid en toegankelijkheid van een dergelijke regeling zo groot mogelijk te maken zodat mensen met een lager inkomen er optimaal gebruik van maken. Hierbij is heldere communicatie die aansluit bij de doelgroep zodat mensen weten dat de regeling bestaat, voor wie de regeling geldt en waar ze dan terecht kunnen. Ook het verstrekken van gratis testen op plekken die voor deze groepen mensen makkelijk toegankelijk zijn, kan verder bijdragen aan het in huis hebben van zelftesten binnen lagere inkomensgroepen.

Het OMT heeft in het 146e advies geadviseerd de test- en isolatieadviezen voor het algemeen publiek te laten vervallen en een algemeen advies gegeven voor respiratoire infectieziekten. Gezien dit advies, de uitkomsten van het onderzoek en het gedaalde gebruik van deze regeling is het kabinet van mening dat de regeling voor sociale minima op dit moment niet verlengd hoeft te worden en kan aflopen op 31 december 2023. Wel is het van belang dat sociale minima – in de resterende maanden – geïnformeerd blijven over het bestaan van de regeling. De resultaten van het onderzoek zullen we actief delen met onder andere gemeenten en relevante maatschappelijke organisaties waar we al langer mee samenwerken om de doelgroepen die in aanmerking komen voor de gratis zelftesten hierover te blijven informeren. In ieder geval zullen deze lessen worden betrokken bij voorbereiding op andere infectieziekten en toekomstige pandemieën.

6. Toezeggingen

6.1 Toezegging over het informeren van de Kamer over het de regeling van het beschikbaar stellen van zelftesten en mondkapjes voor bepaalde doelgroepen

De regeling voor het kosteloos beschikbaar stellen van mondneusmaskers en zelftesten voor medisch kwetsbaren is begin dit jaar verlengd tot 31 december 2023. In het commissiedebat van 10 mei jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 2063) heeft uw Kamer gevraagd naar de regeling. Ik heb tijdens dit debat toegezegd uw Kamer te informeren over het besluit over eventuele verlenging van de regeling.

Met het vervallen van het algemene COVID-19 test- en isolatieadvies concludeerde het OMT in februari 2023 dat het verstrekken van zelftesten aan de groep medisch kwetsbaren niet meer noodzakelijk is10. Wat betreft het verstrekken van mondneusmaskers voor medisch kwetsbaren gaf het OMT aan dat dit overwogen kan worden voor personen die in contact komen met mensen met een verhoogde kans op een ernstig beloop van een virale luchtweginfectie. Het MIT gaf in het advies in februari aan het belangrijk te achten dat persoonlijke beschermingsmiddelen, zelftesten én vaccinaties voor deze groepen optimaal toegankelijk blijven.

Het COVID-19 virus is in een endemische fase beland, de ziektelast van COVID-19 kent een dalende lijn en recent is de A-status van COVID-19 komen te vervallen. Dit vertaalt zich ook in een afnemend gebruik van de regeling. In de periode januari tot en met maart 2023 werden maandelijks landelijk nog ongeveer 400 pakketten met mondneusmaskers en zelftesten uitgegeven via apotheken. Vanaf april is dit aantal landelijk gedaald tot ongeveer 100 pakketten per maand.

Zoals het OMT en MIT eerder stelden, is beschikbaarheid van mondneusmaskers en zelftesten relevant voor mensen met een kwetsbare gezondheid, maar gezien de verandering in de status van het coronavirus (vergelijkbaar met andere luchtweginfecties), de brede beschikbaarheid van mondneusmaskers en zelftesten en het geringe gebruik van de regeling is besloten om de regeling per 31 december 2023 te beëindigen.

Het blijft evenwel belangrijk rekening te houden met mensen met een kwetsbare gezondheid. Voor sommige groepen is het risico op een ernstig verloop van corona (ondanks vaccinatie) immers nog steeds aanwezig. Het kabinet wijst daarom in de publiekscommunicatie op de adviezen die helpen om verspreiding van luchtwegvirussen te beperken en roept daarbij op om rekening te houden met mensen die medisch kwetsbaar zijn, bijvoorbeeld door bij lichte klachten te overleggen met de werkgever over de mogelijkheid om thuis te werken11.

6.2 Toezegging over het verstrekken van informatie over wijzigingen in het concept van het OMT-advies

Tijdens het Tweeminutendebat «Niet informeren van de Kamer over de beschikbaarheid van opnames van OMT-vergaderingen» (Handelingen II 2022/23, nr. 64, item 17) heb ik uw Kamer toegezegd de directeur van het Centrum infectieziektebestrijding van het RIVM (Cib) te vragen om binnen twee maanden informatie te verstrekken over de vraag of de wijzigingen in het concept van het 64e OMT-advies gedragen worden door het conceptverslag en het verslag van de vergadering van 14 april 2020, zo mogelijk na raadpleging van de personen die deelgenomen hebben aan de vergadering van 14 april.

De directeur van het Cib is in kennis gesteld van dit verzoek. In reactie hierop heeft de directeur van het Cib aangegeven dat het OMT en diens ambtelijke ondersteuning hun werk naar beste eer en geweten hebben gedaan en nog steeds doen. De directeur van het Cib heeft er daarnaast op gewezen dat de OVV de aanpak van de corona crisis evalueert, waarbij ook aandacht is voor het OMT. De Tijdelijke commissie corona, die een parlementaire enquête naar corona voorbereidt, heeft ook aangekondigd daarin aandacht te hebben voor de rol van het OMT. De inzet van deze instrumenten voor onderzoek is goed gereguleerd. De directeur van het Cib acht het wenselijk de werkzaamheden van het OMT in zijn totaliteit te bezien binnen de kaders van deze lopende onderzoeken en geeft daar volledige medewerking aan. Het ingaan op individuele verzoeken inzake specifieke OMT-adviezen en -vergaderingen wordt in dit licht niet opportuun geacht.

6.3 Toezegging over de vraag of het memo uit voetnoot 53 van het eerste OVV-rapport aan de Kamer beschikbaar kan worden gesteld

Tijdens het Tweeminutendebat «Niet informeren van de Kamer over de beschikbaarheid van opnames van OMT-vergaderingen» (Kamerstuk 25 295, nr. 1998) heb ik uw Kamer toegezegd schriftelijk terug te komen op de vraag of het memo uit voetnoot 53 van het eerste OVV-rapport aan de Kamer beschikbaar kan worden gesteld. Deze voetnoot betreft een interne notitie van het RIVM, «2019-novel Corona virus in Nederland: Risico’s en bedreigingen», 9 februari 2020. Deze notitie is openbaar gemaakt in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob-deelbesluit RIVM over februari 202012) en mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer in antwoord op een commissieverzoek naar aanleiding van de berichtgeving over deze memo op 28 juni 202213 reeds geïnformeerd.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

Naar boven