Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 januari 2022
Na de eerste fase van de COVID-19 crisis (januari 2020-september 2020) heb ik Berenschot
gevraagd om een balans op te maken voor wat betreft de inzet van de departementale
crisisstructuur. Berenschot heeft deze evaluatie uitgevoerd om lering te trekken uit
de inzet van de departementale crisisstructuur tijdens de coronacrisis en inzicht
te krijgen in knelpunten, good practices en verbeterpunten voor de toekomst. Met deze
brief bied ik u de evaluatie van Berenschot aan1. De periode na september 2020 is niet meegenomen in deze evaluatie.
In de evaluatie merkt Berenschot op dat de coronacrisis een groot beroep heeft gedaan
op het Ministerie van VWS. Er is veel gevraagd van de medewerkers en van de crisisstructuur.
De coronacrisis vroeg ook om groot aanpassingsvermogen en flexibiliteit. Dit vanwege
de omvang, de aard en de duur van de crisis, evenals de beperkte ervaring met vergelijkbare
situaties. Hierdoor zijn er «op een rijdende trein» nieuwe werkwijzen en instrumenten
ontwikkeld en is een aangepaste, hybride structuur opgezet.
Tegelijkertijd zijn hierdoor bepaalde vooraf bedachte werkwijzen en structuren niet
volledig ingezet en benut. Dit, terwijl deze het departement juist meer houvast hadden
kunnen geven in onzekere tijden. Met het oog op de toekomst acht Berenschot het daarom
zaak om een goede balans te vinden tussen hetgeen vooraf is bedacht, en dus houvast
kan bieden, en hetgeen aanvullend nodig is om met een specifieke crisissituatie om
te gaan.
Ik neem de beschouwing en de aanbevelingen van Berenschot ter harte. In de basis functioneert
de departementale crisisstructuur goed, maar voor een crisis van dit formaat waren
aanpassingen nodig. Berenschot trekt een aantal waardevolle lessen voor de toekomst.
Ik zal opnieuw naar de departementale crisisstructuur te kijken en ondermeer deze
lessen daarin meenemen. U zult daarover in een later stadium geïnformeerd worden.
Daarbij zullen ook de uitkomsten van het aangekondigde rapport van de Onderzoekraad
voor de Veiligheid (OVV) worden meegenomen, omdat deze naar verwachting voor een deel
op dezelfde onderwerpen zullen reflecteren. De OVV heeft dan ook de beschikking gekregen
over bijgaand rapport.
Een aantal aanbevelingen richt zich niet zozeer op de departementale crisisstructuur
maar betreft meer beleidsmatige aanbevelingen (11, 13 en 14). Een reactie op deze
aanbevelingen zal in beleidsbrieven over infectieziekten worden meegenomen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge