Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2021
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ter uitvoering van artikel 58c, derde
lid, van de Wet publieke gezondheid, de navolgende regeling aan:
-
– Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie
en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 5 november
2021 houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband
met het opnemen van een grondslag voor het blokkeren van coronatoegangsbewijzen.
Voor de precieze inhoud wordt verwezen naar de bijgevoegde ministeriële regeling en
de toelichting daarbij1. Ik doe een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de Wet publieke
gezondheid. Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c,
tweede lid, van de Wet publieke gezondheid zou tot gevolg hebben dat de regeling op
zijn vroegst een week na vaststelling en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers in werking kan treden op 13 november 2021.
Deze regeling dient, gelet op de epidemiologische situatie en het belang van het voorkomen
van misbruik met coronatoegangsbewijzen, echter zo spoedig mogelijk in werking te
treden. Dit is te meer van belang omdat het wenselijk is op zo kort mogelijke termijn
actie te kunnen ondernemen in gevallen van vermoedens van fraude. Naar ons oordeel
kan de uitgestelde inwerkingtreding van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn
bij de vaststelling van maatregelen op basis van hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende
omstandigheden niet worden afgewacht. Daarom is toepassing gegeven aan de spoedprocedure
van artikel 58c, derde lid, Wpg.
Een overeenkomstige brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge