Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2021
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ter uitvoering van artikel 58c, derde
lid, van de Wet publieke gezondheid, de navolgende regeling aan:
-
– Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie
en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 4 november
2021 houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband
met de verbrede inzet van coronatoegangsbewijzen en een uitbreiding van de mondkapjesverplichting.
Voor de precieze inhoud wordt verwezen naar de bijgevoegde ministeriële regeling en
de toelichting daarbij1. Ik doe een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de Wet publieke
gezondheid. Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c,
tweede lid, van de Wet publieke gezondheid zou tot gevolg hebben dat de regeling op
zijn vroegst een week na vaststelling en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers
in werking kan treden op 10 november 2021. De bepalingen over onder meer de mondkapjesplicht
en de verbreding van de inzet van het coronatoegangsbewijs dienen gezien de epidemiologische
situatie zo spoedig mogelijk in werking te treden. De inwerkingtreding van deze regeling
is vastgesteld op 6 november 2021, zodat de betreffende ondernemingen zich kunnen
voorbereiden op de nieuwe maatregelen. Naar ons oordeel kan de uitgestelde inwerkingtreding
van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen
op basis van hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden niet worden
afgewacht. Daarom is toepassing gegeven aan de spoedprocedure van artikel 58c, derde
lid, Wpg.
Een overeenkomstige brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge