Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2021
In de regeling van werkzaamheden van 2 november jongstleden verzocht het lid Wilders
(PVV) om een brief inzake het uitlekken van mogelijke coronamaatregelen (Handelingen II
2021/22, nr. 16).
Ik heb helaas moeten constateren dat bij de voorbereiding van de besluitvorming van
het kabinet van 2 november jl. voornemens geheel of gedeeltelijk, voortijdig naar
buiten zijn gekomen.
Er komt daardoor informatie die veelal onvolledig of soms zelfs onjuist is in de media.
Daarmee wordt de Kamer, noch het publiek, goed geïnformeerd. Het kabinet vindt dit
onwenselijk en begrijpt de onvrede en onbegrip in de Tweede Kamer daarover volledig.
Tegelijkertijd kan het kabinet niet uitsluiten dat daar waar het kabinet grote belangen
heeft af te wegen, waar het kabinet met verschillende belangengroepen overlegt, en
waar zovelen betrokken zijn, er – al dan niet opzettelijk – met enige regelmaat voornemens
uitlekken.
Als informatie voortijdig naar buiten komt en die informatie onjuist of onvolledig
is en maatschappelijke onrust veroorzaakt, dan is het soms nodig hierop te reageren
en deze van context te voorzien.
Ik beschik niet over informatie over de motieven of oorzaken van deze recente lekken,
noch over de wijze waarop zij plaatsvonden, maar het kabinet voelt zich aangespoord
er alles aan te blijven doen om het voortijdig openbaar maken van mogelijke besluiten
en het lekken van informatie te voorkomen. Ik zelf wijs binnen en buiten het kabinet
met regelmaat op het belang van de vertrouwelijkheid van het besprokene.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte