Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 februari 2021
Op 5 februari is het Outbreak Management Team (OMT) bijeengekomen om zich te buigen
over de handreiking neusverkouden kinderen. Omdat kinderen vaak verkouden zijn, en
in verreweg de meeste gevallen dan niet besmet zijn met COVID-19, werd het kinderen
toegestaan om met (lichte) verkoudheidsklachten wel naar school of naar de kinderopvang
te gaan. Dit is vastgelegd in de handreiking neusverkouden kinderen, ook wel bekend
als de «snottebellenrichtlijn». Deze richtlijn is bedoeld om helderheid te bieden
over wanneer, en met welke symptomen, kinderen wel en niet thuis dienen te blijven.
In het licht van de heropening van het primair onderwijs, het speciaal (basis)onderwijs
en de kinderopvang, heeft het kabinet het OMT gevraagd om de snottebellenrichtlijn
opnieuw te bezien, de meest recente epidemiologische inzichten in acht nemend. Het
OMT1 adviseert om deze richtlijn bij te stellen en leerlingen vanaf 4 jaar met ook lichte
verkoudheidsklachten wel thuis te laten blijven. Het kabinet geeft hier opvolging
aan; hieronder licht ik het advies en de reactie van het kabinet hierop toe. Deze
brief stuur ik u mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, evenals
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met het oog op zijn verantwoordelijkheid
voor de kinderopvang.
99ste OMT-advies en kabinetsreactie: snottebellenrichtlijn blijft van kracht voor kinderen
van 0 tot 4, kinderen vanaf 4 jaar met verkoudheidsklachten blijven thuis
Het OMT adviseert tot een bijstelling van de richtlijn voor neusverkouden kinderen:
-
• kinderen in de leeftijd van 4–12 jaar met klachten passend bij COVID-19 kunnen niet
naar school voordat zij getest zijn en negatief bevonden;
-
• voor kinderen van 0–4 jaar geldt dat huisgenoten moeten thuisblijven als het kind
behalve neusverkoudheid óók koorts en/of benauwdheid heeft.
Bij kinderen tot 4 jaar bestaat een lage kans dat een neusverkoudheid wijst op besmetting
met COVID-19. Bij heel jonge kinderen komt een neusverkoudheid zeer vaak voor, en
de bekende onderzoeksinformatie wijst er niet op dat zij COVID-19 snel overdragen,
ook niet voor wat betreft de VK-variant. Hierom blijft de richtlijn gehandhaafd dat
kinderen van 0 tot 4 met alleen verkoudheidsklachten naar de opvang mogen. Indien
kinderen ook hoesten of koorts, dan wel benauwdheid hebben, blijven ze thuis. Dit
geldt ook als ze een coronatest hebben gekregen in afwachting van het resultaat.
Voor kinderen van 4 tot 12 jaar adviseert het OMT een bijstelling van de richtlijn.
Kinderen in deze leeftijdsgroep hebben nog steeds een aanzienlijk kleinere kans om
daadwerkelijk besmet te zijn met COVID-19, maar bij de VK-variant is de besmettelijkheid
hoger in alle leeftijdsgroepen. Om deze reden adviseert het OMT om het test- en thuisblijfadvies
aan te scherpen: kinderen van 4 tot 12 blijven thuis bij verkoudheidsklachten, en
laten zich testen. Dit is in lijn met het beleid voor kinderen vanaf 13 jaar en volwassenen.
Het OMT geeft aan doorlopend kennis te nemen van nieuwe gegevens en inzichten over
neusverkoudheidsklachten in relatie tot de kans op een positieve test voor COVID-19,
en hier in hun volgende adviezen rekenschap van te geven.
Advies BAO
Omdat een eventuele herziening van deze handreiking van groot belang is voor basisscholen
en de kinderopvang, die vanaf maandag weer open zullen gaan, is het OMT-advies schriftelijk
aan de kernleden van het BAO voorgelegd. Zij zijn akkoord met het advies, en wijzen
op het belang van heldere richtlijnen en communicatie over testmethoden die geschikt
zijn voor jonge kinderen.
Kabinetsreactie
Het kabinet volgt deze adviezen van het OMT; de richtlijn van de Landelijke Coördinatie
Infectieziekten (LCI) van het RIVM wordt bijgesteld in lijn met deze adviezen. De
informatievoorziening naar scholen en instellingen voor kinderopvang zal dit reflecteren;
de servicedocumenten van het funderend onderwijs, evenals de sectorale protocollen
voor het primair onderwijs, speciaal (basis) onderwijs en de kinderopvang worden hierop
aangepast.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob