25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 1292 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR MEDISCHE ZORG EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2021

In de laatste brief aangaande het zoönosenbeleid (Kamerstuk 25 295, nr. 990) is aangegeven wat het staande beleid is en wat de aanvulling is die hierop wordt gedaan. Omdat het kabinet vooruit wil blikken en breder wil bezien wat nodig is om infectieziektenuitbraken zoveel mogelijk te voorkomen, is een aantal zaken in gang gezet. De ambitie is om op basis hiervan het zoönosenbeleid verder te versterken en daarmee risico’s op het ontstaan en de verspreiding van zoönosen zoveel mogelijk te beperken. Wij informeren u in deze brief over de stand van zaken.

Zoönosenbeleid

In de genoemde Kamerbrief is beschreven wat wij doen om zoönosen te voorkomen, snel te ontdekken en verdere verspreiding te voorkomen of af te remmen. De Nederlandse geïntegreerde humaan-veterinaire risicostructuur, kortweg de zoönosenstructuur, speelt daar een belangrijke rol in. De structuur richt zich op signalering, beoordeling en bestrijding van zoönosen en is voortdurend actief, juist ook wanneer er geen sprake is van een dreiging. Het borgt goede samenwerking tussen de humane en veterinaire gezondheidsorganisaties, inclusief de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De bestuurlijke verantwoordelijkheid ligt bij de Minister van VWS. De voorzitters van alle gremia in de zoönosestructuur komen uit de volksgezondheidshoek. Beide Ministeries besluiten gezamenlijk over maatregelen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid voor het beleidsterrein en de vigerende wetgeving.

Data uit humane en veterinaire monitoring en early warning, zijn de informatiebasis waarop onze zoönosenstructuur werkt. Binnen de zoönosenstructuur is het zogenaamde Signaleringsoverleg Zoönosen (SO-Z) ingericht. In dit maandelijkse overleg onder voorzitterschap van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), beoordelen deskundigen uit de humane en de veterinaire sector op gestructureerde wijze regionale, landelijke en internationale signalen van mogelijk zoönotische aard.

Vervolgstappen in de beoordeling vinden afhankelijk van de ernst van het signaal plaats in het responsteam zoönosen (RT-Z), het Outbreak Management Team Zoönosen (OMT-Z) of het deskundigenberaad zoönosen (DB-Z). Zo kunnen indien nodig snel de benodigde bestrijdingsmaatregelen genomen worden.

Deze interdisciplinaire samenwerking om de gezondheid van mensen, dieren en omgeving te verbeteren is «One Health» in optima forma. De Nederlandse aanpak wordt internationaal actief uitgedragen. We verkennen daarnaast de extra inzet op het uitdragen van de Nederlandse kennis en ervaring op het gebied van One Health en het laten uitvoeren van onderzoek.

Nationaal

Het is belangrijk om, net zoals in de zoönosenstructuur, vanuit verschillende kolommen nauw samen te werken aan het thema zoönosen. Om de bestaande intensieve samenwerking tussen de Ministeries van VWS en LNV verder te bevorderen is eind vorig jaar een interdepartementale projectgroep zoönosen ingesteld, met vertegenwoordigers van beide departementen. Deze samenwerkingsvorm maakt het mogelijk om sneller en adequater interdepartementale beslissingen te nemen en acties in gang te zetten in het kader van versterking van het zoönosenbeleid.

Sinds februari jl. werkt de expertgroep zoönosen, onder voorzitterschap van de heer drs. H.J. Bekedam, aan een risicobeoordeling aangaande zoönosen. Zij brengt in beeld wat er voor nodig is, om in de breedte van volksgezondheid, diergezondheid en omgeving, risico’s op zoönotische uitbraken te verkleinen. Veel factoren zijn van invloed op de problematiek van zoönosen, bijvoorbeeld de manier waarop we met uit het wild afkomstige dieren en de natuur omgaan, het verlies van biodiversiteit in de wereld en het houden van dieren. De expertgroep vertegenwoordigt een veelheid aan disciplines en zal aandacht schenken aan alle aspecten, zowel nationaal als internationaal. In een kort tijdsbestek zal zij deze omvangrijke opdracht en risicobeoordeling uitvoeren en hierover rapporteren. Voor de zomer wordt dit rapport verwacht.

Binnenkort wordt gestart met een externe evaluatie van de SARS-CoV-2 uitbraak bij nertsen, waarbij ook de werking van de zoönosenstructuur aan de orde komt. Het proces duurt langer dan verwacht. De opleverdatum van het rapport zal naar verwachting na de zomer zijn.

Internationaal

In de eerdergenoemde Kamerbrief van 12 februari jl. staat reeds toegelicht in welke fora Nederland actief opereert en welke instrumenten Nederland tot haar beschikking heeft om de internationale inzet op het terrein van zoönosebeleid vorm te geven. Hieronder een weergave van de inzet van Nederland van de afgelopen maanden.

Op 30 maart jl. presenteerde een team van internationale experts van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de uitkomsten van haar onderzoek naar de oorsprong van SARS-CoV21. Prof. dr. M.P.G. (Marion) Koopmans van het Erasmus Medisch Centrum maakt deel uit van het team van experts. Hoewel er tot op heden geen aanwijzingen zijn gevonden van de precieze oorsprong van het coronavirus, stelt de onderzoekscommissie in haar rapport als meest waarschijnlijke hypothese, dat het virus bij vleermuizen is ontstaan en via een ander dier op de mens is overgesprongen. Belangrijke aanbeveling in het rapport is het uitvoeren van vervolgstudies. Het is de eerste keer dat een grootschalige missie naar de oorsprong van een pandemie heeft plaatsgevonden en ook daarover zijn nuttige lessen te trekken.

Een kader om een wetenschappelijke onderzoeksmissie direct na een uitbraak mandaat te verlenen tot onderzoek ontbreekt nog in de internationale gezondheidsregelingen.

Nederland heeft direct na presentatie van het rapport de gezamenlijke EU-Verklaring2 over de COVID-19 oorsprongsmissie gesteund. De verklaring pleit o.a. voor vervolgonderzoek, om te achterhalen welke natuurlijke reservoirs belangrijk zijn voor zoönotische virussen als SARS-CoV2, en hoe we toekomstige uitbraken eerder kunnen signaleren. Nederland heeft zich tijdens de World Health Assembly (28 mei t/m 1 juni 2021) ingezet voor vervolgonderzoek over de oorsprong van de pandemie. Het Secretariaat van de WHO heeft aangegeven dat de komende weken nog consultaties met lidstaten zullen plaatsvinden, waarna een beslissing zal volgen over fase 2 van de COVID-19 oorsprongsmissie.

Op 12 april jl. heeft de WHO, in samenwerking met OIE en UNEP, een advies uitgebracht over de handel in levende, uit het wild afkomstige zoogdieren op traditionele voedselmarkten en bijbehorende volksgezondheidsrisico’s3. Het advies geeft aan dat er verhoogde risico’s zijn, als op markten levende, uit het wild afkomstige dieren, met name zoogdieren, worden verkocht en geslacht. Een risicobeoordeling moet volgens de WHO plaatsvinden om de juiste risicomanagementstrategieën te bepalen. Dit met inachtneming van het belang van voedselmarkten voor lokale gemeenschappen. Het advies beveelt verschillende acties aan die nationale bevoegde autoriteiten zouden moeten nemen om de risico’s te verminderen, zoals het opschorten van handel in uit het wild afkomstige zoogdieren op dergelijke voedselmarkten, het versterken van de regelgeving en ontwikkeling van educatiemateriaal. Wij zullen in gesprek blijven met de WHO en andere internationale organisaties over de uitwerking van het advies over traditionele voedselmarkten. Het beheersen van risico’s door zoönosen is een mondiaal thema en moet dus ook mondiaal worden benaderd.

Zoals aangegeven in antwoord op de vraag van het lid Van Esch (PvdD) tijdens het coronadebat van 15 april jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 69, item 14), en gemeld in de brief (20 mei 2021, Kamerstukken 35 570 XVI en 25 295, nr. 192)., heeft Nederland tijdens de World Health Assembly (28 mei t/m 1 juni 2021) aan de WHO gevraagd de verdere uitwerking van het advies over traditionele voedselmarkten met lidstaten te bespreken om gezondheidsrisico’s in verband met deze markten te verminderen. Het Secretariaat van de WHO heeft direct hierop schriftelijk gereageerd dat dit onderwerp verder behandeld zal worden met een bijbehorend vervolgrapport op de volgende Executive Board meeting in januari 2022. Nederland heeft zich ook ingezet voor de one health-aanpak om de gezondheid van mensen, dieren en milieu te verbeteren en het risico op zoönosen terug te dringen. Aandacht voor deze onderwerpen is ook namens de EU gevraagd, bij monde van de Voorzitter van de Europese Unie, Portugal.

Op 20 mei hebben WHO, FAO, OIE en UNEP gezamenlijk een One Health High Level Expert Panel (OHHLEP) gelanceerd, waarvan het secretariaat belegd is bij de WHO. Dit panel, waarvan ook de Nederlandse Prof. dr. M.P.G. (Marion) Koopmans deel uit maakt, gaat deze organisaties adviseren over de ontwikkeling van een langetermijnplan voor wat er wereldwijd nodig is om de opkomst en verspreiding van zoönotische uitbraken te voorkomen.

Bij de informele bijeenkomst van de EU-Raadswerkgroep van Chief Veterinary Officers (CVO’s) op 29 april jl. is door de CVO van de FAO een presentatie gehouden over internationale samenwerking op het gebied van zoönosen. Ook werd daarbij aangegeven dat het belangrijk is een Global Action Plan te ontwikkelen, met de andere internationale partners, met als doel om pandemieën zoveel mogelijk te voorkomen en te werken middels de One Health aanpak. De ontwikkeling van een dergelijk Global Action Plan zou Nederland ondersteunen.

EU Inzet nertsen COVID-19

De Europese Commissie werkt op dit moment aan een geharmoniseerde monitoring van SARS-CoV-2 bij nertsen, andere marterachtigen en wasbeerhonden. Zoals eerder aangegeven (Kamerstukken 28 286 en 25 295, nr. 1166), pleiten wij in Europa voor een geharmoniseerde monitoring en bestrijding van SARS-CoV-2 bij deze diersoorten en zetten wij ons daarnaast in voor een verbod op de pelsdierhouderij in de EU. Momenteel voeren we gesprekken met andere lidstaten om hun standpunten te polsen. Draagvlak vinden voor onze inzet is een voorwaarde om agendering van een verbod in EU-verband een vervolg te kunnen geven en op termijn daadwerkelijk effect te sorteren. Wij zullen uw Kamer informeren over vervolgstappen in dit traject.

Onderzoek

We zetten in op extra onderzoek naar het risico op het ontstaan van onbekende zoönosen in Nederland. De komende vier jaar doet het RIVM, in nauwe samenwerking met de Wildlife Ecology en Conservation groep van Wageningen University & Research (WUR), onderzoek om te bepalen onder welke ecologische omstandigheden in Nederland de oversprong van ziektekiemen van uit het wild afkomstige dieren op de mens kan worden veroorzaakt, waarbij vervolgens mens-tot-mens transmissie mogelijk is. Daarbij wordt aansluiting en samenwerking gezocht bij en met nationale partners en lopende (Europese) projecten. Een belangrijke vraag in dit onderzoek is onder andere: onder welke omstandigheden kunnen we in Nederland/Europa een (nog) onbekende zoönose verwachten? Daarnaast heeft de WUR een one health-onderzoeksagenda opgesteld met betrekking tot opkomende zoönosen (ERRAZE@WUR). Hiervoor herinvesteert WUR een groot deel van de opbrengst van het uitvoeren van humane COVID-testen het afgelopen jaar. De WUR zal deze onderzoeksagenda, gericht op het voorkomen van toekomstige pandemieën, het versterken van de paraatheid en het mitigeren van de impact ervan, de komende jaren uitvoeren en daarbij de samenwerking zoeken met overheden, internationale partijen, private instellingen en andere, nationale en internationale, onderzoeksinstituten en initiatieven op het gebied van One Health.

Daarnaast hebben het ErasmusMC, de Erasmus Universiteit Rotterdam en de TU Delft recent gezamenlijk het initiatief genomen voor een Pandemic & Disaster Preparedness Center, dat de ambitie heeft om topwetenschappers nationaal en internationaal samen te brengen met kennis van pandemische dreigingen en klimaat gerelateerde calamiteiten, om te bouwen aan een onderzoeksagenda voor de toekomst.

Er worden internationaal diverse onderzoeksprogramma’s opgezet, zowel onder de vlag van de internationale partijen, zoals WHO en OIE, als door individuele landen of onderzoeksinstellingen. Nederlandse onderzoekers en instellingen zijn op vele van deze initiatieven als partners aangesloten.

Afsluitend

We zijn ervan overtuigd dat we in Nederland een goede basis hebben met onze huidige zoönosenstructuur, maar willen deze graag verbeteren waar dit kan. Ook zetten we ons in voor het beheersen van wereldwijde risico’s. Zodra de rapporten (expertgroep zoönosen en evaluatie SARS-CoV-2 uitbraak bij nertsen) gereed zijn, zullen we uw Kamer nader informeren.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven