25 282
Het onder de werkingssfeer van de wettelijke werknemersverzekeringen brengen van het overheidspersoneel (Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen)

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 2 december 1997

1. Inleiding

In het wetgevingsoverleg inzake de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (OOW, nr. 25 282) van 3 november 1997 heb ik u toegezegd de Tweede Kamer te betrekken bij het besluit van het kabinet tot inwerkingtreding van de WAO, eerste fase. Ik leg u hierbij het besluit voor.1 Zonder tegenbericht van uw kant vóór 16 december 1997 zal het besluit ongewijzigd worden gepubliceerd in het Staatsblad.

Ingaande 1 januari 1998 vallen het overheidspersoneel en de overheidswerkgevers onder de werking van de WAO en Pemba. Tot die datum is op het overheidspersoneel de WAO-conforme regeling van toepassing. Voor militairen zijn tot 1 januari 1998 de militaire arbeidsongeschiktheidsregelingen van toepassing. De WAO en Pemba zullen niet alleen voor nieuwe WAO-gevallen van overheidspersoneel gelden, maar ook voor de lopende rechten op een WAO-conforme uitkering en militaire arbeidsongeschiktheidsregelingen.

Voor het nemen van het besluit tot inwerkingtreding van de WAO is het voor het kabinet van belang te weten of de uitvoering van de WAO ten aanzien van overheidspersoneel naar verwachting adequaat zal gaan plaatsvinden. Het FAOP als huidige opdrachtgever voor de uitvoering van de WAO-conforme regeling wordt ingaande 1 januari 1998 opgeheven. Het Lisv zal als rechtsopvolger het opdrachtgeverschap van het FAOP en van de minister van Defensie met ingang van die datum overnemen. De lopende uitkeringen moeten worden omgezet in WAO-uitkeringen. USZO is zowel uitvoerder van de WAO-conforme regeling en de militaire regelingen als beoogd uitvoerder van de WAO.

Het criterium dat voor het kabinet geldt om tot een positief oordeel over de overgang naar de WAO te komen, is of uitvoering door USZO B.V. (UVI) van de WAO ingaande 1 januari 1998 op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden. Dit houdt voor het kabinet in dat het op basis van de huidige inzichten de overtuiging moet hebben dat er zicht op is dat het gemiddelde kwaliteitsniveau van de uitvoering door USZO van de WAO over geheel 1998 tenminste het niveau heeft van de uitvoering van de WAO-conforme regeling eind 1997. Hierbij moet bedacht worden dat de ervaringsregel is dat bij wijziging van regelingen of ingebruikname van gewijzigde computerprogrammatuur zich tijdelijk een daling van het uitvoeringsniveau kan voordoen. Dit kan derhalve ook gaan optreden bij de overgang van de lopende uitkeringen WAO-conform naar WAO.

In de loop van 1996 en 1997 is ten behoeve van deze beoordeling een aantal activiteiten ondernomen en informatie verzameld. Ik heb de beoordeling laten toetsen door een externe adviseur. Ik licht de beoordeling hieronder toe.

2. Beoordelingsaspecten

2.1 De erkenning van USZO als uitvoeringsinstelling

USZO heeft in oktober 1997 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aanvraag ingediend om als uitvoeringsinstelling in de zin van de OSV 1997 erkend te worden. De beoordeling van de aanvraag vindt momenteel plaats. Daartoe heeft de Minister van SZW over de erkenning aan het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv) advies gevraagd. Het advies van het Ctsv wordt in december 1997 verwacht.

De Minister van SZW kan een erkenning uitsluitend verlenen aan een rechtspersoon. De statuten van de op te richten USZO B.V. (UVI) c.s. zijn voor een verklaring van geen bezwaar aan de Minister van Justitie voorgelegd. Het formele besluit tot erkenning kan dan ook eerst genomen worden nadat de verklaring van geen bezwaar is afgegeven en de USZO B.V. (UVI) c.s. is opgericht.

Naar verwachting zal de Minister van SZW het besluit tot erkenning in de loop van de maand december 1997 nemen. Het besluit van het kabinet tot invoering van de WAO voor overheidspersoneel ligt onder het beslag van het nog te nemen besluit tot erkenning.

2.2 Boedelbeschrijvingen

In het kader van de overdracht van het opdrachtgeverschap per 1 januari 1998 zijn door FAOP en Defensie zogeheten boedelbeschrijvingen gemaakt van de stand van de uitvoering door USZO van de WAO-conforme regeling, respectievelijk de defensieregelingen. De boedelbeschrijving van FAOP laat zien dat eind 1997 nog geen sprake is van een stabiele uitvoering van de WAO-conforme regeling. Voorts blijkt er uit dat in 1996 en 1997 een aantal verbeteracties zijn ingezet die op 1 januari 1998 nog niet zullen zijn afgerond.

Uit de boedelbeschrijving van Defensie blijkt dat USZO de defensieregelingen volgens de vereiste rechtmatigheidsnormen uitvoert en dat er geen achterstanden zullen worden overgedragen.

2.3 Protocol FAOP-Lisv en Defensie-Lisv

Tussen FAOP als opdrachtgever van de WAO-conforme regeling en Lisv als opdrachtgever van de uitvoering van de WAO zijn afspraken gemaakt inzake de ordentelijke overgang van de middelen die het Lisv nodig heeft voor de uitvoering van zijn taken. Deze afspraken zullen worden neergelegd in een protocol.

Met betrekking tot de overgang van de arbeidsongeschiktheidsregelingen van Defensie naar de WAO, zullen Defensie en Lisv de afspraken over deze overgang in een soortgelijk protocol vastleggen.

2.4 Risicoanalyse

Voorts heeft USZO een risicoanalyse inzake de invoering van de WAO gemaakt. Hierin worden de mogelijke afbreukrisico's onderkend van onder meer de interne processen, de opleidingen, de automatisering, het testtraject en de gevolgen voor werkgevers en uitkeringsgerechtigden. USZO verwacht dat zich begin 1998 de bij invoering van nieuwe regelgeving gebruikelijke aanloopproblemen zullen voordoen. Verder zijn potentiële risico's de krappe tijdsplanning, het automatiseringstraject en de prioriteitstelling m.b.t. het stabiliseren van de uitvoering van WAO-conform in relatie tot de voorbereiding op de WAO. De risico's worden door USZO per saldo beheersbaar geacht.

2.5 Uitvoering met nieuw systeem, dan wel met terugvalscenario

Het besluitvormings- en testtraject van USZO ligt op schema (stand 1 december 1997). In december zijn nog belangrijke uitkomsten van testen te verwachten. Bij goede uitkomsten zal per 1 januari 1998 begonnen kunnen worden met de uitvoering van de WAO met behulp van een gewijzigd automatiseringssysteem.

Bij tegenvallende testen verwacht de USZO ten laatste in maart 1998 met het gewijzigde automatiseringssysteem de WAO te kunnen uitvoeren. Voor dit geval heeft USZO een terugvalscenario vastgesteld dat voorziet in de uitvoering van de WAO vanaf 1 januari a.s. USZO is van opvatting dat hiermee een adequate voorziening voor betaling van uitkeringen, heffing van premie en claims op de desbetreffende fondsen voorhanden is.

2.6 Beoordeling Coopers & Lybrand

Ik heb Coopers & Lybrand opdracht gegeven mij te adviseren over de overgang van WAO-conform naar WAO met het doel de beantwoording van de vraag of de invoering van de WAO verantwoord is. In dit verband heb ik ook laten onderzoeken hoe groot het risico is dat WAO-uitkeringsgerechtigden eind januari 1998 geen of een onjuiste uitkering ontvangen.

In dat perspectief acht Coopers & Lybrand de kwaliteit van het WAO-project van USZO afdoende. Alle risico's zijn in kaart gebracht en keuzen zijn gemaakt om die risico's op te vangen. De tijdsplanning is erg krap. De kwaliteit van de testresultaten zal bepalen of uitvoering per 1 januari 1998 met een nieuw geautomatiseerd systeem haalbaar is. Zijn de testresultaten goed, dan kan het nieuwe systeem worden toegepast en mag volgens Coopers & Lybrand verwacht worden dat de kwaliteit van de uitvoering in 1998 minimaal gelijk zal zijn aan die van 1997.

Bij niet positieve testresultaten zal het terugvalscenario worden gevolgd. Coopers & Lybrand komt tot het oordeel dat het terugvalscenario op dit moment (18 november 1997) onvoldoende solide is uitgewerkt. Een aantal handmatige bewerkingen zal additioneel noodzakelijk zijn. Het risico op extra fouten zal dan toenemen. USZO heeft van het terugvalscenario een impactanalyse opgesteld. Over de vraag of met de terugvaloptie extra risico's worden gelopen, komt meer duidelijkheid na afronding van een review op de impactanalyse door de interne accountant van USZO.

Coopers & Lybrand heeft op basis van kwalitatieve waarnemingen een saldering gemaakt van de factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van de uitvoering door USZO. De waardering van deze factoren is kwalitatief, aangezien op dit moment deze invloed kwantitatief niet is vast te stellen. De onderstaande tabel heeft dan ook een indicatief karakter. Het begrip kwaliteit heeft Coopers & Lybrand beoordeeld in de zin van rechtmatigheid.

Rechtmatigheid is in dit onderzoek de rechtmatigheid zoals gedefinieerd in het controleprotocol van het Ctsv.

Aspect van de uitvoeringInvloed op de kwaliteit van de uitvoering
Proces Kwaliteitsmeting
Wegvallen fondstoedeling van betaalde uitkeringen
Conversie van WAO-conform naar WAO0
Optie A: Uitvoeren nieuw systeem (afhankelijk van de op 9–12 bekende testresultaten)0
Optie B: Uitvoeren op basis van terugvalscenario0/–1
Structurele fouten0
Totaal0/+

1 De score is afhankelijk van het oordeel van de interne accountant van USZO. Indien die analyse positief is, komt de waardering van optie B op «0/–» uit.

3. Beoordeling invoering WAO voor overheidspersoneel

Bij de beantwoording van de vraag of op basis van de hiervoor beschreven beoordelingsaspecten de overtuiging bestaat dat er zicht op is dat het gemiddelde kwaliteitsniveau van de uitvoering door USZO van de WAO over geheel 1998 tenminste het niveau heeft van de uitvoering van de WAO-conforme regeling eind 1997, heeft het kabinet het volgende overwogen.

De uitvoering van de WAO zal plaatsvinden via een nieuw automatiseringssysteem (optie A), dan wel tijdelijk via een terugvaloptie (optie B). Op basis van informatie van Coopers & Lybrand en aanvullende informatie van de directie van USZO komt het kabinet op basis van de huidige inzichten tot de overtuiging dat in beide opties de WAO adequaat uitgevoerd zal kunnen worden.

De USZO-directie moet in december 1997 nog een keuze maken of de WAO per 1 januari 1998 via de nieuwe automatiseringssystemen of via de weg van het terugvalscenario wordt uitgevoerd. Wordt besloten met de nieuwe systemen te werken, dan kan op basis van het advies van Coopers & Lybrand gesteld worden dat geen kwaliteitsverlies zal optreden. Wordt gekozen voor het terugvalscenario, dan kan, gelet op de beoordeling van Coopers & Lybrand nog geen definitief oordeel worden gegeven. Hierover komt volgens Coopers & Lybrand meer duidelijkheid na afronding van de review van de interne accountant op de impactanalyse van USZO.

De bovenstaande tabel van Coopers & Lybrand geeft aan dat de invloed op de kwaliteit van de uitvoering per 1 januari 1998 in ieder geval geldt ten aanzien van de aspecten kwaliteitsmeting, wegvallen fondstoedeling, conversie en structurele fouten, onafhankelijk van de uitvoeringsoptie waarvoor wordt gekozen. In de optie A zal in totaliteit de uitvoeringskwaliteit gelijk blijven of toenemen. In de optie B zal een eventuele «min» van zodanige omvang zijn dat de bepaling van het totale kwaliteitsniveau gecompenseerd zal worden door de twee plussen.

Voor het kabinet heeft ook meegewogen het risico dat uitkeringsgerechtigden in januari 1998 ten gevolge van de overgang naar de WAO geen of een onjuiste uitkering ontvangen. Coopers & Lybrand heeft gemeld dat de overgang naar de WAO per 1 januari 1998 aanmerkelijk minder ingrijpend is dan de omzetting per 1 januari 1996 van invaliditeitspensioen naar WAO-conform. De complexiteit en de conversieproblematiek waren toen aanzienlijk groter. De onderhavige overgang naar de WAO is vergelijkbaar met een nieuwe release van computerprogrammatuur, hetgeen inhoudt dat in het begin van 1998 een zeker risico op kwaliteitsverlies wordt gelopen. Het kabinet komt tot de conclusie dat er voor de uitkeringsgerechtigden in deze optie (A) in januari 1998 ten gevolge van de overgang naar de WAO geen verhoogd risico is dat zij geen of een onjuiste uitkering ontvangen. Meer duidelijkheid over optie B zal ontstaan na nadere informatie van de kant van USZO.

Het antwoord op de vraag op welke wijze, via optie A of via optie B, de uitvoering per 1 januari 1998 zal plaatsvinden, hangt af van de testresultaten in december. Aan Coopers & Lybrand zal ik een advies vragen omtrent de validiteit van de besluiten van de USZO-directie die worden genomen op basis van deze testen. Ik zal u zo mogelijk nog vóór het geplande Algemeen overleg met de vaste commissie van 11 december a.s. informeren over de testresultaten.

4. Van oude naar nieuwe opdrachtgever

4.1 Inleiding

De overgang van de uitvoering van de WAO-conforme regeling naar de WAO betekent ook een verandering van opdrachtgever. Het FAOP beëindigt het opdrachtgeverschap van WAO-conform en het Lisv is de nieuwe opdrachtgever van de WAO. Ten aanzien van de uitvoering van de lopende WAO-conforme uitvoering is het Lisv de rechtsopvolger van het FAOP. Daarmee neemt het Lisv de lusten en lasten van het FAOP over.

4.2 Regelgeving liquidatie FAOP

Bij algemene maatregel van bestuur, tot stand te brengen onder verantwoordelijkheid van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid – en waarover spoedadvies is gevraagd aan de Raad van State –, zal in dit verband onder meer het volgende worden geregeld:

a. de rekenregels op basis waarvan kan worden bepaald of en zo ja, van welke omvang een bedrag van het FAOP moet worden overgeheveld naar het Aof;

b. bij een negatief Aof-vermogen vindt de bij a genoemde overdracht niet plaats; voor zover het negatieve Aof-vermogen door premieverhoging wordt ingelopen, behoeven overheidswerkgevers daaraan per saldo niet bij te dragen;

c. de aanwijzing van het Lisv als de voor de liquidatie verantwoordelijke instantie;

d. de mogelijkheid het FAOP-vermogen te bestemmen voor in ieder geval de afwikkeling van de WAO-conforme regeling uit 1997 en de bekostiging van de noodzakelijke verbeteracties voor zover die acties voortvloeien uit gebreken of tekortkomingen in de uitvoering van de WAO-conforme regeling in 1997;

e. de taak van het Lisv als liquiderende instantie, zoals:

– het opstellen van de jaarrekening en slotbalans van het FAOP betreffende 1997;

– de verantwoording over de liquidatie in de vorm van een verslag dat naar de Ministers van Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid gezonden wordt;

– het doen van uitgaven ten behoeve van de genoemde bestemmingen van het FAOP-vermogen;

– de afhandeling van de lopende zaken van het FAOP.

Het tijdstip van liquidatie zal zijn het moment waarop alle vorderingen en schulden van het FAOP zijn verwerkt. Als uiterste liquidatietijdstip is 1 januari 2000 opgenomen.

In de Wet OOW is bepaald dat het vermogen dat na de bestemming van de doelen resteert (het slotvermogen) ten gunste zal komen van de overheidswerkgevers.

4.3 Besluitvorming FAOP-bestuur

Het bestuur van het FAOP heeft met betrekking tot de bestemming van zijn vermogen de volgende besluiten genomen:

a. het FAOP heeft een achtergestelde lening verstrekt aan de Stichting USZO van 4,4 mln. Hierbij zijn dezelfde normen toegepast als bij de verstrekking van achtergestelde leningen van de bedrijfsverenigingen aan Uvi's ten tijde van de zogeheten ontvlechting.

b. het FAOP erkent dat de uitvoering van de WAO-conforme regeling ultimo december 1997 niet stabiel zal zijn. Om stabiliteit te bereiken zullen nog een aantal activiteiten moeten worden ondernomen. De hiermee gemoeide kosten heeft het FAOP gesteld op 65,6 mln. Het FAOP-bestuur zal er dan ook voor zorgen dat dit bedrag per 31 december 1997 aanwezig zal zijn.

c. het FAOP heeft na consultatie van Sociale Zaken en het Lisv geoordeeld dat het over te dragen vermogen aan het Aof waarmee het rekening moet houden, nihil bedraagt. De formule op grond waarvan het vermogen wordt bepaald, is vermeld in artikel 44, eerste lid, van het wetsvoorstel OOW.

d. via verlaging van de FAOP-premie over het jaar 1997 laat het FAOP ca. 175 mln. terugvloeien naar de overheidswerkgevers.

e. een dotatie aan USZO t.b.v. een voorziening voor toekomstige wachtgeldlasten van USZO ad 2,6 mln en een voorziening voor een verlofstuwmeer van 2 mln.

Het besluit genoemd bij d tot verlaging van de FAOP-premie heeft de ingevolge de Wet FVP/ABP vereiste instemming van de Minister van Binnenlandse Zaken gekregen en van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP).

Het vorenstaande zal er toe leiden dat de aangewezen rechtsopvolger van het FAOP een vanwege het FAOP verstrekt vermogen zal aantreffen van minimaal 65,6 mln.

Het FAOP-bestuur heeft voor de hiervoor omschreven lijn gekozen, omdat die naar hun oordeel de enig werkbare optie is. Door vóór 1 januari 1998 de vermogensverdeling te realiseren, wordt zeker gesteld dat de betreffende onderdelen van het vermogen aan de daarvoor bestemde doelen zullen worden uitgegeven.

Het door het FAOP-bestuur vastgestelde bedrag van 65,6 mln. voor de activiteiten ter verbetering van het uitvoeringsniveau is naar het oordeel van het het kabinet een plausibel bedrag voor dit doel.

4.4 Besluiten Lisv-bestuur

Tussen het FAOP-bestuur en het bestuur van het Lisv is overeenstemming bereikt over de participatie van 65,6 mln. door het FAOP in de kosten van de projecten ten behoeve van een stabiele uitgangssituatie voor USZO.

Het bestuur van het Lisv heeft voorts ingestemd met de financiering door FAOP van 4,4 mln. voor het startvermogen van USZO. Het Lisv zal zelf 4 mln. voor dat startvermogen financieren, waardoor het totale startvermogen voor USZO B.V. (UVI) op 8,4 mln. komt.

Het Lisv-bestuur heeft geconcludeerd dat wat deze punten betreft geen bezwaren bestaan tegen de invoering van de WAO per 1 januari 1998 voor overheidspersoneel.

5. Rapportage Ctsv

Op 4 december 1997 zal het Ctsv een definitieve rapportage uitbrengen aan de Minister van SZW over het functioneren van USZO. In deze rapportage zullen de volgende drie onderwerpen aan de orde komen:

– risico's in de taakuitoefening WAO-conform/AAW;

– doelmatigheidsrapportage deel USZO;

– reactie op de boedelbeschrijving FAOP.

6. Inkomenseffecten voor individuele uitkeringsgerechtigden

Zoals in het wetgevingsoverleg van 3 november 1997 is gesteld zal de OOW als zodanig voor de individuele uitkeringsgerechtigde in het netto inkomen neutraal uitwerken. Uiteraard kunnen de invoering van Pemba, wijzigingen in de premies sociale zekerheid, fiscale maatregelen en indexering van uitkeringen, alle per 1 januari 1998, er toe leiden dat de netto WAO-uitkeringen in januari 1998 afwijken van de netto WAO-conforme uitkeringen van december 1997.

Ik verwijs u voor wat betreft dit punt naar de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 2 oktober 1997 inzake de inkomenseffecten door de invoering van Pemba.

7. Eindconclusie

Ingaande 1 januari 1998 vallen het overheidspersoneel en de overheidswerkgevers onder de werking van de WAO en Pemba. Voor het nemen van het besluit tot inwerkingtreding van de OOW is het voor het kabinet van belang te weten of de uitvoering van de WAO ten aanzien van overheidspersoneel naar verwachting adequaat zal gaan plaatsvinden.

Het criterium dat voor het kabinet geldt om tot een positief oordeel over de overgang naar de WAO te komen, is of uitvoering door USZO van de WAO ingaande 1 januari 1998 op een verantwoorde wijze kan plaatsvinden. Dit houdt voor het kabinet in dat het op basis van de huidige inzichten de overtuiging moet hebben dat er zicht op is dat het gemiddelde kwaliteitsniveau van de uitvoering door USZO van de WAO over geheel 1998 tenminste het niveau heeft van de uitvoering van de WAO-conforme regeling eind 1997. Hierbij moet bedacht worden dat de ervaringsregel is dat bij wijziging van regelingen of ingebruikname van gewijzigde computerprogrammatuur zich tijdelijk een daling van het uitvoeringsniveau kan voordoen. Dit kan derhalve ook gaan optreden bij de overgang van de lopende uitkeringen WAO-conform naar WAO.

Naar verwachting zal de Minister van SZW het besluit tot erkenning in de loop van de maand december 1997 nemen. De WAO kan alleen door een erkende UVI plaatsvinden. Het besluit van het kabinet tot invoering van de WAO voor overheidspersoneel ligt derhalve onder voorbehoud van de erkenning van de Minister van SZW.

De verschillende belanghebbende partijen hebben onderling in protocollen de afspraken neergelegd over de overgang van de uitvoering van WAO-conform naar WAO. De risico-analyse van USZO laat zien dat zij de processen na de overgang beheersbaar acht.

De USZO-directie staat nog voor de keus of per 1 januari 1998 gebruik zal worden gemaakt van een nieuw automatiseringssysteem (optie A). Indien de testresultaten december daartoe aanleiding geven, heeft de USZO-directie de mogelijkheid om te besluiten de uitvoering via het terugvalscenario te laten verlopen (optie B).

Coopers & Lybrand heeft mij geadviseerd over de voorbereiding door USZO met betrekking tot overgang van WAO-conform naar WAO. Naar de mening van Coopers & Lybrand zal optie A (nieuwe systemen) per saldo leiden tot een verantwoorde wijze van uitvoeren zoals dat is verwoord in het criterium dat het kabinet heeft gesteld. Wat betreft optie B (terugvalscenario) komt hierover meer duidelijkheid na afronding van de review door de interne accountant van USZO op de door USZO opgestelde impactanalyse.

Ik zal u over de uitkomst van de review van de accountant op de impactanalyse en over de besluitvorming naar aanleiding van de uitkomsten van de testen zo mogelijk vóór het Algemeen overleg van 11 december a.s. met de vaste commissie BiZa/OCW berichten.

Het kabinet komt, onder voorbehoud van een positieve uitkomst van de review van het terugvalscenario in combinatie met de testen van de nieuwe systemen, tot de conclusie dat er voor de uitkeringsgerechtigden in januari 1998 ten gevolge van de overgang naar de WAO geen verhoogd risico aanwezig is dat zij geen of een onjuiste uitkering krijgen.

Met betrekking tot de Ctsv-rapportage over het functioneren van USZO zal ik in overleg met de staatssecretaris van SZW een beslissing nemen in hoeverre de inhoud daarvan betekenis heeft voor het besluit tot invoering van de WAO voor overheidspersoneel per 1 januari 1998. Ik zal u daarover in het genoemde Algemeen overleg van 11 december met de vaste commissie BiZa/OCW nader informeren.

Gezien de besluiten van het FAOP-bestuur en het Lisv-bestuur zal de uitvoeringsinstelling USZO B.V. (UVI) per 1 januari 1998 door een achtergestelde lening voldoende eigen vermogen hebben als basis voor een adequate bedrijfsvoering in 1998 en volgende jaren m.b.t. de uitvoering van de WAO.

Het door het FAOP-bestuur in overeenstemming met het Lisv-bestuur vastgestelde bedrag van 65,6 mln. voor de activiteiten ter verbetering van het uitvoeringsniveau is naar het oordeel van het kabinet een plausibel bedrag voor dit doel. De Minister van Binnenlandse Zaken zal instemmen met de premieverlaging waartoe het FAOP-bestuur heeft besloten. Voorts is nog instemmming met de premieverlaging vereist van de Raad voor het overheidspersoneelsbeleid.

Op basis hiervan heeft het kabinet het voornemen het overheidspersoneel en de overheidswerkgevers met ingang van 1 januari 1998 onder de werking van de WAO te brengen onder het beslag van een nog te nemen besluit door de minister van SZW inzake de erkenning van USZO als UVI, alsmede onder het beslag van mijn oordeel op basis van de testresultaten.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven