Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25280 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 25280 nr. 1;2 |
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende aanpassing van bijzondere wetten aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet derde tranche Awb I).
De memorie van toelichting (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is de bijzondere wetten aan te passen aan de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 3:1, eerste lid, onderdeel b, wordt «is afdeling 3.6» vervangen door: zijn de afdelingen 3.6 en 3.7.
Aan artikel 4:37, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
h. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.
In artikel 5:18 worden het tweede en derde lid vernummerd tot onderscheidenlijk derde en tweede lid.
In artikel 5:33, eerste lid, tweede volzin, wordt na «bedrag» ingevoegd: , verhoogd met de op de invordering vallende kosten,.
In artikel 10:39, eerste lid, wordt «rechtshandeling naar burgerlijk recht» vervangen door: privaatrechtelijke rechtshandeling.
In artikel 10:44, vierde lid, wordt «Indien een verzoek om een administratiefrechtelijke voorziening aanhangig is» vervangen door: Indien bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld.
HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN
In artikel 10, tweede lid, onder d, van de Wet openbaarheid van bestuur vervalt: of vanwege.
HOOFDSTUK 3. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
In artikel 126, derde lid, tweede volzin, van deAmbtenarenwet vervalt: met redenen omkleed en.
De Brandweerwet 1985 wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 13 wordt, onder vernummering van het vierde en het vijfde lid tot het zesde en het zevende lid, een nieuw vierde lid toegevoegd, luidende:
4. Het hoofd of de bestuurder van een inrichting als bedoeld in het derde lid is verplicht burgemeester en wethouders en Onze Minister van Binnenlandse Zaken de nodige inlichtingen te verstrekken ten behoeve van de uitoefening van de in dit artikel bedoelde bevoegdheid tot aanwijzing.
Artikel 18e, tweede lid, komt te luiden:
2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken kan beleidsregels vaststellen over de uitvoering van de aan het instituut toegekende taken.
Artikel 18g, negende lid, komt te luiden:
9. Onze Minister van Binnenlandse Zaken kan beleidsregels vaststellen over de uitvoering van de aan het bureau toegekende taken.
Artikel 21 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 13 en 17 zijn belast de bij besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen ambtenaren. Zij kunnen tevens worden belast met het toezicht op de veiligheid en deugdelijkheid van brandweer- en reddingsmaterieel. Van het besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2. Met het toezicht op de naleving van de brandbeveiligingsverordening, bedoeld in artikel 12, zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
De artikelen 21a en 22 vervallen.
De Garantiewet Militairen K.N.I.L. wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 3d, eerste en derde lid, vervalt telkens: of namens.
In artikel 7, eerste lid, aanhef, vervalt: of vanwege.
Artikel 8a vervalt.
De Gemeentewet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 83 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «worden toegekend» vervangen door: worden overgedragen.
2. In het eerste lid wordt «opgedragen taken» vervangen door: overgedragen bevoegdheden.
Artikel 84 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «worden toegekend» vervangen door: worden overgedragen.
2. In het eerste lid wordt «opgedragen taken» vervangen door: overgedragen bevoegdheden.
3. In het tweede lid wordt «zijn toegekend» vervangen door: zijn overgedragen.
In artikel 90 wordt «toegekende bevoegdheden» vervangen door: overgedragen bevoegdheden.
Artikel 123 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid wordt «toegekend» telkens vervangen door: overgedragen.
2. Het derde lid vervalt.
Artikel 125 komt te luiden:
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
2. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college van burgemeester en wethouders, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.
3. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt evenwel uitgeoefend door de burgemeester, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
4. Een commissie waaraan bevoegdheden van de raad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester zijn overgedragen, bezit de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is overgedragen.
De artikelen 126 tot en met 134 en 136 tot en met 138 vervallen.
Artikel 135, derde lid, komt te luiden:
3. Artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht is alsdan van toepassing.
In artikel 139, derde lid, wordt «de mededeling dat de termijn is verstreken waarbinnen de goedkeuring geacht wordt te zijn verleend» vervangen door: wordt de mededeling gedaan van de omstandigheid dat ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een besluit tot goedkeuring wordt geacht te zijn genomen.
Artikel 147 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «toegekend» vervangen door: gedelegeerd.
2. In het tweede lid wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
In artikel 148, eerste lid, wordt «algemene regels stellen» vervangen door: beleidsregels vaststellen.
In artikel 149a wordt «de zorg voor de nakoming» vervangen door «het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding» en wordt «de uitoefening van deze zorg» vervangen door: het toezicht op de naleving of de opsporing.
In artikel 154, eerste lid, wordt «toegekend» vervangen door: gedelegeerd.
In artikel 156, derde lid, wordt «overdragen» vervangen door: delegeren.
Artikel 165 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «toekennen» vervangen door: overdragen.
2. In het tweede lid wordt «worden toegekend» vervangen door: worden overgedragen.
Artikel 166 komt te luiden:
Het college van burgemeester en wethouders kan een in de gemeente dienstdoende ambtenaar van politie machtigen tot uitvoering van zijn besluiten en van besluiten van de raad.
In artikel 167, eerste lid, wordt «de ingevolge de artikelen 165 of 166 toegekende bevoegdheden» vervangen door: de ingevolge artikel 165 overgedragen bevoegdheden.
Artikel 171 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor het eerste lid vervalt de aanduiding «1.»
2. Het tweede lid vervalt.
Artikel 177 komt te luiden:
De burgemeester kan een in de gemeente dienstdoende ambtenaar van politie machtigen tot uitvoering van zijn besluiten, met uitzondering van besluiten voortvloeiende uit de artikelen 172, 173, 174, tweede lid, 175 en 176, en van besluiten van de raad.
Artikel 178, eerste lid, komt te luiden:
1. De raad kan, op voorstel van de burgemeester, bevoegdheden van de burgemeester overdragen aan een commissie als bedoeld in artikel 82 met uitzondering van de bevoegdheden, welke aan de burgemeester zijn toegekend in de artikelen 172 tot en met 176.
In artikel 179 wordt «de artikelen 177 of 178» vervangen door: artikel 178.
Artikel 231 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid worden de onderdelen a en b vervangen door:
a. Onze Minister van Financiën, het bestuur van 's Rijksbelastingen en de directeur: het college van burgemeester en wethouders;
b. de inspecteur: de daartoe aangewezen ambtenaar der gemeentelijke belastingen;
2. In het derde lid wordt «belastingverordening» vervangen door: besluit van het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 232 komt te luiden:
1. Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.
2. De colleges van burgemeester en wethouders van twee of meer gemeenten kunnen met betrekking tot een of meer gemeentelijke belastingen bepalen dat een ambtenaar van een van die gemeenten wordt aangewezen als:
a. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van die gemeenten voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing van gemeentelijke belastingen;
b. de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste ambtenaar van die gemeenten voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen.
3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarvan de ambtenaar, belast met de invordering van gemeentelijke belastingen op grond van het tweede lid, onderdeel b, wordt aangewezen.
4. Indien voor de heffing of de invordering van gemeentelijke belastingen een gemeenschappelijke regeling is getroffen en bij die regeling een openbaar lichaam is ingesteld, kan bij of krachtens die regeling worden bepaald dat een daartoe aangewezen ambtenaar van dat openbaar lichaam wordt aangewezen als:
a. de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen;
b. de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste ambtenaar voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van gemeentelijke belastingen.
5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam waarvan een ambtenaar op grond van het vierde lid, onderdeel b, wordt aangewezen.
Artikel 237 wordt gewijzigd als volgt:
1. In artikel 237, derde lid, wordt «het college van burgemeester en wethouders» telkens vervangen door: de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar.
2. Het zesde lid vervalt.
In artikel 239, eerste lid, wordt «Het college van burgemeester en wethouders» vervangen door: De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar.
Artikel 242 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «bij het college van burgemeester en wethouders» vervangen door: bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar.
2. In het tweede lid wordt «Het college van burgemeester en wethouders» vervangen door: De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar.
In artikel 244 wordt «het college van burgemeester en wethouders» vervangen door: de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar.
De artikelen 245 en 246 vervallen.
Artikel 248 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. Voor het tweede lid vervalt de aanduiding «2.» en wordt «die wet» vervangen door: de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
In artikel 255, eerste lid, wordt «het college van burgemeester en wethouders» vervangen door: de met invordering van gemeentelijke belastingen belaste ambtenaar.
Het opschrift van titel V komt te luiden:
TITEL V. AANVULLENDE BEPALINGEN INZAKE HET TOEZICHT OP HET GEMEENTEBESTUUR.
Het opschrift van hoofdstuk XVI komt te luiden:
Artikel 259 komt te luiden:
1. Besluiten en andere beslissingen van gemeentebesturen kunnen slechts aan goedkeuring worden onderworpen in bij of krachtens de wet bij provinciale verordening bepaalde gevallen.
2. Ten aanzien van de goedkeuring van andere beslissingen dan besluiten is afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 260 tot en met 265 en 267 vervallen.
Artikel 266, tweede en derde lid, vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
Het opschrift van hoofdstuk XVII komt te luiden:
HOOFDSTUK XVII. SCHORSING EN VERNIETIGING.
Artikel 268 komt te luiden:
1. Een besluit dan wel een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg van het gemeentebestuur kan bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2. Ten aanzien van de vernietiging van een niet-schriftelijke beslissing zijn de afdelingen 10.2.2 en 10.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
In artikel 273, derde lid, wordt «een maand» vervangen door: vier weken.
De artikelen 269 tot en met 272, 274, derde tot en met zesde lid, 275, 276 en 280 vervallen.
Artikel 278, tweede en vierde lid, vervallen, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
Artikel 281a komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 8:4, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een koninklijk besluit als bedoeld in artikel 268, eerste lid, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. In afwijking van artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld tegen de weigering om de vernietiging te bevorderen en tegen het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging.
De Kaderwet bestuur in verandering wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 13 wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
In artikel 21, eerste lid, wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
In artikel 27, eerste lid, wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
De Provinciewet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 81 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «worden toegekend» vervangen door: worden overgedragen.
2. In het eerste lid wordt «opgedragen taken» vervangen door: overgedragen bevoegdheden.
Artikel 82 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «worden toegekend» vervangen door: worden overgedragen.
2. In het eerste lid wordt «opgedragen taken» vervangen door: overgedragen taken.
3. In het tweede lid wordt «wordt toegekend» vervangen door: wordt overgedragen.
4. In het derde lid wordt «zijn toegekend» vervangen door: zijn overgedragen.
In artikel 88 wordt «toegekende bevoegdheden» vervangen door: overgedragen bevoegdheden.
Artikel 120 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «zijn toegekend» vervangen door: zijn overgedragen.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
Artikel 122 komt te luiden:
1. Het provinciaal bestuur is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
2. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt uitgeoefend door gedeputeerde staten, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het provinciaal bestuur uitvoert.
3. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt evenwel uitgeoefend door de commissaris van de Koning, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
4. Een commissie waaraan bevoegdheden van provinciale staten of gedeputeerde staten zijn overgedragen, bezit de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden van een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is overgedragen.
De artikelen 123 tot en met 131 en 133 tot en met 135 vervallen.
Artikel 132, derde lid, komt te luiden:
3. Artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht is alsdan van toepassing.
In artikel 136, derde lid, wordt «de mededeling dat de termijn is verstreken waarbinnen de goedkeuring geacht wordt te zijn verleend» vervangen door: wordt de mededeling gedaan van de omstandigheid dat ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een besluit tot goedkeuring wordt geacht te zijn genomen.
Artikel 143 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «toegekend» vervangen door: gedelegeerd.
2. In het tweede lid wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
In artikel 144, eerste lid, wordt «algemene regels stellen» vervangen door: beleidsregels vaststellen.
In artikel 150, eerste lid, wordt «toegekend» vervangen door: gedelegeerd.
In artikel 152, derde lid, wordt «overdragen» vervangen door: delegeren.
Artikel 163 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «toekennen» vervangen door: overdragen.
2. In het tweede lid wordt «worden toegekend» vervangen door: worden overgedragen.
Artikel 164 vervalt.
In artikel 165, eerste lid, wordt «de ingevolge de artikelen 163 of 164 toegekende bevoegdheden» vervangen door: de ingevolge artikel 163 toegekende bevoegdheden.
Artikel 176 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor het eerste lid vervalt de aanduiding «1.»
2. Het tweede lid vervalt.
De artikelen 177 en 178 vervallen.
Het opschrift van titel V komt te luiden:
TITEL V. AANVULLENDE BEPALINGEN INZAKE HET TOEZICHT OP HET PROVINCIAAL BESTUUR.
Het opschrift van hoofdstuk XVII komt te luiden:
Artikel 253 komt te luiden:
1. Besluiten en andere beslissingen van provinciale besturen kunnen slechts aan goedkeuring worden onderworpen in bij de wet bepaalde gevallen.
2. Ten aanzien van de goedkeuring van andere beslissingen dan besluiten is afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 254 tot en met 257 en 260 vervallen.
Artikel 259 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid.
2. Van het nieuwe derde lid vervallen de eerste twee volzinnen.
Het opschrift van hoofdstuk XVIII komt te luiden:
HOOFDSTUK XVIII. SCHORSING EN VERNIETIGING.
Artikel 261 komt te luiden:
1. Een besluit dan wel een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg van het provinciaal bestuur kan bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2. Ten aanzien van de vernietiging van een niet-schriftelijke beslissing zijn de afdelingen 10.2.2 en 10.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 262 tot en met 265, 267, derde tot en met zesde lid, 268, 269 en 273 vervallen.
In artikel 266, tweede lid, wordt «een maand» vervangen door: vier weken.
Artikel 271, tweede en vierde lid, vervallen, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
Artikel 274a komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 8:4, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een koninklijk besluit als bedoeld in artikel 261, eerste lid, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. In afwijking van artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld tegen de weigering om de vernietiging van een besluit te bevorderen en tegen het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging.
Artikel 29 van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag komt te luiden:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van zijn maatregelen.
De Wet financiële voorzieningen privatisering ABP wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 45, tweede lid, komt te luiden:
2. De in het eerste lid bedoelde regeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
Artikel 47, tweede lid, komt te luiden:
2. Een reglement als bedoeld in het eerste lid, behoeft de toestemming van Onze Minister.
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «verklaring van geen bezwaar» vervangen door: toestemming.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
In artikel 3, tweede en vierde lid, wordt «twee maanden» vervangen door: acht weken.
In artikel 10, tweede lid wordt «toekennen» vervangen door: overdragen. Voorts wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
In artikel 10a, eerste lid, wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «verklaring van geen bezwaar» vervangen door: toestemming.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
3. In het derde lid wordt «toekennen» vervangen door: overdragen.
4. In het vierde lid wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
5. In het vijfde lid, aanhef en onder e, wordt «toegekende» telkens vervangen door: overgedragen.
In artikel 26, vijfde lid, wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
In artikel 27, derde lid, onder c, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, aanhef en onder a en b, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
2. In het tweede lid wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
2. In het vierde lid wordt de zinsnede «gedeputeerde staten van hun gevoelen kunnen doen blijken» vervangen door: bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
Artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
2. Het tweede lid, komt te luiden:
2. Gedeputeerde staten onthouden goedkeuring aan een regeling, indien naar het oordeel van gedeputeerde staten integratie van het te behartigen belang in een reeds goedgekeurde regeling of een andere ter goedkeuring voorgelegde regeling bijzonder aangewezen is.
Artikel 40 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «verklaring van geen bezwaar» vervangen door: toestemming.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, die luidt: De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, aanhef en onder a en b, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
2. In het tweede lid wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
Artikel 48 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Provinciale staten van de deelnemende provincies kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken ter zake van hun gevoelen kunnen doen blijken» vervangen door: ter zake bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
Artikel 50 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «verklaring van geen bezwaar» vervangen door: toestemming.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 50b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, aanhef en onder a en b, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
2. In het tweede lid wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
Artikel 50g wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De algemene besturen van de deelnemende waterschappen kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
2. In het vierde lid wordt «gedeputeerde staten van hun gevoelen kunnen doen blijken» vervangen door: bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
Artikel 50h wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor het eerste lid vervalt de aanduiding «1.»
2. Het tweede lid vervalt.
De laatste volzin van artikel 50i vervalt.
In artikel 50j wordt «artikel 50h, eerste lid», vervangen door: artikel 50h.
In artikel 50k, eerste lid, wordt «artikel 50h, eerste lid» vervangen door: artikel 50h.
Artikel 51 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «verklaring van geen bezwaar» vervangen door: toestemming.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 54 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, aanhef en onder a en b, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
2. In het tweede lid wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
In artikel 57, tweede lid, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
Artikel 59 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De raad van een deelnemende gemeente en provinciale staten van een deelnemende provincie kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken terzake van hun gevoelen kunnen doen blijken» vervangen door: ter zake bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
Artikel 61 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «verklaring van geen bezwaar» vervangen door: toestemming.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 63 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, aanhef en onder a en b, wordt «toegekend» telkens vervangen door: overgedragen.
2. In het tweede lid wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
In artikel 66, tweede lid, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
Artikel 68 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De raden van de deelnemende gemeenten en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
2. In het vierde lid wordt «Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken» vervangen door: bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
Artikel 69 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Gedeputeerde staten onthouden goedkeuring aan een regeling, indien naar het oordeel van gedeputeerde staten integratie van het te behartigen belang in een reeds goedgekeurde regeling of een andere ter goedkeuring voorgelegde regeling bijzonder aangewezen is.
Artikel 73 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «verklaring van geen bezwaar» vervangen door: toestemming.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 76 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, aanhef en onder a en b, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
2. In het tweede lid wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
In artikel 79, tweede lid, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
Artikel 81 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. De raden van de deelnemende gemeenten, provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken terzake van hun gevoelen kunnen doen blijken» vervangen door: ter zake bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
Artikel 83 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «verklaring van geen bezwaar» vervangen door: toestemming.
2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 86 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, aanhef en onder a en b, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
2. In het tweede lid wordt «toegekende» vervangen door: overgedragen.
In artikel 89, tweede lid, wordt «toegekend» vervangen door: overgedragen.
Artikel 91 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Provinciale staten van de deelnemende provincies en de algemene besturen van de deelnemende waterschappen kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam onderscheidenlijk het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken terzake van hun gevoelen kunnen doen blijken» vervangen door: ter zake bij Onze Minister van Binnenlandse Zaken hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
In artikel 99, derde lid, wordt «drie maanden» vervangen door: dertien weken.
De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 20 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde krachtens de artikelen 16 en 17, tweede lid, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
2. Het onderzoek in het kader van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, omvat de door Onze Minister te bepalen onderdelen van de inrichting en de werking van de voorzieningen. Aan de afnemer of de derde wordt een nauwkeurige beschrijving verstrekt van de onderdelen die in het onderzoek zijn opgenomen.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
In artikel 21 wordt na «artikel 20» ingevoegd: , tweede lid,.
In artikel 120, tweede lid, wordt «derde lid» vervangen door: vijfde lid.
De Wet van 21 april 1955, houdende vaststelling van een regeling, als bedoeld in artikel 89a van de Comptabiliteitswet (Stb. 1927, No. 259), ten aanzien van de «Stichting tot verzorging en afwikkeling van pensioensaangelegenheden betreffende gewezen overheidspersoneel van Indonesië en hun nagelaten betrekkingen (Stb. 189) wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
2. In het tweede lid wordt «uitgekeerd» vervangen door: subsidie verleend tot.
In artikel 3, tweede lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: instemming.
Artikel 9, zesde lid, eerste volzin, van de Wet Nationale ombudsman komt te luiden: De ombudsman kan bepalen dat de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 25, 26, 27, eerste tot en met vierde lid, en 28, derde lid, tevens worden uitgeoefend door een substituut-ombudsman.
In artikel 22 van de Wet op de Parlementaire Enquête wordt «machtiging» vervangen door: toestemming.
In artikel 15c, tweede lid, tweede volzin, van de Wet op de Raad van State vervalt: , met redenen omkleed,.
In artikel 2, tweede lid, van de Wet Stichting CAOP wordt «goedkeuring» vervangen door: toestemming.
In artikel 2, derde lid, van de Wet Stichting ROI wordt «goedkeuring» vervangen door: toestemming.
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet:
a. komen de taken en bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot de heffing van gemeentelijke belastingen ten aanzien van belastingaanslagen die voor dat tijdstip reeds zijn vastgesteld, toe aan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar;
b. worden de vaststelling van en de werkzaamheden in het kader van de heffing van gemeentelijke belastingen met betrekking tot de in onderdeel a bedoelde belastingaanslagen die voor dat tijdstip door of namens het college van burgemeester en wethouders zijn verricht, geacht te zijn verricht door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar.
HOOFDSTUK 4. MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Artikel 10 van de Sanctiewet 1977 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Ministers aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
HOOFDSTUK 5. MINISTERIE VAN DEFENSIE
Artikel 7 van de Belemmeringenwet Landsverdediging wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden: In gevallen van geringe betekenis kan Onze Minister van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een verplichting tot gedogen mandaat verlenen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Aan degenen aan wier de verplichting is opgelegd, wordt een gewaarmerkt afschrift van het mandaatbesluit overgelegd.
De Inkwartieringswet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 31 vervalt: of namens.
Artikel 32 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: of namens.
2. In het derde lid vervalt: of vanwege.
In de artikelen 35, tweede lid, en 38, eerste lid, vervalt telkens: of namens.
Artikel 40 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: of namens.
2. In het derde lid vervalt: of vanwege.
In artikel 42, eerste lid, vervalt: of namens.
In artikel 44, derde lid, vervalt: of namens.
In artikel 48, eerste lid, vervalt: of namens.
Artikel 50 vervalt.
Artikel 51, eerste lid, komt te luiden:
1. Degene die de vordering gedaan heeft is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
Artikel 52 komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 5:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de burgemeester de kosten welke het gevolg zijn van toepassing van bestuursdwang door een militaire autoriteit, op diens schriftelijk verzoek invorderen.
2. De eventueel ten gevolge van een beslissing op het verzet, als bedoeld in artikel 5:26, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ten laste van de gemeente komende kosten worden door het Rijk aan de gemeente vergoed.
In de artikelen 53, eerste lid, onder e, en 54, eerste lid, onder c, vervalt telkens: of namens.
In artikel 61 vervalt: Nederlandse.
De Kaderwet dienstplicht wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 32 vervalt.
Artikel 34 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: bij Onze Minister of een door hem aan te wijzen functionaris.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel. Deze algemene maatregel van bestuur bevat ten minste een regeling omtrent de indiening van het klaagschrift, het onderzoek, de bevoegdheid tot het beslissen op het beklag en de afdoening daarvan.
In de bij deze wet behorende inhoudsopgave komt de omschrijving van artikel 32 te luiden: Artikel 32. (vervallen).
De Militaire Ambtenarenwet 1931 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2 vervalt.
In artikel 3, derde lid, vervalt: onderscheidenlijk artikel 7:24, eerste en tweede lid,.
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: bij Onze Minister of een door hem aan te wijzen functionaris.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel. Deze algemene maatregel van bestuur bevat ten minste een regeling omtrent de indiening van het klaagschrift, het onderzoek, de bevoegdheid tot het beslissen op het beklag en de afdoening daarvan.
In artikel 12e vervalt: of van een door deze aan te wijzen functionaris.
De Oorlogswet voor Nederland (Stb. 1996, 368) wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 13 vervalt: en omtrent die uitoefening regels te stellen.
In artikel 18, tweede lid, vervalt: of vanwege.
In artikel 23 vervalt: en omtrent die uitoefening regels te stellen.
In artikel 43 vervalt: en omtrent die uitoefening regels te stellen.
Artikel 60 komt te luiden:
De autoriteiten, met de uitoefening van enige in deze wet genoemde bevoegdheid belast, zijn bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van hun verordeningen of maatregelen.
De Wet immunisatie militairen wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5, tweede lid, vervalt: of namens.
In artikel 6, derde lid, vervalt: of namens.
In artikel 4, eerste lid, van de wet van 15 april 1896, houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 152, 2de lid, der Grondwet (Stb. 71) vervalt: of vanwege.
De Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht 1985 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5 vervalt: of vanwege.
In artikel 7, tweede lid, vervalt: of vanwege.
In artikel 8 vervalt: of vanwege.
HOOFDSTUK 6. MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN
De Distributiewet 1939 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 18 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 15, tweede, vierde en vijfde lid, 16 en 17 zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren of, voor zover het de voedselvoorziening betreft, de bij besluit van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. Zo nodig oefent de toezichthouder de in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde bevoegdheid uit met behulp van de sterke arm.
De artikelen 19 tot en met 22b vervallen.
De Elektriciteitswet 1989 wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Met betrekking tot de taak, bedoeld in het eerste lid, onder b, is afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 16, eerste lid, komt te luiden:
1. Het elektriciteitsplan behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Voor zover het elektriciteitsplan geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zijn de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 19 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid vervallen.
2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot eerste en tweede lid.
In artikel 20, eerste lid, wordt «artikel 19, vierde lid» vervangen door: artikel 19, tweede lid.
In artikel 21, tweede lid, vervalt: , 19, eerste en tweede lid,.
Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het gehele artikel wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: instemming.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister kan een regeling als bedoeld in artikel 22, eerste lid, ook voor een deel goedkeuren» vervangen door: Onze Minister kan aan een regeling als bedoeld in artikel 22, eerste lid, ook voor een deel instemming verlenen.
3. In het vijfde lid wordt «voor het niet goedgekeurde deel» vervangen door: voor het deel waaraan Onze Minister geen instemming heeft verleend.
Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien geen regeling als bedoeld in artikel 22, eerste lid, waaraan Onze Minister zijn instemming heeft verleend, tot stand is gebracht of in stand wordt gehouden, kan Onze Minister de betrokkenen verplichten deel te nemen aan een door hem aangewezen of vastgestelde regeling. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ingeval Onze Minister zijn instemming aan een deel van een regeling heeft onthouden.
2. In het derde lid wordt «sinds de regeling werd goedgekeurd» vervangen door: sinds aan de regeling instemming werd verleend. Tevens wordt «ingeval nog geen ter voldoening aan de uitnodiging aangebrachte wijziging door hem is goedgekeurd» vervangen door: ingeval hij nog niet heeft ingestemd met een wijziging, aangebracht ter voldoening aan de uitnodiging.
Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en tweede lid wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: instemming.
2. In het derde lid wordt «ingeval die overeenkomst ingevolge het eerste lid is goedgekeurd» vervangen door: ingeval aan die overeenkomst ingevolge het eerste lid instemming is verleend.
Artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «een goedkeuring» vervangen door: instemming.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Ingeval Onze Minister overweegt zijn instemming te onthouden aan een overeenkomst als bedoeld in artikel 35, eerste lid, pleegt hij daaromtrent overleg met de aangewezen vennootschap.
De In- en uitvoerwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin van het eerste lid komt te luiden: Onze betrokken Minister kan bevoegdheden, welke hem ingevolge het bij of krachtens een invoer- of uitvoerbesluit, een algemene maatregel van bestuur als in artikel 2b bedoeld of een invoer- of uitvoerregeling bepaalde, dan wel ingevolge artikel 9 toekomen, delegeren aan het bestuur van een bedrijfslichaam of van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 110 van de Wet op de bedrijfsorganisatie.
2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:
a. In de eerste volzin wordt «overgedragen bevoegdheid» vervangen door «gedelegeerde bevoegdheid».
b. Na de eerste volzin wordt een volzin ingevoegd, luidende: Goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
c. In de derde volzin (nieuw) wordt «Zij» vervangen door «De verordeningen» en wordt «overdracht» vervangen door «delegatie».
3. In het derde lid wordt «overgedragen» vervangen door «gedelegeerd» en wordt «overdracht» vervangen door «delegatie».
Artikel 12b wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Ten aanzien van de ambtenaren, bedoeld in het derde lid, zijn de artikelen 5:12, 5:13, 5:15 tot en met 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing. Zo nodig oefenen zij de in artikel 5:17 van die wet bedoelde bevoegdheid uit met behulp van de sterke arm.
2. Het vijfde en zesde lid vervallen en het zevende lid wordt vernummerd tot vijfde lid.
Artikel 19 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister van Economische Zaken en Onze Ministers wie het mede aangaat tezamen aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De artikelen 19a tot en met 19g vervallen.
De Kaderwet EZ-subsidies wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt onderdeel c, worden de onderdelen d, e en f geletterd c, d en e, en wordt een nieuw onderdeel f ingevoegd, luidende:
f. intrekking en wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. In afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is titel 4.2 van die wet van toepassing op subsidies die worden verstrekt op grond van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, die uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.
5. Onze Minister kan de uitvoering van een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, met inbegrip van het nemen van besluiten op grond van deze regels, delegeren aan andere bestuursorganen.
In artikel 4, onderdeel a, wordt «artikel 4.2.1.3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 6, eerste lid, wordt «artikel 4.2.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 7 komt te luiden:
1. Voor zover subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen, kan Onze Minister:
a. subsidieverlening weigeren;
b. een subsidie lager vaststellen dan overeenkomstig de subsidieverlening;
c. een subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen.
2. Bij de vaststelling, intrekking of wijziging kan worden bepaald, dat over onverschuldigd betaalde subsidiebedragen een rentevergoeding verschuldigd is.
3. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verstrekt, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
4. De artikelen 4:49, derde lid, en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op de vaststelling, intrekking en wijziging, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet aan de subsidie-ontvanger opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
2. In het tweede lid wordt «de artikelen 5.1.8 en 5.1.9 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door: de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Na de inwerkingtreding van deze wet berusten de op grond van artikel 2 van de Kaderwet verstrekking financiële middelen EZ en artikel 2 van de Kaderwet specifieke uitkeringen EZ berustende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op artikel 3 van deze wet.
Artikel 11 komt te luiden:
De tekst van de Kaderwet EZ-subsidies wordt in het Staatsblad geplaatst.
De Kernenergiewet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 58 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Ministers, wie het aangaat, aangewezen ambtenaren.
2. Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wijzen, in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat, ambtenaren aan belast met het meten van doses ioniserende stralen en het bepalen van radioactieve besmetting, alsmede met de in artikel 37 bedoelde registratie daarvan.
3. Met de uitoefening van de in het eerste en tweede lid bedoelde taken zijn mede belast de door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daartoe aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder a, van de Warenwet.
4. Onze betrokken Ministers stellen regelen betreffende de taakvervulling van de krachtens het eerste, tweede en derde lid aangewezen ambtenaren.
5. Van een besluit als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 59 komt te luiden:
1. De artikelen 5:13 en 5:15 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 58, tweede en derde lid, bedoelde ambtenaren bij de uitoefening van de in artikel 58, tweede lid, bedoelde taken.
2. De in artikel 58, eerste, tweede en derde lid, bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
De artikelen 60, 62, 63 en 64 vervallen.
Artikel 65 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De artikelen 5:13 en 5:15 tot en met 5.20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde personen.
2. Aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, met dien verstande dat bedoelde personen daarbij vergezeld zijn van een ambtenaar als bedoeld in artikel 58.
4. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 66 komt te luiden:
Het bevoegd gezag is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan een krachtens de artikelen 58 en 65 aangewezen persoon of ambtenaar.
Artikel 83 komt te luiden:
1. Met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de in artikel 58 bedoelde ambtenaren, voor zover zij bij besluit van Onze Minister van Justitie zijn aangewezen. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 83b komt te luiden:
1. De artikelen 5:13 en 5:15 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 83 bedoelde ambtenaren bij de uitoefening van de in dat artikel bedoelde taken.
2. De in artikel 83 bedoelde ambtenaren zijn bij de uitoefening van de in dat artikel bedoelde taken bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
In de wet van 21 april 1810 (Bulletin des Lois no. 285) vervalt artikel 82.
De Mijnwet 1903 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt aan het slot van onderdeel c de puntkomma vervangen door een punt en vervalt onderdeel d.
2. In het tweede lid vervalt: , zomede ten behoeve van het toezicht op de naleving van die voorschriften.
Na artikel 9 wordt een nieuw artikel 9a ingevoegd, luidende:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van voorschriften, die berusten op of mede berusten op artikel 9, eerste lid, onder a, ingeval als gevolg van een overtreding daarvan ernstige aantasting van door deze voorschriften beschermde belangen ontstaat of dreigt te ontstaan.
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van voorschriften, die berusten op of mede berusten op artikel 9, eerste lid, onder c. Daarbij zijn de artikelen 18.7 tot en met 18.11 en 18.14 tot en met 18.16 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing.
2. In het derde lid vervalt: en – voor zover op onderdeel c betrekking hebbend – onder d,.
Artikel 11, derde lid, komt te luiden:
3. Met de opsporing van overtredingen van de bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften en voorwaarden en van artikel 5 der wet van 21 april 1810 (Bulletin des Lois no. 285) zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
Artikel 12 komt te luiden:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren.
Na artikel 12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
De krachtens artikel 11, derde lid, en artikel 12 aangewezen ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
De Mijnwet continentaal plat wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de onder a bedoelde maatregelen.
2. Het derde lid, onderdeel c, vervalt.
3. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde, onderscheidenlijk vijfde lid.
Artikel 30 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, ingeval als gevolg van een overtreding daarvan ernstige aantasting van door deze wet beschermde belangen ontstaat of dreigt te ontstaan.
Artikel 31 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De artikelen 32, 33 en 34 vervallen.
Artikel 35 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan een krachtens artikel 31, eerste lid, aangewezen ambtenaar.
Artikel 36 vervalt.
De Prijzennoodwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «gelegenheid tot inzage van alle boeken en bescheiden verlangen» vervangen door: inzage van zakelijke gegevens en bescheiden vorderen.
2. In het tweede lid wordt «boeken en bescheiden» vervangen door: zakelijke gegevens en bescheiden.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. De artikelen 5:12, 5:13, 5:15 en 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde personen.
4. Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. De in het tweede lid bedoelde personen zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
5. Zo nodig oefenen zij de in het eerste lid genoemde bevoegdheid uit met behulp van de sterke arm.
Artikel 15 komt te luiden:
Artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de personen, bedoeld in de artikelen 13 en 14.
De Prijzenwet wordt gewijzigd als volgt:
De artikelen 4 en 5 komen te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister en Onze Minister wie het mede aangaat tezamen aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
1. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Zo nodig oefent de toezichthouder de in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde bevoegdheid uit met behulp van de sterke arm.
De artikelen 6, 6a en 6b vervallen.
De Uitvoeringswet verdrag chemische wapens wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 9 vervallen het derde, vierde en vijfde lid.
Artikel 10 vervalt.
Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is jegens de krachtens artikel 9 aangewezen ambtenaren, alsmede jegens de ambtenaren die zijn belast met de opsporing van overtredingen van het bij of krachtens artikel 2, 3, eerste lid, 4, 5, 6, 7 of 8 bepaalde, niet van toepassing op de ambtenaren, bedoeld in artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, artikel 18.4 van de Wet milieubeheer en artikel 64 van de Wet milieugevaarlijke stoffen juncto artikel 18.4 van de Wet milieubeheer.
In artikel 15, vierde lid, van de Vestigingswet Bedrijven 1954 wordt «overdragen» vervangen door: delegeren.
De Vorderingswet 1962 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 10 komt te luiden:
1. Onze Minister die een vordering heeft gedaan, is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de vordering.
2. Een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden kan worden gegeven door Onze Minister die de vordering heeft gedaan.
Artikel 22, tweede lid, komt te luiden:
2. Onze Minister die het rechtstreeks aangaat is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het eerste lid.
Artikel 27 komt te luiden:
1. Onze Minister die krachtens artikel 23 een vordering heeft gedaan, is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de vordering.
2. Een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden kan worden gegeven door Onze Minister die de vordering krachtens artikel 23 heeft gedaan.
Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «inzage van boeken en bescheiden verlangen» vervangen door: inzage van zakelijke gegevens en bescheiden vorderen.
2. In het tweede lid wordt «het inwinnen van inlichtingen, zomede het inzien van de boeken en bescheiden» vervangen door: de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden.
3. Het derde en vierde lid komen te luiden:
3. De artikelen 5:12., 5:13, 5:15 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde personen.
4. Zo nodig oefenen die personen de in het eerste lid genoemde bevoegdheid uit met behulp van de sterke arm.
In artikel 32, derde lid, wordt «boeken en bescheiden» vervangen door «zakelijke gegevens en bescheiden» en wordt «verlangd» vervangen door: gevorderd.
Artikel 33 komt te luiden:
1. Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze andere Ministers, wie het aangaat, daartoe aangewezen ambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
2. De artikelen 5:13, 5:15 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde ambtenaren.
3. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd bij het opsporen van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
4. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De Waarborgwet 1986 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 7c, derde lid, vervalt.
Artikel 52 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van een waarborginstelling aangewezen werknemers van de betrokken waarborginstelling.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan aan Onze Minister van Economische Zaken en door plaatsing in de Staatscourant.
De artikelen 53 en 54 komen te luiden:
Onze Minister van Economische Zaken kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
1. De krachtens artikel 52, eerste lid, aangewezen werknemers zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
2. Zo nodig oefenen zij de in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde bevoegdheid uit met behulp van de sterke arm.
De artikelen 55, 56 en 57 vervallen.
Artikel 4 van de Wet aardgasprijzen wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt de aanduiding «1.» voor de tekst en wordt «kan Onze Minister bij beschikking bepalen, dat zonodig met behulp van de sterke arm, maatregelen worden genomen om verdere levering te beletten» vervangen door: is Onze Minister bevoegd tot toepassing van bestuursdwang om verdere levering te beletten.
2. Het tweede lid vervalt.
De Wet op de Accountants-Administratieconsulenten wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede en derde lid vervallen.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid en in de tweede volzin van dat lid wordt «Het eerste, tweede en derde lid zijn» vervangen door: Het eerste lid is.
Artikel 34 komt te luiden:
1. Verordeningen en andere beslissingen van de NOvAA kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2. Van een besluit tot schorsing of vernietiging wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. Het achterwege blijven van vernietiging binnen de termijn waarvoor een beslissing is geschorst wordt, nadat de schorsing is geëindigd, voor zover het een bekendgemaakte beslissing betreft, door het bestuur op bij algemene maatregel te bepalen wijze bekendgemaakt.
De Wet op het consumentenkrediet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 57 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De artikelen 58 tot en met 61 vervallen.
De Wet economische mededinging wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 16, eerste lid, wordt «Onze Ministers kunnen van een ieder de inlichtingen verlangen» vervangen door: Onze Ministers zijn bevoegd van een ieder de inlichtingen te vorderen.
Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de inzage van boeken en bescheiden verlangen» vervangen door: de inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Artikel 5:17, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde personen zijn de artikelen 5:12, 5:13, 5:14 en 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Artikel 18 komt te luiden:
Bij de toepassing van de artikelen 16 en 17 is artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Artikel 41 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Ministers aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. Zo nodig oefent de toezichthouder de in artikel 5:17 genoemde bevoegdheid uit met behulp van de sterke arm.
4. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 41a vervalt.
De Wet energiebesparing toestellen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 11 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister, in overeenstemming met Onze bij algemene maatregel van bestuur aangewezen Ministers, aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 12 komt te luiden:
Van elk krachtens artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht onderzocht toestel of elke krachtens dat artikel onderzochte installatie, wordt aan de belanghebbende op diens verzoek een vergoeding gegeven ter grootte van het bedrag waarmee de verkoopwaarde daarvan ten gevolge van het onderzoek is verminderd.
De artikelen 13 tot en met 16 vervallen.
Artikel 7 van de Wet goedkeuring en uitvoering Markham-overeenkomst komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft het verlenen van medewerking aan een krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaar.
De Wet op de Kamers van Koophandel en Fabrieken 1963 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 22, tweede lid, wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede en derde lid wordt «besluit» telkens vervangen door: beslissing.
2. In het derde lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid, eerste volzin, wordt «Het besluit» vervangen door: De beslissing en wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
2. In het vierde lid, tweede volzin, wordt «Het» vervangen door: Zij.
3. In het vijfde lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming, en wordt «de daarbij goedgekeurde» vervangen door: het daarin opgenomen.
Artikel 27 komt te luiden:
1. Indien een besluit van de Kamer de goedkeuring van Onze Minister behoeft, wordt deze alleen geweigerd wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
2. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van beslissingen als bedoeld in de artikelen 22, eerste lid, 23, tweede lid, en 24, derde lid.
3. Een besluit omtrent goedkeuring wordt binnen acht weken bekendgemaakt.
Artikel 29 komt te luiden:
1. De besluiten van een Kamer, alsmede de beslissingen, bedoeld in de artikelen 22, eerste lid, 23, tweede lid, en 24, derde lid, kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2. Van een besluit tot schorsing of vernietiging wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. Indien binnen de voor schorsing bepaalde tijd niet een besluit tot vernietiging is genomen, geschiedt hiervan, voor zover het een afgekondigd besluit betreft, openbare kennisgeving.
De Wet medewerking verdedigingsvoorbereiding 1939 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onder b, wordt «boeken, bescheiden en geschriften» vervangen door: zakelijke gegevens en bescheiden.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het verlenen van medewerking als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, kan niet worden gevorderd van bankinstellingen, voor zover het de uitoefening van het bankbedrijf betreft. Voorts kunnen zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, het verlenen van medewerking als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
Artikel 7 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 2 zijn belast de ambtenaren en personen, aangewezen bij besluit van Onze Minister, bedoeld in artikel 2, tweede lid.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15, 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 10 vervalt.
Artikel 13 komt te luiden:
1. Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de ambtenaren, daartoe aangewezen door een van Onze Ministers, belast met de uitvoering van deze wet. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. De artikelen 5:13, 5:15, 5.16, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde ambtenaren.
4. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd bij het opsporen van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
De artikelen 14 en 15 vervallen.
Artikel 9 van de Wet opsporing delfstoffen komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ingeval een boring wordt verricht in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze wet.
De Wet op de Registeraccountants wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede en derde lid vervallen.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid en in de tweede volzin van dat lid wordt «Het eerste, tweede en derde lid zijn» vervangen door: Het eerste lid is.
Artikel 31 komt te luiden:
1. Verordeningen en andere beslissingen van de Orde kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2. Van een besluit tot schorsing of vernietiging wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Staatsblad.
3. Het achterwege blijven van vernietiging binnen de termijn waarvoor een beslissing is geschorst wordt, nadat de schorsing is geëindigd, voor zover het een bekendgemaakte beslissing betreft, door het bestuur op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze bekendgemaakt.
De Wet uitvoering aanbevelingen artikel 63, derde lid, EGKS-verdrag wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De artikelen 4 tot en met 6 vervallen.
De Wet uitvoering Internationaal Energieprogramma wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 16 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. De artikelen 5:13 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren die zijn belast met de uitvoering van paragraaf 3 van deze wet.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De artikelen 17 tot en met 21 vervallen.
De wet van 10 juli 1952 ter verzekering van het beschikbaar blijven van goederen voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden (Stb. 407) wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:
2. Indien de bekendmaking van een bijzonder bevel niet kan geschieden op de wijze als voorzien in artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, geschiedt zij door toezending of uitreiking aan de burgemeester van de gemeente waar het goed zich bevindt; deze doet het stuk op een plaats binnen de gemeente in bewaring houden.
De artikelen 7 en 8 komen te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 2 of 2a zijn belast de bij besluit van Onze Ministers wie het aangaat aangewezen personen.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
5. Een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden kan worden gegeven door Onze Minister, die een bevel heeft gegeven of doen geven.
1. Onze Minister, die een bevel heeft gegeven of doen geven, is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
2. Het personeel van degene tot wie het bevel gericht is, is verplicht de diensten te verrichten die ter uitvoering van het bevel worden gevorderd door degene die met de uitvoering van de in het eerste lid genoemde bestuursdwang belast is.
Artikel 11 komt te luiden:
1. Met de opsporing van de in artikel 9 strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door of vanwege een van Onze Ministers aangewezen ambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. De artikelen 5:13, 5:15, 5:16, 5:17 en 5:20 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde ambtenaren.
4. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd bij het opsporen van de in artikel 9 strafbaar gestelde feiten, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 12 vervalt.
De Wet voorraadvorming aardolieprodukten wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 18 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De artikelen 19 tot en met 23 vervallen.
In artikel 3, tweede lid, van de Winkeltijdenwet wordt «overdragen» vervangen door: delegeren.
De IJkwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5a wordt de omschrijving van hetgeen onder «toezichthouders» wordt verstaan vervangen door: de krachtens artikel 29, eerste lid, aangewezen personen.
Artikel 22, derde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
2. In de tweede volzin wordt «Onze Minister kan goedkeuring slechts weigeren» vervangen door: Onze minister kan zijn instemming slechts onthouden.
3. Toegevoegd wordt een derde volzin, luidende: De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «behoeven de tarieven» vervangen door: behoeven besluiten tot vaststelling van tarieven.
2. In het vijfde lid wordt «of kan, voor zover zij ingevolge het derde lid goedkeuring behoeven, zijn goedkeuring slechts weigeren» vervangen door: en de in het derde lid bedoelde goedkeuring kan worden onthouden.
3. Het zesde lid komt te luiden:
6. Het besluit omtrent goedkeuring wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken nadat het aan Onze Minister is voorgelegd, bekendgemaakt.
4. In het zevende lid wordt «De tarieven, bedoeld in het derde lid,» vervangen door: De in het derde lid bedoelde besluiten tot vaststelling van tarieven.
In artikel 26f, derde lid, wordt «De tarieven» vervangen door: De besluiten tot vaststelling van tarieven.
Artikel 29 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de werknemers van de ijkinstelling, die daartoe door deze zijn aangewezen» vervangen door: de bij besluit van de ijkinstelling aangewezen werknemers van de ijkinstelling.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid alsmede van een intrekking daarvan wordt door de ijkinstelling mededeling gedaan aan Onze Minister en door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 29a, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
Artikel 29b vervalt.
Artikel 29c wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. In het tweede lid vervalt de aanduiding «2.» voor de bestaande tekst en wordt na «het onderzoek» ingevoegd: , bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 29d komt te luiden:
Zo nodig oefent de toezichthouder de in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde bevoegdheid uit met behulp van de sterke arm.
De artikelen 29e en 29f vervallen.
Artikel 29g wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. In het tweede lid vervalt de aanduiding «2.» voor de bestaande tekst en wordt «Wanneer de verplichting tot medewerking» vervangen door: Indien de verplichting, bedoeld in artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht,.
HOOFDSTUK 7. MINISTERIE VAN FINANCIËN
AFDELING 7.1. FISCALE WETGEVING
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 1 worden een lid toegevoegd, luidende:
4. Met betrekking tot de heffing van rijksbelastingen blijven de afdelingen 5.2 en 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing.
In artikel 32 wordt «en niet dan met machtiging van Onze Minister» vervangen door: en niet dan nadat Onze Minister daartoe toestemming heeft verleend.
In artikel 47a, vierde lid, wordt «kan Onze Minister de inspecteur machtigen» vervangen door: kan Onze Minister de inspecteur toestaan.
De Douanewet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5, derde lid, wordt «artikel 4:17» vervangen door: artikel 3:47.
Na artikel 53 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de in de artikelen 52 en 53 bedoelde bevoegdheden.
De Invorderingswet 1990 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, tweede lid, wordt «artikel 3:40 en de hoofdstukken 4, 6 en 7» vervangen door: artikel 3:40, hoofdstuk 4, afdeling 5.2, de hoofdstukken 6 en 7 en afdeling 10.2.1.
De Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 14b, zevende lid, wordt «machtigen» vervangen door: toestaan.
In artikel 18, eerste lid, wordt «machtigen» vervangen door: toestaan.
In artikel 64, vijfde lid, wordt «machtiging» vervangen door: toestemming.
In artikel 68a, eerste lid, wordt «machtigen» vervangen door: toestaan.
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 14, derde lid, wordt «machtigen» vervangen door: toestaan.
In artikel 15, eerste lid, wordt «machtigen» vervangen door: toestaan.
In artikel 15a, eerste lid, wordt «machtigen» vervangen door: toestaan.
In artikel 28a, derde lid, wordt «machtigen» vervangen door: toestaan.
In artikel 30, eerste lid van de Wet waardering onroerende zaken wordt «de artikelen 2, eerste lid» vervangen door: de artikelen 1, vierde lid, 2, eerste lid.
AFDELING 7.2. OVERIGE WETGEVING
De Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 2, eerste lid, wordt na «kan Onze Minister» ingevoegd: subsidies in de vorm van een.
In artikel 4 wordt na «in het aandelenkapitaal deelneemt,» ingevoegd: een subsidie in de vorm van.
In artikel 5, eerste lid, wordt «garanties» vervangen door: subsidies in de vorm van garanties.
De Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 7 komt te luiden:
De statuten en reglementen van het uitvoeringsorgaan en de wijzigingen daarin behoeven de voorafgaande toestemming van Onze Minister, de Verzekeringskamer gehoord. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «volmacht» vervangen door: machtiging.
2. In het eerste en tweede lid wordt «boeken en zakelijke bescheiden» telkens vervangen door: zakelijke gegevens en bescheiden.
De Wet toezicht beleggingsinstellingen wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen 19, derde en vierde lid, 24 en 27b, derde lid, wordt «boeken, bescheiden of andere informatiedragers» telkens vervangen door: zakelijke gegevens en bescheiden.
In artikel 29, zesde lid, wordt «gedelegeerde taken en bevoegdheden» vervangen door: overgedragen taken en bevoegdheden.
De Wet toezicht effectenverkeer 1995 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 29, tweede tot en met vijfde lid, wordt vervangen door een nieuw lid, luidende:
2. Ten aanzien van de personen die door Onze Minister zijn belast met het inwinnen van inlichtingen of met de uitoefening van andere taken en bevoegdheden die Onze Minister heeft op grond van het bij en krachtens deze wet bepaalde, zijn de artikelen 5:12, 5:13 en 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Het opschrift van Hoofdstuk IX komt te luiden: Overdracht van toezicht
Artikel 41 komt te luiden:
1. Het is een rechtspersoon als bedoeld in artikel 40, eerste lid, verboden zijn statuten te wijzigen zonder voorafgaande toestemming van Onze Minister. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Onze Minister kan een toestemming als bedoeld in het eerste lid weigeren indien de statuten na de wijziging onvoldoende zouden zijn afgestemd op het bepaalde in artikel 40.
In de artikelen 62, tweede en derde lid, 64, tweede lid, 66, derde lid, en 71, vijfde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 wordt «boeken, bescheiden of andere informatiedragers» telkens vervangen door: zakelijke gegevens en bescheiden.
De Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 27, derde en zevende lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
In artikel 30, eerste lid, wordt «volmacht» vervangen door: machtiging.
In de artikelen 30, 48, 66, zesde lid, eerste volzin, 87, tweede lid, en 89, derde lid, wordt «boeken, zakelijke bescheiden of andere informatiedragers» telkens vervangen door: zakelijke gegevens en bescheiden.
In de artikelen 54, vijfde lid, en 55, derde lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
In artikel 56, vijfde lid, vervalt de tweede volzin.
Artikel 57 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste, tweede en vierde lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
2. In het derde lid wordt «het reeds goedgekeurde saneringsplan» vervangen door: het saneringsplan waarvoor reeds toestemming is verleend,.
3. In het vierde lid wordt «een goedgekeurd plan» vervangen door: een plan waarvoor toestemming is verleend,.
In artikel 59, vierde lid, vervalt de tweede volzin.
In artikel 70, vijfde en zesde lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door toestemming.
De Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en het tweede lid wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd luidende: De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
In artikel 54, derde lid, onderdeel a, en zevende lid, laatste volzin, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
In artikel 57, eerste en tweede lid, wordt «volmacht» telkens vervangen door: machtiging.
In artikel 57, eerste, derde en vierde lid, 97, 156, zesde lid, eerste volzin, 182, tweede lid, en 184, derde lid, wordt «boeken, zakelijke bescheiden of andere informatiedragers» telkens vervangen door: zakelijke gegevens en bescheiden.
In de artikelen 123, eerste lid, 125, tweede lid, 126, 128, derde lid, 131, vijfde lid, 133, tweede lid, 134, tweede volzin, 136, derde lid, en 161, vijfde en zesde lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
In artikel 137, zesde lid, vervalt de tweede volzin.
Artikel 138 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en het tweede lid wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
2. In het derde lid wordt «het reeds goedgekeurde saneringsplan» vervangen door: het saneringsplan waarvoor reeds toestemming is verleend.
3. In het vierde lid wordt «goedkeuring» vervangen door «toestemming» en wordt «een goedgekeurd plan» vervangen door: een plan waarvoor toestemming is verleend.
In artikel 140, vijfde lid, worden de tweede en derde volzin vervangen door: De Verzekeringskamer doet van de opheffing mededeling aan de in het tweede lid bedoelde toezichthoudende autoriteiten.
Artikel 144 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste en het tweede lid wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
2. In het derde lid wordt «het reeds goedgekeurde saneringsplan» vervangen door: het saneringsplan waarvoor reeds toestemming is verleend.
3. In het vierde lid wordt «goedkeuring» vervangen door «toestemming» en wordt «een goedgekeurd plan» vervangen door: een plan waarvoor toestemming is verleend.
In artikel 181, vijfde lid, wordt «goedkeuren» vervangen door: toestaan.
HOOFDSTUK 8. MINISTERIE VAN JUSTITIE
De Advocatenwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 30 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Besluiten van het college van afgevaardigden, van de algemene raad of van andere organen van de Nederlandse orde van advocaten kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2. In het tweede lid vervalt: , bij een met redenen omkleed besluit, dat in geval van schorsing, de duur daarvan bepaalt.
3. Het derde tot en met vijfde lid vervallen.
Artikel 48c komt te luiden:
1. De deken van de orde, waartoe de advocaat behoort, ziet toe op de nakoming der voorwaarden, tenzij de raad van discipline, in overleg met de deken, bij besluit een ander lid van de orde daarmee belast. Indien de betrokken advocaat de deken is, wijst de raad van discipline een ander lid van de orde aan in overleg met het in artikel 23, eerste lid„ bedoelde lid van de raad van toezicht.
2. De deken of het in het eerste lid bedoelde andere lid van de orde geeft, ingeval de betrokken advocaat de voorwaarden gedurende de proeftijd niet nakomt, daarvan kennis aan de raad van discipline, met zodanige vordering als hij nodig acht.
In artikel 48d wordt «in artikel 48c bedoelde deken of het met het toezicht belaste andere lid van de orde» vervangen door: betrokken deken of het in het eerste lid van artikel 48c bedoelde lid van de orde.
In artikel 48e wordt «met het toezicht belaste» vervangen door: in het eerste lid van artikel 48c bedoelde
In artikel 48f wordt «met het toezicht belaste» vervangen door: in het eerste lid van artikel 48c bedoelde.
Artikel 23a van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen komt te luiden:
Het fonds kan zijn statuten niet wijzigen, tenzij de wijziging de instemming heeft van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Financiën. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorschriften zijn belast de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren.
2. In het derde lid komt de tweede volzin te luiden: Hij kan daaromtrent beleidsregels vaststellen.
Aan artikel 30, derde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 34, eerste lid, aanhef en onder a en b, komt te luiden:
1. Met geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:
a. hij die niet voldoet aan vordering van een krachtens artikel 3, eerste lid, aangewezen toezichthouder;
b. hij die de gegevens waarop de in het eerste lid bedoelde vordering betrekking heeft, onjuist opgeeft;.
De Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3, eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. werkzaamheden met betrekking tot de bemiddeling bij de uitstroom van verblijfsgerechtigden als bedoeld in artikel 60a, onderdeel a, van de Huisvestingswet en vergunninghouders als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf naar door burgemeester en wethouders beschikbaar gestelde huisvesting. Onze Minister van Binnenlandse Zaken kan terzake beleidsregels vaststellen;
Artikel 13 komt te luiden:
1. Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de werkwijze en de uitvoering van de taken van het orgaan. Voor zover het taken betreft als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, worden beleidsregels echter niet dan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken vastgesteld. De beleidsregels hebben geen betrekking op de behandeling van individuele gevallen.
2. Beleidsregels als bedoeld in het eerste lid worden niet vastgesteld dan nadat Onze Minister het bestuur van het orgaan in de gelegenheid heeft gesteld zijn gevoelen daaromtrent kenbaar te maken.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het bestuur van het orgaan stelt het werkplan, de begroting en de jaarrekening van het orgaan vast. Deze behoeven de instemming van Onze Minister. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
2. In het vierde lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
In artikel 18, vijfde lid, wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
De Wet geestelijke verzorging zorginstellingen, justitiële inrichtingen en krijgsmacht wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «de door Onze Minister van Justitie aan te wijzen ambtenaren» vervangen door: de bij besluit van Onze Minister van Justitie aan te wijzen ambtenaren.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Het derde lid vervalt.
Artikel 6 vervalt.
De Wet Justitie-subsidies wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet of de Algemene wet bestuursrecht aan de subsidie-ontvanger opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
2. Aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
4. Aan door Onze Minister verstrekte subsidies is de verplichting verbonden dat de subsidie-ontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:
1. In de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, legt Onze Minister een volledige vergoedingsplicht op.
Na hoofdstuk 4 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan aan een tolkencentrum zonder winstoogmerk per boekjaar subsidie verstrekken voor het verlenen van tolkdiensten.
2. Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
3. De artikelen 11, 12, eerste lid, en 13 tot en met 15 zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Onze Minister kan aan een tolkencentrum zonder winstoogmerk subsidie verstrekken voor andere activiteiten op het gebied van tolkdiensten.
1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:
a. de wijze waarop het bedrag van de subsidie wordt bepaald;
b. de verplichtingen van een tolkencentrum.
2. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, hebben in ieder geval betrekking op:
a. de aard van de activiteiten van een tolkencentrum;
b. de personen ten behoeve van wie tolkdiensten worden verleend;
c. de aanvragers van tolkdiensten;
d. het afleggen van rekening en verantwoording door een tolkencentrum.
Artikel 53, onderdeel B, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de aanhef wordt «onder vernummering van de artikelen 72 tot en met 77 tot 77 tot en met 82» vervangen door: onder vernummering van de artikelen 73 tot en met 82 tot 78 tot en met 87.
2. De artikelen van het in te voegen hoofdstuk XVIIIA Subsidiëring van justitiële particuliere inrichtingen worden vernummerd tot 73 tot en met 77.
De Wet op de kansspelen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 10, tweede lid, onderdeel g, komt te luiden:
g. het van overheidswege te houden toezicht op de naleving;
Artikel 14c, tweede lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. het van overheidswege te houden toezicht op de naleving;
Artikel 21, tweede lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. het van overheidswege te houden toezicht op de naleving;
Artikel 25, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. het van overheidswege te houden toezicht op de naleving;
Artikel 27c, tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. het van overheidswege te houden toezicht op de naleving;
Artikel 27i, tweede lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. het van overheidswege te houden toezicht op de naleving;
In artikel 30r, vierde lid, vervalt: , tonen en ter inzage geven.
Artikel 30w komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze Titel bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Ministers van Justitie en van Economische Zaken aangewezen ambtenaren of andere personen.
2. Met het toezicht op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 30b, en van de door de burgemeester aan de vergunning verbonden voorschriften zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen terzake van de uitoefening van dit toezicht regels worden gesteld.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 30x komt te luiden:
Speelautomaten of onderdelen daarvan, welke bij het onderzoek bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht niet aan de bij of krachtens deze Titel gegeven voorschriften blijken te voldoen, kunnen van een door Onze Minister van Economische Zaken vast te stellen afkeuringsmerk worden voorzien en mogen niet eerder opnieuw in gebruik worden genomen dan nadat zij zijn goedgekeurd.
Artikel 30y vervalt.
Artikel 34 komt te luiden:
1. Het College wordt gehoord over het voornemen tot verlening, wijziging of intrekking van een vergunning als bedoeld in de artikelen 9, 14b, 16, 24, 27b, 27h en 30g van de wet, alsmede in artikel 3 van de wet voorzover de prijzen en premies gezamenlijk een grotere waarde dan tien miljoen gulden hebben.
2. Het College is belast met het toezicht op de naleving door de rechtspersonen, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in het eerste lid, van het bepaalde bij of krachtens deze wet en van hun statuten en reglementen.
3. Met het in het tweede lid bedoelde toezicht op de naleving zijn belast de leden van het College, de secretaris en de overige medewerkers van het bureau van het College. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Instemming met de statuten en reglementen van de in het tweede lid bedoelde rechtspersonen wordt niet door Onze Minister van Justitie of een van Onze Ministers wie het mede aangaat gegeven dan nadat het College is gehoord. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
5. De in het tweede lid bedoelde rechtspersonen zenden een afschrift van de ingevolge de verleende vergunning voorgeschreven rapportage aan het College.
De Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen wordt gewijzigd als volgt:
Na het derde lid van artikel 15 wordt, onder vernummering van het vierde, vijfde en zesde lid tot vijfde, zesde en zevende lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:
4. In afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is titel 4.2 van die wet van toepassing op de subsidies, bedoeld in het tweede en derde lid.
De Wet persoonsregistraties wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 37 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde tot en met vijfde lid worden vernummerd tot vijfde tot en met zevende lid.
2. Ingevoegd wordt een nieuw derde lid, luidende:
3. Met het toezicht op de naleving, bedoeld in het tweede lid, zijn belast de leden, plaatsvervangende leden en buitengewone leden van de Kamer en de ambtenaren van het secretariaat van de Kamer.
3. Ingevoegd wordt een nieuw vierde lid, luidende:
4. Met het toezicht op de naleving, bedoeld in het tweede lid, zijn tevens belast de bij besluit van de Kamer aangewezen personen.
In artikel 44 wordt «derde lid» vervangen door: vijfde lid.
Artikel 45 komt te luiden:
1. De toezichthouder is bevoegd een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.
2. De toezichthouder behoeft voor de uitoefening van de in het eerste lid omschreven bevoegdheid de uitdrukkelijke en bijzondere volmacht van de Kamer, onverminderd het bepaalde in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.
3. De Kamer is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan een krachtens artikel 37 aangewezen ambtenaar.
4. Geen beroep is mogelijk op een geheimhoudingsplicht, voor zover inlichtingen of medewerking wordt verlangd in verband met de eigen betrokkenheid bij de werking van een persoonsregistratie.
De Wet politieregisters wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 26 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Met het toezicht op de naleving van het bij enig wettelijk voorschrift ten aanzien van de werking van politieregisters bepaalde, zijn belast de leden, plaatsvervangende leden en buitengewone leden van de Kamer en de ambtenaren van het secretariaat van de Kamer.
In artikel 27 wordt «derde lid» vervangen door: vijfde lid.
De Wet op de rechtsbijstand wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. De derde volzin van het tweede lid komt te luiden: Het jaarplan wordt van kracht zodra Onze Minister ermee heeft ingestemd.
2. In het derde lid wordt «als een jaarplan niet tijdig goedgekeurd kan worden» vervangen door: als niet tijdig met een jaarplan ingestemd kan worden.
In artikel 18, eerste lid, wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
In artikel 20, eerste lid, wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
Artikel 22, derde lid, komt te luiden:
3. De klachtenregeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
De derde volzin van artikel 23, eerste lid, komt te luiden: Het werkplan wordt van kracht zodra de raad ermee heeft ingestemd.
Na het eerste lid van artikel 42 wordt, onder vernummering van het tweede en het derde lid tot het derde en het vierde lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is titel 4.2 van die wet van toepassing.
Aan artikel 42b, vierde lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet aan de ontvanger van de subsidie onderscheidenlijk vergoeding opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
2. Aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
4. Aan door Onze Minister verstrekte subsidies onderscheidenlijk vergoedingen is de verplichting verbonden dat de ontvanger van de subsidie onderscheidenlijk vergoeding aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
Artikel 64 vervalt.
De Wet schadefonds geweldsmisdrijven wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 2 wordt na het eerste lid, onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van artikel 4:21, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is titel 4.2 van die wet van toepassing.
In artikel 55 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken vervallen de aanduiding «1.» en het tweede lid.
HOOFDSTUK 9. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
In artikel 1, vijfde lid van de Boswet wordt de eerste volzin vervangen door: De gemeenteraad stelt bij besluit vast, welke voor de toepassing van deze wet de grenzen van de bebouwde kom of kommen der gemeente zijn. Dit besluit behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
De Diergeneesmiddelenwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 17, derde lid, komt te luiden:
3. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van een bevel als bedoeld in het eerste lid of een voorschrift als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 52 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, aangewezen ambtenaren.
2. In het tweede lid wordt «19..» vervangen door: 1990.
3. Toegevoegd wordt een derde lid, luidende:
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 53 komt te luiden:
De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
De artikelen 54 en 55 vervallen.
Artikel 56, tweede lid, vervalt.
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 59, vierde lid, komt te luiden:
4. Degene die vervoert, is verplicht de certificaten en bewijsstukken, bedoeld in artikel 58, tijdens het vervoer in het vervoermiddel aanwezig te hebben.
In artikel 82 wordt «geldelijke bijdragen» vervangen door: geldelijke bijdragen of subsidie.
Artikel 106 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen, indien dit ter voorkoming van verspreiding van smetstof noodzakelijk is.
Artikel 114 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Onze Minister wijst ambtenaren aan die zijn belast met onderzoek naar de aanwezigheid van besmettelijke dierziekten.
3. Met de opsporing van de bij artikel 121 strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling gedaan of ondernomen door henzelf.
4. Van een besluit als bedoeld in dit artikel wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 115 komt te luiden:
1. De artikelen 5:13 en 5:15 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 114, tweede en derde lid, bedoelde ambtenaren.
2. De in artikel 114 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 116 vervalt.
Artikel 118 komt te luiden:
1. In het in artikel 5:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde geval verpakken en verzegelen de in artikel 114 bedoelde ambtenaren het monster ter plaatse.
2. In het in artikel 5:18, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde geval laten de in artikel 114 bedoelde ambtenaren een tweede monster verpakt en verzegeld in het bezit van de belanghebbende.
Artikel 120 komt te luiden:
Een ieder ten aanzien van wie een der in de artikelen 115 of 117 van deze wet omschreven bevoegdheden wordt uitgeoefend met het oog op de opsporing van besmettelijke dierziekten, dan wel een ieder die werkzaam is op het gebied van het voorkomen en bestrijden van dierziekten, is verplicht aan de in artikel 114 en in artikel 117 bedoelde ambtenaren alle medewerking te verlenen, welke deze voor de opsporing van besmettelijke dierziekten redelijkerwijs behoeven.
De Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 2, tweede lid, wordt «beslissingen» vervangen door: besluiten.
Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Vaststelling in afwijking van dit advies geschiedt niet dan nadat Onze in artikel 4 genoemde Ministers daarin hebben toegestemd.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:
3. De toestemming, bedoeld in het tweede lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 23, tweede lid, komt te luiden:
2. De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de in het eerste lid bedoelde gedoogplicht.
In artikel 27 wordt «beheersvergoedingen» vervangen door: subsidie.
In artikel 34, eerste lid, wordt «na door de centrale commissie te zijn goedgekeurd» vervangen door: na instemming daarmee door de centrale commissie.
Artikel 58 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «na goedkeuring van de centrale commissie» vervangen door: nadat de centrale commissie daarin heeft toegestemd.
2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot het derde tot en met zesde lid wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, luidende:
2. De toestemming, bedoeld in het eerste lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
In artikel 68, tweede lid, wordt «beslissing» vervangen door: beschikking.
Artikel 74 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het zesde lid wordt «onder goedkeuring van Onze betrokken Minister» vervangen door: nadat Onze betrokken Minister daarin heeft toegestemd.
2. Onder vernummering van het zevende en achtste lid in achtste en negende lid wordt een nieuw zevende lid toegevoegd, luidende:
7. De toestemming, bedoeld in het zesde lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 83 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
2. In het tweede lid wordt «Zodra het plan van toedeling is goedgekeurd» vervangen door: Zodra de centrale commissie heeft ingestemd met het plan van toedeling.
In artikel 111, eerste lid, wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
De Jachtwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 12, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. voor een minderjarige, die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, indien hij jaagt onder toezicht van hem onder wiens gezag hij staat of, met diens schriftelijke toestemming, van een andere meerderjarige, en degene onder wiens toezicht hij jaagt, voorzien is van een jachtacte.
Artikel 30 komt te luiden:
Het bestuur regelt zijn werkwijze bij een reglement, hetwelk de instemming behoeft van Onze Minister. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Jaarlijks vóór 1 september dient het bestuur bij Onze Minister een begroting van inkomsten en uitgaven voor het volgend boekjaar in. Deze begroting behoeft de instemming van Onze Minister.
2. In het tweede lid wordt «Heeft Onze Minister de begroting niet goedgekeurd» vervangen door: Heeft Onze Minister niet ingestemd met de begroting.
Artikel 34 komt te luiden:
Jaarlijks vóór 1 mei dient het bestuur bij Onze Minister een financieel verslag in over het afgelopen boekjaar met daarbij behorende balans en verlies- en winstrekening. Dit verslag behoeft de instemming van Onze Minister.
De Landbouwkwaliteitswet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 12, tweede lid, wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van bij of krachtens een landbouwkwaliteitsbesluit gestelde eisen voor zover het betreft de bij een controle-instelling aangeslotenen, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen, in dienst van die instelling. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheid, genoemd in artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Het tweede en derde lid vervallen. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
3. Toegevoegd wordt een derde lid, luidende:
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De Landbouwwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 15 wordt «ten aanzien van het verlenen van een geldelijke bijdrage» vervangen door: ten aanzien van het verstrekken van een subsidie of andere geldelijke bijdrage.
Artikel 16 komt te luiden:
Ter verwezenlijking van de in het eerste lid van artikel 13 vermelde doeleinden kan Onze Minister subsidies in de vorm van al dan niet rentedragende kredieten verstrekken aan openbare lichamen en andere instellingen, werkzaam op het gebied van de landbouw, de visserij en de voedselvoorziening.
Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister kan bevoegdheden, welke hem ingevolge het bij of krachtens de artikelen 13, 15, 17, 19, 20, 21 en 26 dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 18 bepaalde toekomen, aan het bestuur van een bedrijfslichaam of een samenwerkingslichaam delegeren. Indien het bevoegdheden betreft die door Onze Minister slechts mogen worden uitgeoefend in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, geschiedt zodanige delegatie slechts in overeenstemming met die Minister.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «overgedragen bevoegdheid» telkens vervangen door: gedelegeerde bevoegdheid.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Besluiten zonder algemene gelding, tot het nemen waarvan de bevoegdheid is gedelegeerd, kunnen worden genomen ten aanzien van een ieder.
In artikel 39 wordt «kredieten» vervangen door: middelen.
Artikel 48a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van de krachtens deze wet of de In- en uitvoerwet gestelde regelen, voor zover daaruit ontvangsten of uitgaven voor het Landbouw-Egalisatiefonds voortvloeien, zijn belast de bij besluit van Onze Minister, genomen in overeenstemming met Onze bij algemene maatregel van bestuur aangewezen Ministers, aangewezen ambtenaren.
2. Het tweede en het derde lid vervallen.
3. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid en komt te luiden
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De Landinrichtingswet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1 wordt het begrip «bevoegd orgaan» en de daarbij behorende begripsomschrijving vervangen door: bevoegd bestuursorgaan: bestuursorgaan, dat bevoegd is tot besluitneming inzake de verwezenlijking van infrastructurele voorzieningen van nationaal of regionaal belang.
In de artikelen 94, 97, eerste lid, 99, eerste en tweede lid, 100, 103, eerste lid, 104, eerste lid, 105, 106, eerste en derde lid, 109, eerste lid, 111, tweede lid, 112, eerste lid, 113, tweede lid, 115, eerste lid, 125, tweede lid, en 127, eerste en tweede lid, wordt «bevoegd orgaan» telkens vervangen door: bevoegd bestuursorgaan.
In artikel 2, tweede en derde lid, wordt «beslissingen» telkens vervangen door: besluiten.
In artikel 3, tweede lid, wordt «beslissingen» vervangen door: besluiten.
Artikel 9, tweede lid, komt te luiden:
2. De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de in het eerste lid bedoelde gedoogplicht.
In artikel 10, tweede lid, wordt «toestemming» vervangen door: instemming.
In artikel 35, tweede lid, wordt «en deze bijdrage en voorwaarden haar goedkeuring hebben gekregen» vervangen door: en zij instemt met deze bijdrage en voorwaarden.
Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid vervalt: , indien het met de wet of het algemeen belang strijdt, geheel of gedeeltelijk.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het koninklijk besluit tot vernietiging wordt in het Staatsblad geplaatst.
Artikel 44 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt alsmede het cijfer «2» voor het tweede lid.
2. De zinsnede «de beslissing inzake de vaststelling van het landinrichtingsprogramma» wordt vervangen door: het besluit inzake de vaststelling van het landinrichtingsprogramma.
Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «44, tweede lid» vervangen door: 44.
2. In het eerste en tweede lid wordt «overgedragen» telkens vervangen door: gedelegeerd.
Artikel 49 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt: «tenzij hun daartoe door de landinrichtingscommissie toestemming is verleend» vervangen door: tenzij de landinrichtingscommissie daarmee heeft ingestemd.
2. In het tweede lid wordt «tenzij deze waardevermeerdering het gevolg is van handelingen, waarvoor de landinrichtingscommissie toestemming heeft verleend» vervangen door: tenzij deze waardevermeerdering het gevolg is van handelingen, waarmee de landinrichtingscommissie heeft ingestemd.
In artikel 57, tweede lid, wordt «beslissing» vervangen door: beschikking.
In artikel 58, eerste lid, wordt «beslissing» vervangen door: beschikking.
In artikel 59, derde lid, vervalt: en stelt zij deze op de hoogte van de motivering van haar beslissing.
Artikel 71 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt: «tenzij hun daartoe door de landinrichtingscommissie toestemming is verleend» vervangen door: tenzij de landinrichtingscommissie daarmee heeft ingestemd.
2. In het tweede lid wordt «tenzij deze waardevermeerdering het gevolg is van handelingen, waarvoor de landinrichtingscommissie toestemming heeft verleend» vervangen door: tenzij deze waardevermeerdering het gevolg is van handelingen, waarmee de landinrichtingscommissie heeft ingestemd.
In artikel 74, derde lid, wordt «met goedkeuring» vervangen door: na toestemming.
Artikel 82 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid vervalt: , indien het met de wet of het algemeen belang strijdt, geheel of gedeeltelijk.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Het koninklijk besluit tot vernietiging wordt in het Staatsblad geplaatst.
Artikel 83 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot het eerste tot en met derde lid.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «de beslissing inzake de vaststelling van het landinrichtingsplan» vervangen door: het besluit inzake de vaststelling van het landinrichtingsplan.
3. In het tweede lid (nieuw) vervalt de tweede volzin.
In artikel 84, zevende lid, wordt «tot het moment waarop het plan van toedeling ingevolge artikel 199, tweede lid, door de centrale commissie wordt goedgekeurd» vervangen door: tot het moment waarop de centrale commissie, ingevolge artikel 199, tweede lid, heeft ingestemd met het plan van toedeling.
In artikel 87, vierde lid, wordt «en deze bijdrage en voorwaarden haar goedkeuring hebben gekregen» vervangen door: en zij instemt met deze bijdrage en voorwaarden.
Artikel 109 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «behoeft de goedkeuring van Onze Minister en het bevoegd orgaan gezamenlijk, gehoord de centrale commissie» vervangen door: geschiedt niet dan nadat Onze Minister en het bevoegd bestuursorgaan gezamenlijk, gehoord de centrale commissie, daarin hebben toegestemd.
2. Onder vernummering van het derde lid in het vierde lid wordt een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:
3. De toestemming, bedoeld in het tweede lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 110 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot het eerste tot en met derde lid.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «de beslissing inzake de vaststelling van het aanpassingsplan» vervangen door: het besluit inzake de vaststelling van het aanpassingsplan.
In artikel 111, tweede lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
Artikel 122, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «indien en voor zover het door Onze Minister, de centrale commissie gehoord, is goedgekeurd» vervangen door: indien en voor zover Onze Minister, de centrale commissie gehoord, daarmee heeft ingestemd.
2. In de tweede volzin wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
In artikel 123 wordt de eerste volzin vervangen door: Het in artikel 122 bedoelde, goedgekeurde beding, waarmee Onze Minister heeft ingestemd, heeft overeenkomstige rechtsgevolgen als de daarin van toepassing verklaarde wetsbepalingen.
Artikel 134 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «onder goedkeuring van onze betrokken Minister, met dien verstande dat goedkeuring» vervangen door: nadat Onze betrokken Minister daarin heeft toegestemd, met dien verstande dat toestemming.
2. Onder vernummering van het tweede lid in het derde lid wordt een nieuw tweede lid toegevoegd, luidende:
2. De toestemming, bedoeld in het eerste lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 146 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «na goedkeuring van de centrale commissie» vervangen door: nadat de centrale commissie daarin heeft toegestemd.
2. Onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:
3. De toestemming, bedoeld in het tweede lid, kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
3. In het vierde lid (nieuw) vervalt: , alsmede een door Onze Minister vast te stellen toeslag, welke verleend wordt onder door hem te stellen voorwaarden.
In artikel 151, derde lid, wordt «die goedkeuring» vervangen door: de goedkeuring van die overeenkomst door de grondkamer.
In artikel 157, tweede lid, wordt «beslissing» vervangen door: beschikking.
Artikel 190 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
2. In het derde lid wordt «Zodra het ontwerp is goedgekeurd» vervangen door: Zodra de centrale commissie heeft ingestemd met het ontwerp.
In artikel 199, tweede lid, wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
In artikel 213, eerste lid, wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
De Meststoffenwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 4, eerste lid, vervalt «of vanwege».
In artikel 5, tweede lid, onderdeel d, vervalt «of vanwege».
In artikel 9, vierde lid, wordt «bijdragen verlenen in de kosten van» vervangen door: subsidie verstrekken ter zake van.
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid vervalt «statuten en».
2. Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:
4. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
3. Er wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
5. De statuten, alsmede wijzigingen daarvan, behoeven de instemming van Onze Minister. Zij worden door de zorg van Onze Minister in de Staatscourant bekendgemaakt.
4. Er wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:
6. Op de instemming, bedoeld in het vijfde lid, zijn de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot en met vierde lid, tot het derde tot en met vijfde lid, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende:
2. Op de instemming, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, wordt een derde lid ingevoegd, luidende:
3. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «bijdragen» vervangen door: subsidies.
2. In het zesde lid, vervalt «of vanwege».
In artikel 17, eerste lid, vervalt «of vanwege».
Artikel 25 komt te luiden:
Onze Minister kan bevoegdheden welke hem toekomen ingevolge artikel 13, zesde lid, delegeren.
Artikel 26 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Het besluit, bedoeld in het eerste lid, wordt genomen in overeenstemming met Onze bij algemene maatregel van bestuur aangewezen Ministers.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De artikelen 27 tot en met 30 vervallen.
Artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid vervalt.
2. De aanduiding «2.» voor de tekst vervalt.
3. De woorden «de in het eerste lid bedoelde monsters» worden vervangen door: de in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde monsters.
Artikel 32 vervalt.
Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt «en 32».
2. In het tweede lid wordt na «17, tweede lid,» ingevoegd: en.
De Natuurbeschermingswet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 7, eerste lid, vervalt: een met redenen omklede.
Artikel 29 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
De Noodwet voedselvoorziening wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 24 komt te luiden:
1. Ieder, die ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde in het bezit dient te zijn van een of meer bescheiden, is verplicht die bescheiden steeds bij zich te hebben bij gedragingen met betrekking tot welke het bezit van zodanige bescheiden verplicht is gesteld.
2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister of bij besluit van een in artikel 2 onderscheidenlijk artikel 3 bedoelde voedselcommissaris aangewezen personen.
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 5 van de Wet op de economische delicten is Onze Minister bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de krachtens de artikelen 6, 9 en 10 vastgestelde verplichtingen.
2. Het tweede tot en met vierde lid vervallen.
3. Het vijfde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
In artikel 27 wordt «Hetgeen krachtens de artikelen 8 en 26, eerste lid, is verschuldigd,» vervangen door: Hetgeen krachtens artikel 8 is verschuldigd,.
De Plantenziektenwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1, onderdeel a, komt te luiden:
a. Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Artikel 3, derde lid, komt te luiden:
3. Indien een onmiddellijke voorziening geboden is, is Onze Minister bevoegd om, voor een termijn van ten hoogste vier maanden, ten aanzien van individuele gevallen voorschriften te geven betreffende hetgeen in het eerste lid is vermeld.
Artikel 7 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
In artikel 9, derde en vijfde lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: instemming.
Artikel 10 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn tevens belast met het onderzoek naar de aanwezigheid van schadelijke organismen.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 11 komt te luiden:
De artikelen 5:13 en 5:15 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 10, tweede lid, bedoelde ambtenaren.
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid vervallen.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot eerste lid en komt te luiden:
1. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan een krachtens artikel 10 aangewezen ambtenaar.
3. Het vierde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 13 vervalt.
De Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 8 komt te luiden:
De artikelen 2, eerste lid, 3, 4, 5 en 7 van deze wet zijn van overeenkomstige toepassing op de schippers van vaartuigen die de nationaliteit bezitten van een andere staat die partij is bij dit Verdrag, indien het vaartuig zich bevindt in de visserijzone, ingesteld krachtens de Machtigingswet instelling visserijzone.
Artikel 9 komt te luiden:
Met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het Verdrag zijn belast de ambtenaren, die overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens artikel 9 van het Verdrag hiertoe zijn aangewezen. De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheid, genoemd in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 10 wordt «6, 7 en 8» vervangen door: 6 en 7.
De Veewet wordt gewijzigd als volgt:
Het opschrift van Titel VI komt te luiden:
STRAFBEPALINGEN EN BESTUURSDWANG
Artikel 96 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
De Wet agrarisch grondverkeer wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 3 wordt, onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot het derde tot en met zesde lid, een nieuw tweede lid toegevoegd, luidende:
2. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, wordt onthouden indien in het betreffende gebied in onvoldoende mate onroerende zaken gelegen zijn, die duurzaam voor andere dan landbouwkundige doeleinden worden gebruikt en die niet als natuurterrein dienen te worden aangemerkt.
In artikel 11 vervalt: bij met redenen omklede beschikking.
In het opschrift van titel VI wordt «het hoger beroep» vervangen door: het administratief beroep.
In artikel 26, eerste lid, vervalt: , binnen een maand nadat de beslissing is verzonden.
In artikel 42, tweede lid, eerste volzin, wordt «beslissing» vervangen door: beschikking.
In artikel 52 vervalt: mededelingen van beslissingen,.
Artikel 59 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «beslissing» vervangen door: beschikking.
2. In het derde lid wordt «beslissingen» vervangen door «beschikkingen» en vervalt: degene tot wie de beslissing gericht is.
Artikel 62 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaren.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15, 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Het vierde lid vervalt.
In artikel 64, vijfde lid, wordt «beslissing» vervangen door: beschikking.
De Wet houdende vaststelling van minimumeisen voor het houden van legkippen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De artikelen 6 en 7 vervallen.
De Wet op de openluchtrecreatie wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, eerste lid, onder f, wordt «ter plaatse bevoegde ambtenaar» vervangen door: toezichthouder.
Artikel 33 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister daartoe aangewezen ambtenaren.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn tevens belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren» vervangen door: het bepaalde bij of krachtens deze wet, zijn tevens belast de bij besluit van burgemeester en wethouders daartoe aangewezen ambtenaren.
3. In het derde lid wordt «door» vervangen door: bij besluit van.
4. Het vierde lid komt te luiden:
4. Van een besluit als bedoeld in het eerste en derde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 34 komt te luiden:
1. Met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
2. Met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn tevens belast:
a. de in artikel 33, tweede en derde lid, bedoelde ambtenaren, voor zover deze zijn aangewezen bij besluit van Onze Minister van Justitie en
b. de ambtenaren, aangewezen bij besluit van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Justitie.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 35 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De in de artikel 33 en 34 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
2. Het tweede en het derde lid vervallen.
Artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De artikelen 5:13 en 5:15 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 34 bedoelde ambtenaren.
2. In het tweede lid wordt «, het verrichten van opmetingen en het nemen van monsters, voor zover zulks naar hun redelijk oordeel nodig is voor de vervulling van hun taak met betrekking tot deze wet» vervangen door «en het verrichten van opmetingen» en vervalt de tweede volzin.
Artikel 37 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan een krachtens artikel 33 of 34 aangewezen ambtenaar.
De Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
2. Toegevoegd wordt een vierde lid, luidende:
4. Van een besluit als bedoeld in dit artikel wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 43, eerste lid, alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid, vervallen.
Artikel 44 komt te luiden:
De artikelen 5:13 en 5:16 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 42, tweede lid, bedoelde ambtenaren.
Artikel 46 vervalt.
De Wet verplaatsing mestproduktie wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «kennisgeving» vervangen door: kennisgeving door het Bureau Heffingen.
2. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde lid tot het vijfde lid.
Artikel 19 komt te luiden:
Het bepaalde bij of krachtens artikel 26 en artikel 31 van de Meststoffenwet is van toepassing op het bepaalde bij of krachtens deze wet.
De Zaaizaad- en Plantgoedwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 91 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor zover de in het vorig lid, onder a, b, c, en d, bedoelde voorschriften betrekking hebben op de uitvoer, kunnen met het toezicht op de naleving van deze voorschriften worden belast de daartoe bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. De in het eerste lid, onder a, b en c, bedoelde voorschriften van de keuringsinstelling kunnen door Onze Minister worden vernietigd.
3. Na het vijfde lid wordt een nieuw zesde lid toegevoegd, luidende:
6. Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
HOOFDSTUK 10. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
De Algemene bijstandswet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5 vervalt onderdeel a, alsmede de aanduiding «b.» voor onderdeel b.
Aan artikel 21 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Op de verlening van bijzondere bijstand is titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
In artikel 68 vervallen het derde en het vierde lid, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot het derde en vierde lid.
In artikel 111, derde lid, wordt «premies» vervangen door: subsidies.
Artikel 120, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Burgemeester en wethouders kunnen slechts met toestemming van de gemeenteraad aan gemeenteambtenaren mandaat verlenen tot het nemen van besluiten inzake de verlening van bijstand. Burgemeester en wethouders geven daarbij algemene instructies.
2. In het tweede lid wordt «De in het eerste lid bedoelde opdracht» vervangen door: Het in het eerste lid bedoelde mandaat.
De Arbeidsomstandighedenwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5, vijftiende lid, komt te luiden:
15. De werking van een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid of een eis als bedoeld in het tiende of elfde lid wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
In artikel 24, eerste lid, wordt «Nederlandse Staatscourant» vervangen door: Staatscourant.
In artikel 29 wordt «de artikelen 26, 32, derde lid, laatste zin, 33 en 36» vervangen door: de artikelen 26 en 36.
Artikel 32 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren.
2. Met betrekking tot door Onze Minister aangewezen categorieën van arbeid zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet belast of mede belast de door hem aangewezen andere ambtenaren dan de in het eerste lid bedoelde. Indien ambtenaren worden aangewezen die ressorteren onder een andere minister, wordt het besluit tot aanwijzing van die ambtenaren genomen door Onze Minister en die andere minister gezamenlijk. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid en in dit lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
4. De toezichthouder is voorts bevoegd te allen tijde ter zake van een ongeval een onderzoek in te stellen. Hij stelt naar aanleiding van dat onderzoek een rapport op.
5. De toezichthouder stelt ter voldoening aan artikel 5:18, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een rapport op; dit rapport en een rapport als bedoeld in het vierde lid zendt hij aan de werkgever en aan de ondernemingsraad.
6. De toezichthouder geeft zo spoedig mogelijk gehoor aan het verzoek om een onderzoek in te stellen, gedaan door de ondernemingsraad of, bij het ontbreken daarvan, een meerderheid van de belanghebbende werknemers, dan wel door een vereniging van werknemers, die krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van haar leden als werknemers te behartigen en als zodanig in de betrokken onderneming of bedrijfstak werkzaam is en in het bezit is van volledige rechtsbevoegdheid.
Artikel 33 vervalt.
In artikel 34, eerste lid, wordt «bezwaar» vervangen door: bedenkingen.
Artikel 35, vijfde lid, komt te luiden:
5. De werking van een aanwijzing wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
Artikel 35a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt de laatste volzin.
2. In het tweede lid vervalt: of de ambtenaar, op grond van het eerste lid aangewezen,.
Artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. De werking van een eis wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
2. De tweede volzin van het vijfde lid vervalt.
3. Het zesde lid vervalt.
4. Het zevende lid wordt vernummerd tot zesde lid.
Artikel 37 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde en het vierde lid vervallen.
2. Het vijfde tot en met negende lid worden vernummerd tot derde tot en met zevende lid.
3. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:
5. Degene, die een bevel als bedoeld in het eerste lid gegeven heeft, is bevoegd met betrekking tot dit bevel de nodige maatregelen te treffen, met inbegrip van toepassing van bestuursdwang, de nodige aanwijzingen te geven en de hulp van de sterke arm in te roepen. De maatregelen en aanwijzingen kunnen onder meer betrekking hebben op het verzegelen van werktuigen, toestellen, gereedschappen en dergelijke, of onderdelen daarvan.
4. In het zesde lid (nieuw) vervalt: , alsmede van een beslissing als bedoeld in het derde lid, derde zin,.
5. In het zevende lid (nieuw) wordt «zevende lid» vervangen door: vijfde lid.
Artikel 41, achtste lid, komt te luiden:
8. De werking van een beschikking inzake een ontheffing wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.
Artikel 42 komt te luiden:
1. Tegen een beschikking op grond van deze wet van een ambtenaar als bedoeld in artikel 32, tweede lid, kan door een belanghebbende administratief beroep worden ingesteld bij Onze Minister.
2. Onze Minister kan een commissie instellen, die is belast met het horen van belanghebbenden.
3. Een beschikking op grond van deze wet van een ambtenaar als bedoeld in artikel 32, eerste lid, wordt gegeven namens Onze Minister.
Artikel 58 komt te luiden:
Indien bijzondere omstandigheden van plaatselijke aard in een gemeente voorschriften betreffende onderwerpen, waarop deze wet betrekking heeft, nodig maken, die niet bij algemene maatregel van bestuur zijn gegeven, kunnen deze voorschriften door de gemeenteraad worden vastgesteld. Deze voorschriften behoeven Onze goedkeuring. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
De Arbeidstijdenwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 6:3 wordt «toezichthoudende ambtenaren» vervangen door «toezichthouders», wordt «bezwaren» vervangen door «bedenkingen» en wordt «deze ambtenaren» vervangen door: deze toezichthouders.
Artikel 7:2 komt te luiden:
1. Tegen een beschikking op grond van deze wet van een ambtenaar als bedoeld in artikel 8:1, tweede lid, kan administratief beroep worden ingesteld bij Onze Minister.
2. Onze Minister kan een commissie instellen, die is belast met het horen van belanghebbenden.
3. Een beschikking op grond van deze wet van een ambtenaar als bedoeld in artikel 8:1, eerste lid, wordt genomen namens Onze Minister.
Artikel 8:1 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren.
2. Met betrekking tot door Onze Minister aangewezen categorieën van arbeid zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet belast of mede belast de door hem aangewezen andere ambtenaren dan de in het eerste lid bedoelde. Indien ambtenaren worden aangewezen die ressorteren onder een andere minister, wordt het besluit tot aanwijzing van die ambtenaren genomen door Onze Minister en die andere minister gezamenlijk.
3. In afwijking van het tweede lid wordt het aldaar bedoelde besluit, voor zover het de in artikel 5:12, tweede lid, onderscheiden categorieën van arbeid betreft, genomen door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister tezamen.
4. Van een aanwijzingsbesluit als bedoeld in de voorgaande leden wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 8:2 en paragraaf 8.2 vervallen.
Paragraaf 8.3 wordt vernummerd tot paragraaf 8.2 en de artikelen 8:8 tot en met 8:10 worden vernummerd tot 8:2 tot en met 8:4.
In artikel 8:2 (nieuw), vierde lid, wordt na «maatregelen te treffen» ingevoegd: , met inbegrip van de toepassing van bestuursdwang,.
In artikel 8:3 (nieuw), eerste lid, wordt «artikel 8:8» vervangen door: artikel 8:2.
Paragraaf 8.4 wordt vernummerd tot paragraaf 8.3.
In artikel 8:4 (nieuw) wordt «geen bezwaar» vervangen door: geen bedenkingen.
Artikel 116 van de Arbeidsvoorzieningswet komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 82, eerste lid, 83, 85, 86, eerste lid, 90, 91, 93, eerste lid, en 94, eerste lid zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Van dat besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Zij beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikel 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Arbeidsvoorzieningswet 1996 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 16 komt te luiden:
Besluiten van een Regionaal Bestuur kunnen door het Centraal Bestuur worden vernietigd. In afwijking van artikel 10:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan vernietiging alleen geschieden wegens strijd met het recht, met de landelijke begroting of met het landelijk beleidsplan, dan wel met het doel, genoemd in artikel 3.
Artikel 55, eerste en tweede lid, komt te luiden:
1. Het Centraal Bestuur stelt de landelijke begroting en het landelijk beleidsplan vast. Besluiten tot vaststelling van de landelijke begroting en het landelijk beleidsplan behoeven de goedkeuring van Onze Minister. De besluiten worden daartoe vóór 1 december aan Onze Minister voorgelegd.
2. Onze Minister kan zijn goedkeuring onthouden indien de landelijke begroting of het landelijk beleidsplan niet verenigbaar is met de conclusies van het overeenkomstig artikel 44, eerste lid, met inachtneming van het in artikel 3 genoemde doel, gevoerde overleg. Het niet tijdig bekendmaken van een besluit omtrent goedkeuring of een besluit tot verdaging van de beslissing omtrent goedkeuring heeft niet tot gevolg dat een besluit tot goedkeuring geacht wordt te zijn genomen.
Artikel 56 komt te luiden:
Het Centraal Bestuur stelt de Regionale Besturen in kennis van besluiten omtrent goedkeuring als bedoeld in artikel 55.
In artikel 58, derde lid, wordt «onder goedkeuring van Onze Minister» vervangen door: met toestemming van Onze Minister.
Artikel 66 komt te luiden:
Een besluit tot het aangaan van een geldlening wordt door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie niet genomen dan nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd.
Artikel 81 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «is bevoegd tot het verlenen van subsidie» vervangen door: kan subsidie verstrekken.
2. In het tweede lid wordt «subsidieverlening» vervangen door: subsidieverstrekking.
Artikel 82 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onderdeel e komt te luiden:
e. het subsidieplafond, de periode waarvoor het subsidieplafond geldt en de wijze waarop het beschikbare bedrag wordt verdeeld;.
2. In onderdeel g wordt «voorlopige subsidietoezegging» vervangen door: «subsidieverlening» en wordt «definitieve vaststelling» vervangen door: vaststelling.
Artikel 87, tweede tot en met vijfde lid, wordt vervangen door:
2. Het besluit omtrent goedkeuring wordt binnen vier weken na de datum waarop Onze Minister het desbetreffende besluit heeft ontvangen, bekendgemaakt. Het niet tijdig bekendmaken van een besluit omtrent goedkeuring of een besluit tot verdaging van de beslissing omtrent goedkeuring heeft niet tot gevolg dat een besluit tot goedkeuring geacht wordt te zijn genomen.
3. Goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 88 komt te luiden:
Besluiten van het Centraal Bestuur kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd. Een besluit tot schorsing of vernietiging, dan wel tot opheffing of verlenging van een schorsing, wordt in de Staatscourant bekendgemaakt.
De Noodwet Arbeidsvoorziening wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 43 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Zij zijn tevens belast met het inwinnen van gegevens in het belang van de uitvoering van deze wet. Van een besluit als bedoeld in de eerste volzin wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2. De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 44, tweede tot en met vierde lid, wordt vervangen door:
2. Het Hoofd Arbeidsvoorziening is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van artikel 42.
Artikel 46 vervalt.
In artikel 53 vervalt: of 44, eerste of tweede lid,.
De Pensioen- en spaarfondsenwet wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 6c, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
In artikel 16 wordt «een door de Verzekeringskamer goedgekeurd plan» vervangen door: een plan waarmee de Verzekeringskamer heeft ingestemd.
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «volmacht» vervangen door: machtiging.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Ten aanzien van de door de Verzekeringskamer gemachtigde personen zijn de artikelen 5:13 en 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
De Stoomwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 10, derde lid, wordt «een daartoe door Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaar» vervangen door: een daartoe door Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaar namens hem.
In artikel 11, eerste lid, wordt «de daartoe door Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren» vervangen door: de daartoe door Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren namens hem.
Artikel 13a komt te luiden:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren. Van het besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
In artikel 19 wordt «bezwaar» vervangen door: bedenkingen.
De Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 4, derde lid, wordt «Nederlandsche Staatscourant» vervangen door «Staatscourant» en wordt «bezwaren» vervangen door «bedenkingen».
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste en het tweede lid vervallen, onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot het eerste tot en met vierde lid.
2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
2. Van een besluit omtrent verbindendverklaring wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt: bij met redenen omkleed besluit.
2. In het vierde lid wordt «artikel 5, vijfde lid» vervangen door: artikel 5, derde lid.
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «bezwaren» vervangen door: bedenkingen.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Van het besluit, waarbij de onverbindendverklaring wordt uitgesproken, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. Van de onverbindendverklaring wordt aantekening gehouden in het register, bedoeld in artikel 5, derde lid.
In artikel 10 vervallen het tweede tot en met vierde lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Artikel 10b komt te luiden:
Onze Minister kan een onder hem ressorterende ambtenaar mandaat verlenen tot het uitoefenen van de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 6, eerste lid.
De Wet arbeid gehandicapte werknemers wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5, tweede en derde lid, worden «geldelijke tegemoetkoming» en «tegemoetkoming» telkens vervangen door: subsidie.
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «Artikel 36, tweede tot en met zevende lid» vervangen door: Artikel 36, tweede tot en met zesde lid.
2. Het vierde lid komt te luiden;
4. Een beschikking op grond van deze wet van een ambtenaar als bedoeld in dit artikel wordt gegeven namens Onze Minister.
In artikel 11, eerste en vierde lid, wordt «geldelijke tegemoetkoming» telkens vervangen door: subsidie.
In artikel 12, tweede lid, wordt «geldelijke tegemoetkomingen» vervangen door: subsidies.
Artikel 13 komt te luiden:
Met het toezicht op de naleving van artikel 6 zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren. Van dat besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 15 komt te luiden:
Ten opzichte van de met de uitvoering van deze wet belaste lichamen en ambtenaren zijn de artikelen 5:13, 5:16, 5:17 en 5:20 van overeenkomstige toepassing.
De Wet arbeid vreemdelingen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5, tweede lid, komt te luiden:
2. Onze Minister kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden delegeren aan organen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.
De artikelen 15 en 16 vervallen.
Artikel 17 komt te luiden:
De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner indien sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit.
De artikelen 18 en 19 vervallen.
De Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid vervalt «bij een besluit dat de gronden der intrekking vermeldt» en wordt «een zodanige beschikking» vervangen door: een zodanig besluit.
2. In het vijfde lid wordt «bezwaar» vervangen door: bedenkingen.
3. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:
6. Van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste, vierde en vijfde lid, kan mandaat worden verleend.
In artikel 5, tweede lid, onderdeel I, wordt «bezwaar» vervangen door: bedenkingen.
In artikel 16, eerste lid, vervalt: of vanwege.
De Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het zesde lid vervalt «bij een besluit welke de gronden der intrekking vermeldt» en wordt «een zodanige beschikking» vervangen door «een zodanig besluit».
2. In het zevende lid, onderdeel b, wordt «bezwaar» vervangen door: bedenkingen.
3. Toegevoegd wordt een achtste lid, luidende:
8. Van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste, zesde en zevende lid, kan mandaat worden verleend.
In artikel 5, eerste lid, onderdelen b en f, wordt «bezwaar» telkens vervangen door: bedenkingen.
In artikel 10, eerste lid, onderdeel a, wordt «bezwaar» vervangen door: bedenkingen.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «bezwaar heeft gemaakt» vervangen door: bedenkingen naar voren heeft gebracht.
2. In het tweede lid wordt «bezwaar maken» vervangen door: bedenkingen naar voren brengen.
Artikel 20 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «volmacht» vervangen door: machtiging.
2. Het derde en het vierde lid worden vervangen door:
3. Ten aanzien van de door de Verzekeringskamer gemachtigde personen zijn de artikelen 5:13 en 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
De Wet van 13 december 1972 tot bevriezing van het kinderbijslagbedrag voor het eerste kind, alsmede oprichting van het Fonds Voorheffing Pensioenverzekering (Stb. 702), wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 4b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «behoeven voorafgaande goedkeuring» vervangen door: behoeven de goedkeuring.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Goedkeuring als bedoeld in het derde lid kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 4f vervalt.
De Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van artikel 1637ij van het Burgerlijk Wetboek en van het bepaalde bij of krachtens deze wet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen ambtenaren. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan ten behoeve van dit toezicht een onderzoek doen instellen door die ambtenaren. Voorzover het de openbare dienst betreft kan Onze Minister van Binnenlandse Zaken Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzoeken een onderzoek als bedoeld in de tweede volzin te doen instellen. Van een besluit als bedoeld in de eerste volzin wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2. Het derde en het vierde lid vervallen.
Artikel 23 komt te luiden:
De voordracht tot wijziging van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel c, en de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 10 wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.
De Wet op de gevaarlijke werktuigen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 13 komt te luiden:
1. Tegen een beschikking op grond van deze wet van een ambtenaar als bedoeld in artikel 16, tweede lid, kan door een belanghebbende administratief beroep worden ingesteld bij Onze Minister.
2. Onze Minister kan een commissie instellen, die is belast met het horen van belanghebbenden
3. Een beschikking op grond van deze wet van een ambtenaar als bedoeld in artikel 16, eerste lid, wordt gegeven namens Onze Minister.
Het opschrift boven artikel 16 komt te luiden: Toezicht
Artikel 16 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren.
2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast of mede belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen andere ambtenaren dan de in het eerste lid bedoelde. Indien ambtenaren worden aangewezen die ressorteren onder een andere minister, wordt het besluit tot aanwijzing van die ambtenaren genomen door Onze Minister en die andere minister gezamenlijk. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid en in dit lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 18 komt te luiden:
Onze Minister kan nadere regels stellen betreffende het nemen, het bewaren en het vrijgeven van monsters als bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 19 wordt «De in artikel 16 bedoelde ambtenaren» vervangen door: De toezichthouders.
Artikel 20 vervalt.
In artikel 21 wordt «bezwaar» vervangen door: bedenkingen.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1 vervalt onderdeel a, onder verlettering van de onderdelen b tot en met e tot a tot en met d.
In artikel 16 vervallen het derde en het vierde lid, onder vernummering van het vijfde en het zesde lid tot derde en vierde lid.
In artikel 34, derde lid, wordt «premies» vervangen door: subsidies.
Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden::
1. Burgemeester en wethouders kunnen slechts met toestemming van de gemeenteraad aan gemeenteambtenaren mandaat verlenen tot het nemen van besluiten inzake de verlening van bijstand. Burgemeester en wethouders geven daarbij algemene instructies.
2. In het tweede lid wordt «opdracht» vervangen door: mandaat
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, eerste lid, vervalt onderdeel a, onder verlettering van de onderdelen b tot en met f tot a tot en met e.
In artikel 16 vervallen het tweede en het derde lid, onder vernummering van het vierde en het vijfde lid tot het tweede en het derde lid.
In artikel 34, derde lid, wordt «premies» vervangen door: subsidies.
Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Burgemeester en wethouders kunnen slechts met toestemming van de gemeenteraad aan gemeenteambtenaren mandaat verlenen tot het nemen van besluiten inzake de verlening van bijstand. Burgemeester en wethouders geven daarbij algemene instructies.
2. In het tweede lid wordt «opdracht» vervangen door: mandaat.
De Wet op de loonvorming wordt gewijzigd als volgt:
In de artikelen 5, derde lid, en 6, derde en vierde lid, wordt «bezwaren» telkens vervangen door: bedenkingen.
De artikelen 15 en 16 worden vervangen door:
1. Onze Minister wijst ambtenaren aan, belast met het inwinnen van gegevens omtrent de algemene ontwikkeling van lonen en andere op geld waardeerbare arbeidsvoorwaarden.
2. De artikelen 5:13, 5:16, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
Artikel 19 komt te luiden:
Van een besluit als bedoeld in artikel 5, eerste lid, 6, eerste lid, 10, eerste of vierde lid, voor zover het de vrijstelling betreft, 14, 15, 16 of 17, eerste lid, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 6, vierde lid, van de Wet melding collectief ontslag komt te luiden:
4. Een besluit tot het buiten toepassing laten van het eerste en tweede lid behoeft de goedkeuring van Onze Minister. De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gewijzigd als volgt:
Het opschrift van hoofdstuk IV komt te luiden: Toezicht op de naleving.
Artikel 18a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Van dat besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2. In het tweede lid wordt «een onderzoek» vervangen door: een onderzoek door een toezichthouder.
Artikel 18b vervalt.
Artikel 22 komt te luiden:
Onze Minister kan de bevoegdheden, hem bij de artikelen 10 en 12 van deze wet verleend, delegeren.
De Wet op de ondernemingsraden wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 39, eerste lid, komt te luiden:
1. De Raad stelt bij verordening nadere regelen omtrent de samenstelling en de werkwijze van de bedrijfscommissies. Daarbij wordt aan deze commissies de bevoegdheid verleend commissies, al dan niet uit haar midden, in te stellen. De bedrijfscommissie kan de aldus ingestelde commissies machtigen haar bevoegdheden uit te oefenen.
Artikel 46b wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt «, onder door hem te stellen voorwaarden,» en wordt «geldelijke bijdragen verstrekken» vervangen door: subsidies verstrekken.
2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De Raad kan bij verordening regels stellen inzake het verstrekken van deze subsidies en daarbij een subsidieplafond vaststellen.
3. De aanhef van het tweede lid wordt vervangen door: Aan de subsidie worden in ieder geval de volgende verplichtingen verbonden.
Aan artikel 5 van de Wet voorzieningen gehandicapten wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
5. Op de financiële tegemoetkomingen is titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
HOOFDSTUK 11. MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT
In artikel V, onderdelen I, vierde lid, en J, vijfde lid, van de wet van 28 maart 1996 tot wijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, de Mediawet, de Radio-Omroep Zender-Wet 1935 en het Wetboek van Strafvordering in verband met de liberalisering van kabelgebonden telecommunicatie inrichtingen (kabelgebonden telecommunicatie) (Stb. 320) wordt «, 45, 46 en 47» telkens vervangen door: en 45.
De Grondwaterwet wordt gewijzigd als volgt:
Het opschrift van hoofdstuk VII komt te luiden: Handhaving.
Artikel 49 komt te luiden:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van gedeputeerde staten aangewezen ambtenaren.
De artikelen 50 en 52 vervallen.
De Ontgrondingenwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «overheidsorgaan» vervangen door: bestuursorgaan.
2. In het derde lid, onderdelen a en i, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: toestemming.
3. Aan het vierde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Op de toestemming, bedoeld in het derde lid, onder a en i, zijn de artikelen 10:28 tot en met 10:31 van overeenkomstige toepassing.
In artikel 16, eerste lid, wordt in de eerste volzin «wordt van kracht» vervangen door «treedt in werking» en wordt in de tweede volzin «wordt de beschikking niet van kracht» vervangen door: treedt de beschikking niet in werking.
Artikel 25 vervalt.
De Postwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5, achtste lid, vervalt: Nederlandse.
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in het tweede lid, onder a, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. De toezichthoudende ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15, 5:17, 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Toegevoegd wordt een vijfde lid, luidende:
5. Van een besluit als bedoeld in het vierde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 15a komt te luiden:
Onze Minister is ten aanzien van de houder van de concessie bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
In artikel 15b wordt «regel» vervangen door: verplichting.
In artikel 15c, eerste lid, vervallen de onderdelen a en b en worden de onderdelen c en d geletterd a en b.
In artikel 20, derde lid, vervalt: Nederlandse.
De Radio-Omroep-Zender-Wet 1935 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het zevende lid komt te luiden:
7. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat wijst aan de NOZEMA de frequenties toe en bepaalt het vermogen van de zendinrichtingen, bedoeld in artikel 1, onder a.
2. Het tiende lid komt te luiden:
10. De NOZEMA beëindigt geheel of gedeeltelijk het gebruik van de inrichtingen zodra dit bij koninklijk besluit in het algemeen belang nodig wordt geoordeeld.
3. Het elfde lid komt te luiden:
11. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de in het tiende lid gestelde verplichting.
Artikel 8 komt te luiden:
1. De Raad van Beheer legt aan de algemene vergadering van aandeelhouders in elk geval ter vaststelling voor:
a. de jaarlijkse investeringsbegroting en de begroting van baten en lasten;
b. een meerjarenplan indien voor bepaalde projecten de daarvoor benodigde investeringen zich over meer dan één jaar uitstrekken.
2. Bij koninklijk besluit kunnen worden vernietigd beslissingen van de Raad van Beheer tot:
a. het ter hand nemen van werkzaamheden en het verrichten van de taken anders dan bedoeld in artikel 1, onder a. en b.;
b. het aangaan van overeenkomsten met buitenlandse ondernemingen;
c. het vaststellen van de plaats, waar de zenders gebouwd zullen worden;
d. het aangaan van overeenkomsten, die eenzijdig bezwarend zijn voor de Vennootschap.
3. Een beslissing als bedoeld in het tweede lid, wordt door de voorzitter van de Raad van Beheer aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen toegezonden, binnen twee weken nadat zij is genomen.
4. De afdelingen 10.2.2 en 10.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat een beslissing niet kan worden vernietigd, indien vier weken zijn verstreken na de in het derde lid bedoelde toezending.
De Rivierenwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 4, 1, wordt «door of vanwege Onzen met de zaken van Waterstaat belasten Minister» vervangen door: door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
In de artikelen 5, 1, en 7 vervalt telkens: of vanwege.
Artikel 10 komt te luiden:
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
Artikel 12 komt te luiden:
1. Met de opsporing van de bij artikel 11, 1, strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of genomen door henzelf.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
1. In 1 vervalt de aanduiding « 1.» en vervalt telkens: of vanwege.
2. 2 vervalt.
De Waterschapswet wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 5, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
In de artikelen 37, eerste en tweede lid, en 43, eerste en tweede lid, wordt «artikel 4» telkens vervangen door: artikel 10.
Artikel 41, vijfde lid, tweede volzin, komt te luiden: Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 61 komt te luiden:
1. Het waterschapsbestuur is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
2. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt uitgeoefend door het dagelijks bestuur, indien toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels welke het waterschapsbestuur uitvoert.
3. De bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang wordt evenwel uitgeoefend door de voorzitter indien deze met gebruikmaking van de in artikel 96 omschreven bevoegdheid maatregelen neemt in gevallen van dringend of dreigend gevaar.
4. Indien aan de voorzitter of aan een afdeling bevoegdheden zijn toegekend of overgedragen, bezitten zij de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang en de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot het binnentreden van een woning slechts indien ook die bevoegdheid uitdrukkelijk is toegekend of overgedragen.
De artikelen 62 tot en met 67, 69, 71 en 72 vervallen.
Artikel 68 komt te luiden:
In het in artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde geding op het verzet tegen het dwangbevel bezitten leggers, waarin onderhoudsplichtigen zijn aangewezen, behoudens tegenbewijs kracht van bewijs.
Artikel 70 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid, tweede volzin, vervalt.
2. Toegevoegd wordt een derde lid, luidende:
3. Artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 68 zijn alsdan van toepassing.
In het opschrift van hoofdstuk IX, 5, wordt «algemeen verbindende regels» vervangen door: algemeen verbindende voorschriften.
Artikel 73 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «algemeen verbindende regels» vervangen door: algemeen verbindende voorschriften.
2. In het derde lid wordt na «verleend» ingevoegd: of wordt mededeling gedaan van de omstandigheid dat ingevolge artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een besluit tot goedkeuring wordt geacht te zijn genomen.
Artikel 85, eerste, tweede en derde lid, komt te luiden:
1. Met de opsporing van de overtreding van bij keuren strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de bij besluit van het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaren van het waterschap. Indien bij provinciale verordening het toezicht op de naleving van het bij of krachtens die verordening bepaalde is opgedragen aan het dagelijks bestuur, zijn met de opsporing van de overtreding daarvan, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de bij besluit van dat bestuur aangewezen ambtenaren.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren van het waterschap zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
3. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren van het waterschap kunnen binnen vier weken nadat proces-verbaal is opgemaakt met de betrokkene in schikking treden.
Artikel 86 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «bezwaar in te brengen» vervangen door: bezwaar te maken.
2. In het vierde lid wordt «ingebrachte bezwaar» vervangen door «gemaakte bezwaar» en wordt «het inbrengen van bezwaren» vervangen door: het maken van bezwaar.
In artikel 87, eerste lid, wordt «toekennen» vervangen door: overdragen.
Artikel 88 komt te luiden:
Het dagelijks bestuur kan mandaat verlenen aan een of meer leden van het dagelijks bestuur.
Artikel 95, tweede volzin, komt te luiden: Indien de voorzitter aan een ander machtiging verleent tot vertegenwoordiging, behoeft deze machtiging de instemming van het dagelijks bestuur.
In artikel 111 wordt «De belastingverordening en de besluiten tot wijziging of intrekking daarvan vermelden» vervangen door: De belastingverordening vermeldt.
Artikel 123 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid worden de onderdelen a en b vervangen door:
a. Onze Minister van Financiën, het bestuur van 's Rijksbelastingen en de directeur: het dagelijks bestuur;
b. de inspecteur: de daartoe aangewezen ambtenaar van het waterschap;
2. In het vierde lid wordt «belastingverordening» vervangen door: besluit van het dagelijks bestuur.
Artikel 124 komt te luiden:
1. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, voor de ambtenaar van het waterschap belast met de invordering van belastingen, een andere ambtenaar van het waterschap in de plaats treedt.
2. De dagelijkse besturen van twee of meer waterschappen kunnen met betrekking tot een of meer waterschapsbelastingen bepalen dat het dagelijks bestuur van één van die waterschappen voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing of invordering van waterschapsbelastingen in de plaats treedt van het andere dagelijks bestuur onderscheidenlijk van die andere dagelijkse besturen.
3. De dagelijkse besturen van twee of meer waterschappen kunnen met betrekking tot een of meer waterschapsbelastingen bepalen dat een daartoe aangewezen ambtenaar van een van die waterschappen wordt aangewezen als:
a. de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van die waterschappen voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing van waterschapsbelastingen;
b. de met de invordering van waterschapsbelastingen belaste ambtenaar van die waterschappen voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van waterschapsbelastingen;
4. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het dagelijks bestuur van het waterschap waarvan de ambtenaar belast met de invordering van waterschapsbelastingen op grond van het derde lid, onderdeel b, wordt aangewezen.
5. Indien voor de heffing of de invordering van één of meer waterschapsbelastingen een gemeenschappelijke regeling is getroffen en bij die regeling een openbaar lichaam is ingesteld, kan bij of krachtens die regeling worden bepaald dat een daartoe aangewezen ambtenaar van dat openbaar lichaam wordt aangewezen als:
a. de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van dat waterschap voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing van waterschapsbelastingen;
b. de ambtenaar belast met de invordering van waterschapsbelastingen van dat waterschap voor de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de invordering van waterschapsbelastingen.
6. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam waarvan een ambtenaar op grond van het vijfde lid, onderdeel b, wordt aangewezen.
Artikel 127 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid wordt «het dagelijks bestuur» telkens vervangen door: de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van het waterschap.
2. Het zesde lid vervalt.
In de artikelen 129, eerste lid, en 131, eerste lid, wordt «Het dagelijks bestuur» telkens vervangen door: De in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van het waterschap.
Artikel 132 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «het dagelijks bestuur» vervangen door: de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van het waterschap.
2. In het derde lid wordt «Het dagelijks bestuur» vervangen door: De in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van het waterschap.
In artikel 134 wordt «het dagelijks bestuur» vervangen door: de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van het waterschap.
Artikel 135 vervalt.
Artikel 137 wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin vervalt.
2. In de tweede volzin wordt «die wet» vervangen door: de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken
In artikel 144, eerste lid, wordt «het dagelijks bestuur, nadat de ambtenaar van het waterschap, belast met de invordering van waterschapsbelastingen, daartoe een voorstel heeft gedaan» vervangen door: de ambtenaar van het waterschap, belast met de invordering van waterschapsbelastingen.
Het opschrift van titel V komt te luiden:
TITEL V. AANVULLENDE BEPALINGEN INZAKE HET TOEZICHT OP HET WATERSCHAPSBESTUUR.
Het opschrift van hoofdstuk XIX komt te luiden:
In artikel 148 wordt «de besluiten van dat bestuur» vervangen door: de beslissingen van dat bestuur.
Artikel 149 komt te luiden:
De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 150 vervalt.
In artikel 151, derde lid, vervalt: artikel 110.
Artikel 152 vervalt.
Het opschrift van hoofdstuk XXI komt te luiden:
HOOFDSTUK XXI. SCHORSING EN VERNIETIGING.
Artikel 156 komt te luiden:
1. Een besluit dan wel een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg van het waterschapsbestuur kan door gedeputeerde staten worden vernietigd.
2. Ten aanzien van vernietiging van een niet-schriftelijke beslissing gericht op enig rechtsgevolg zijn de afdelingen 10.2.2 en 10.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 157, 159 en 160 vervallen.
In artikel 161 wordt in de eerste volzin «wordt dit door het waterschapsbestuur bekend gemaakt» vervangen door «wordt hiervan door het waterschapsbestuur openbaar kennis gegeven» en wordt in de tweede volzin «een maand» vervangen door: vier weken.
Artikel 162 komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 8:4, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een besluit van gedeputeerde staten als bedoeld in artikel 156, eerste lid, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2. In afwijking van artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep worden ingesteld tegen de weigering om de vernietiging te bevorderen en tegen het niet tijdig nemen van een besluit tot vernietiging.
Artikel 163 komt te luiden:
Het waterschapsbestuur neemt opnieuw een besluit omtrent het onderwerp van het vernietigde besluit, waarbij met het besluit tot vernietiging wordt rekening gehouden.
De Waterstaatswet 1900 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 7 komt te luiden:
De door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, door Onze commissaris in de provincie, gedeputeerde staten en de besturen van gemeenten en waterschappen aangewezen personen zijn bevoegd een woning zonder toestemming van de bewoner te betreden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, ten einde de toestand van waterstaatswerken te onderzoeken.
Artikel 12, zesde lid, vervalt, onder vernummering van het zevende en achtste lid tot zesde en zevende lid.
Artikel 12a wordt gewijzigd als volgt:
1. De nog niet genummerde leden worden genummerd.
2. Het achtste lid komt te luiden:
8. Het bestuursorgaan dat het bevel heeft uitgevaardigd, is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bevel. Het bestuursorgaan kan deze bevoegdheid delegeren aan de verzoeker en in verband daarmee de inhoud van het bevel wijzigen.
3. Het negende lid komt te luiden:
9. Onverminderd artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de kosten die ter voldoening aan het bevel worden gemaakt voor rekening van verzoekster.
4. In het elfde lid, tweede volzin, wordt «gezag» vervangen door: bestuursorgaan.
Artikel 42 komt te luiden:
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van een door hem gegeven bevel als bedoeld in 12.
Artikel 42b komt te luiden:
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan, ter handhaving van een door hen gegeven bevel als bedoeld in 12, aan gedeputeerde staten opdragen bestuursdwang toe te passen, dan wel zelf tot toepassing van bestuursdwang overgaan.
Artikel 44 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, door Onze Commissaris in de provincie, door het College van gedeputeerde staten of door de besturen van waterschappen en gemeenten aangewezen ambtenaren.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 46 vervalt.
Artikel 47 vervalt.
In artikel 66, eerste lid, wordt na «tenuitvoerlegging» ingevoegd: , daaronder begrepen de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang.
In artikel 80, eerste lid, wordt «in de gevallen van artt. 83 en 84» vervangen door «in het geval van artikel 84» en wordt «81 tot en met 84» vervangen door: 81, 82 en 84.
Artikel 85 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste tot en met vierde lid worden genummerd.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Degene die een bevel heeft uitgevaardigd, is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van dat bevel.
3. In het derde lid wordt «Deze tenuitvoerlegging geschiedt in de gevallen van artt. 81 en 82» vervangen door: In afwijking van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toepassing van bestuursdwang in de gevallen van de artikelen 81 en 82.
4. In het vierde lid wordt «tenuitvoerlegging» vervangen door: toepassing van bestuursdwang.
5. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De instelling, tegen wiens bestuur het bevel was gericht, is verplicht de aan de toepassing van bestuursdwang verbonden kosten te vergoeden aan de instelling of instellingen voor wier rekening die zijn gekomen.
6. In het zesde lid vervalt: of Onze Minister voornoemd, naar gelang de vergoeding van die kosten aan een of meer provincies af aan het Rijk moet geschieden,.
De Wegenverkeerswet 1994 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 37, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin wordt vervangen door: Met het toezicht op de naleving van de uit het derde lid voortvloeiende verplichtingen zijn belast de bij besluit van de Dienst Wegverkeer aangewezen ambtenaren. Van een zodanig besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2. De voorlaatste volzin komt te luiden: De aldaar bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon is gehouden tot betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van het door deze dienst ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.
Artikel 64, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin wordt vervangen door: Met het toezicht op de naleving van de uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen zijn belast de bij besluit van de Dienst Wegverkeer aangewezen ambtenaren. Van een zodanig besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2. De laatste volzin vervalt.
In artikel 65, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 64, eerste en tweede lid» vervangen door: artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 64, tweede lid.
Artikel 102, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin wordt vervangen door: Met het toezicht op de naleving van de uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen zijn belast de bij besluit van de Dienst Wegverkeer aangewezen ambtenaren. Van een zodanig besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2. De laatste volzin vervalt.
In artikel 103, tweede lid, onderdeel b, wordt «de verplichting, vervat in artikel 102, tweede lid» vervangen door: de verplichtingen, vervat in artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 102, tweede lid.
In artikel 115, derde lid, wordt «voorschriften» vervangen door: regels.
Het opschrift van Hoofdstuk IX komt te luiden:
Artikel 158 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de in artikel 159 bedoelde personen. Zij beschikken daartoe over de in artikel 160, vierde lid, genoemde bevoegdheid met betrekking tot het vervoeren van personen en over de bevoegdheid, genoemd in artikel 160, vijfde lid.
2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 34 en 35 zijn voorts belast de bij besluit van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken aangewezen ambtenaren.
3. Van een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 169 komt te luiden:
1. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
2. De ambtenaren die een bevel hebben gegeven als bedoeld in artikel 160, zesde lid, zijn bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bevel.
De Wet op de telecommunicatievoorzieningen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1a, derde lid, komt te luiden:
3. De bekendmaking van een besluit als bedoeld in het eerste lid, geschiedt door plaatsing in de Staatscourant. Bij de bekendmaking wordt het tijdstip van inwerkingtreding van het besluit vermeld.
In artikel 8, tiende lid, vervalt: Nederlandse.
In artikel 13i, derde lid, wordt «48, vijfde lid» vervangen door: 48, zesde lid.
Artikel 38 komt te luiden:
1. Rechthebbenden ten aanzien van bomen of beplantingen zijn, behoudens recht op schadevergoeding, verplicht deze op schriftelijk verzoek van de houder van de concessie binnen twee weken op te snoeien dan wel de wortels of takken daarvan in te korten, voor zover deze redelijkerwijs hinderlijk zijn of worden voor de aanleg, de instandhouding en exploitatie van de geconcessioneerde telecommunicatie-infrastructuur.
2. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de in het eerste lid bedoelde verplichting. Hij kan daartoe mandaat verlenen aan de houder van de concessie.
3. In geval van ernstige belemmering of storing van de telecommunicatie kan de houder van de concessie onmiddellijk tot het opsnoeien dan wel inkorten van wortels of takken overgaan, waarna hij zo spoedig mogelijk hiervan schriftelijk aan de rechthebbende kennisgeeft.
De opschriften van hoofdstuk IX en 1 komen te luiden:
HOOFDSTUK IX. BESTUURSRECHTELIJKE HANDHAVING
1. Bestuursrechtelijke handhaving van verplichtingen van de concessiehouder alsmede van verplichtingen van de houder van een infrastructuurvergunning
Artikel 43a komt te luiden:
Onze Minister is ten aanzien van de houder van de concessie en de houder van een infrastructuurvergunning bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
In artikel 43b wordt «regel» vervangen door: verplichting.
Het opschrift van 2 komt te luiden:
2. Bestuursrechtelijke handhaving van de verplichtingen vastgesteld bij of krachtens 2c van Hoofdstuk II, en bij of krachtens de hoofdstukken IIA, III, IV, V en VIB
Artikel 44 vervalt.
Artikel 45 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens 2c van hoofdstuk II en de hoofdstukken IIA, III, IV, IVA, V en VIB zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De artikelen 46 en 47 vervallen.
Artikel 48 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, tweede volzin, komt te luiden: Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van een aanwijzing als bedoeld in de eerste volzin of in artikel 30b, tweede lid, onder a.
2. In het tweede lid vervalt onderdeel b en wordt onderdeel c geletterd b.
3. In het derde lid vervallen «of b» en «dan wel te gedogen».
4. In het vierde lid wordt «onder c» vervangen door: onder b.
5. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidende:
5. Onze Minister is ten aanzien van de houder van de machtiging voor een telecommunicatie-inrichting bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk III bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen die betrekking hebben op de aanleg, het aanwezig hebben of het gebruik van telecommunicatie-inrichtingen.
6. In het zesde lid (nieuw) wordt «het tweede en derde lid» vervangen door: het tweede, derde en vijfde lid.
Artikel 48a komt te luiden:
Onze Minister is ten aanzien van de houder van een vergunning bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
Artikel 49, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister kan van de overtreder bij dwangbevel de volgende bedragen, verhoogd met de op de invordering vallen de kosten, invorderen:
a. het bedrag dat verschuldigd is ingevolge een krachtens artikel 43b, 48 of 48b opgelegde administratieve boete;
b. de overige kosten, verbonden aan de toepassing van artikel 43b of 48, voor zover het niet betreft de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang.
In artikel 56, vierde lid, vervalt: Nederlandse.
De Wet op de waterhuishouding wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 12, derde lid, vervalt: of vanwege.
In artikel 18, tweede lid, onder b, wordt «overheidsorganen» vervangen door: bestuursorganen.
Artikel 23, vijfde lid, komt te luiden:
5. Van de beschikking, houdende de aanwijzing, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
In artikel 44, tweede volzin, vervalt: en daarvoor geen voorziening is getroffen overeenkomstig artikel 64 van de Waterstaatswet 1900 (Stb. 176).
Artikel 53 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister of van het bestuur van een openbaar lichaam aan welk enige taak bij de uitvoering van deze wet is opgedragen, aangewezen ambtenaren.
2. Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de ambtenaren, aangewezen bij besluit van Onze Minister en Onze Minister van Justitie. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De artikelen 54 tot en met 56 vervallen.
Artikel 58 komt te luiden:
Onze Minister is, voor zover het de hem bij of krachtens deze wet toegekende bevoegdheden betreft, bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
In artikel 59, tweede lid, wordt «de artikelen 12 en 56, eerste lid,» vervangen door: artikel 12.
De Wet op de waterkering wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 21, tweede lid, komt te luiden:
2. Het plan en de toelichting behoeven de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie op wier grondgebied het plan wordt uitgevoerd. De beheerder zendt hun die stukken toe binnen de in het eerste lid bedoelde termijn.
Artikel 22, eerste en tweede lid, komen te luiden:
1. Het besluit omtrent goedkeuring wordt binnen zes weken na de verzending ter goedkeuring bekendgemaakt. In afwijking van 10:31, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het nemen van het besluit omtrent goedkeuring niet worden verdaagd. Het niet tijdig bekendmaken van een besluit omtrent goedkeuring heeft niet tot gevolg dat een besluit tot goedkeuring geacht wordt te zijn genomen.
2. Het in artikel 10:30, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde overleg vindt plaats binnen vier weken na de verzending ter goedkeuring.
In artikel 23, eerste lid, vervalt: door gedeputeerde staten.
De Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt gewijzigd als volgt:
In het opschrift van hoofdstuk IV wordt «bijdragen» vervangen door: subsidies.
Artikel 23 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «het doen van uitkeringen» vervangen door: het verstrekken van subsidies.
2. In het tweede lid wordt «normen» vervangen door «regels» en wordt «uitkeringen die door het Rijk worden gedaan» vervangen door: subsidies die door hem worden verstrekt.
3. In het derde lid wordt «een bijdrage uit 's Rijks kas worden verleend» vervangen door: door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat een subsidie worden verstrekt.
In artikel 24, eerste lid, onderdeel a, wordt «bestuurlijke handhaving» vervangen door: bestuursrechtelijke handhaving.
In artikel 7, eerste lid, van de Wet verontreiniging zeewater vervalt: of vanwege.
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet:
a. komen de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur van een waterschap met betrekking tot de heffing van waterschapsbelastingen ten aanzien van belastingaanslagen die voor dat tijdstip reeds zijn vastgesteld, toe aan de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet bedoelde ambtenaar van dat waterschap;
b. worden de vaststelling van en de werkzaamheden in het kader van de heffing van waterschapsbelastingen met betrekking tot de in onderdeel a bedoelde belastingaanslagen die voor dat tijdstip door of namens het dagelijks bestuur van een waterschap zijn verricht, geacht te zijn verricht door de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet bedoelde ambtenaar van dat waterschap.
HOOFDSTUK 12. MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
De Absintwet 1909 wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 2 wordt een artikel 2a ingevoegd, luidende:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 49, eerste lid, wordt «aanwijzingen» vervangen door: beleidsregels.
In artikel 65 wordt «de artikelen 81–83» vervangen door: artikel 81.
De Destructiewet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 9, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij de in het eerste lid bedoelde maatregel kan worden bepaald dat het bestuur van een produkt-, hoofdbedrijf- of bedrijfschap nadere regels kan dan wel moet stellen of andere besluiten kan dan wel moet nemen.
In artikel 21, derde en vierde lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: instemming.
Artikel 24 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister en Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gezamenlijk aangewezen ambtenaren.
2. De artikelen 31a, 31d en 31g, eerste lid, van de Vleeskeuringswet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde onderzoek ook kan worden uitgevoerd in door Onze Minister aangewezen andere laboratoria.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De Drank- en Horecawet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, eerste lid, wordt «inspecteur: de inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid, belast met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens deze wet bepaalde;» vervangen door: inspecteur: de bevoegde inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid;.
Artikel 45 komt te luiden:
Een verordening, krachtens artikel 6 of 18 vastgesteld, behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.
Artikel 46, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.
Artikel 52 komt te luiden:
Een besluit van gedeputeerde staten op een ingevolge artikel 49 ingesteld beroep kan bij koninklijk besluit worden vernietigd.
Artikel 54 komt te luiden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan andere personen dan hen, die wonen in de ruimte, waarin in strijd met deze wet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de toegang tot die ruimte te ontzeggen.
Artikel 60 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn tevens belast de bij besluit van Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Economische Zaken aangewezen andere ambtenaren.
Artikel 61 komt te luiden:
Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de in artikel 60 bedoelde ambtenaren, voor zover zij bij besluit van Onze Minister van Justitie zijn aangewezen. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
Artikel 62 komt te luiden:
1. De artikelen 5:13 en 5:17 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in artikel 61 bedoelde ambtenaren.
2. De in de artikelen 60 en 61 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, waar anders dan om niet alcoholhoudende drank aan particulieren wordt verstrekt of waar naar hun redelijk vermoeden zodanige verstrekking plaatsvindt.
Artikel 63 komt te luiden:
Van een besluit als bedoeld in artikel 60 of 61 wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 65 vervalt.
Artikel 66 vervalt.
Artikel 67 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde verplichting.
In artikel 70, eerste lid, vervalt de zinsnede «, onverminderd het in artikel 67 bepaalde,».
In artikel 71, eerste lid, onder b, wordt «44, tweede lid, of 67, eerste lid,» vervangen door: of 44, tweede lid,.
De Gezondheidswet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1, onder b, komt te luiden:
b. «hoofdinspecteurs en inspecteurs»: de hoofdinspecteurs en inspecteurs van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
Artikel 36 komt te luiden:
1. Er is een Staatstoezicht op de volksgezondheid, ressorterend onder Onze Minister, dat bestaat uit bij algemene maatregel van bestuur aangewezen onderdelen en dat tot taak heeft:
a. het verrichten van onderzoek naar de staat van de volksgezondheid en de determinanten daarvan alsmede, waar nodig, het aangeven en bevorderen van middelen tot verbetering daarvan;
b. het toezicht op de naleving en de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens wettelijke voorschriften op het gebied van de volksgezondheid, een en ander voor zover de ambtenaren van het Staatstoezicht daarmede zijn belast bij of krachtens wettelijk voorschrift.
2. Het Staatstoezicht heeft voorts tot taak het uitbrengen van adviezen en het verstrekken van inlichtingen aan Onze Minister op verzoek of uit eigen beweging, met betrekking tot hetgeen het Staatstoezicht op grond van het eerste lid ter kennis is gekomen.
3. De in het eerste lid, onder b, genoemde taken strekken zich ook uit tot de voorschriften van een verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen op het gebied van de volksgezondheid, voor zover de verordening toezicht op de naleving en opsporing van overtredingen daarvan vordert.
Artikel 37 vervalt.
Artikel 38 komt te luiden:
Aan het hoofd van elk onderdeel van het Staatstoezicht staat een hoofdinspecteur. Hij neemt bij de vervulling van zijn taak de aanwijzingen van Onze Minister in acht.
Artikel 39 komt te luiden:
Met betrekking tot de uitvoering van de in artikel 36, eerste lid, onder a, bedoelde taak zijn de artikelen 5:12, 5:13, 5:15, 5:16, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Artikel 40 vervalt.
In artikel 41 wordt de zinsnede «De regionale inspecteurs en de inspecteurs, bedoeld in artikel 38, lid 3,» vervangen door: «De inspecteurs» en vervalt de zinsnede «in hun ambtsgebied».
In artikel 43, eerste lid, vervalt de zinsnede «, bedoeld in artikel 38, lid 3, aan de regionale inspecteurs».
De artikelen 55, 63, 64, 65, 66 en 68 vervallen.
Na artikel 69 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Na de inwerkingtreding van de Aanpassingswet derde tranche Awb berust het Besluit Staatstoezicht Volksgezondheid op artikel 36, eerste lid, van deze wet.
2. Ten aanzien van de in artikel 145 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg genoemde wetten is deze wet van toepassing zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van de Aanpassingswet derde tranche Awb.
De Kwaliteitswet zorginstellingen wordt gewijzigd als volgt:
Aan artikel 8 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. De met toezicht belaste ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover de woning deel uitmaakt van een instelling.
De artikelen 9 tot en met 13 vervallen.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de uit een krachtens artikel 7, eerste of vierde lid, gegeven aanwijzing onderscheidenlijk bevel voortvloeiende verplichtingen.
2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
Artikel 15 vervalt.
De Opiumwet wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 7 wordt een artikel 7a ingevoegd, luidende:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
In artikel 8 vervalt: en artikel 40 van de Gezondheidswet.
De Quarantainewet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1 wordt «de regionale geneeskundige inspecteur van de volksgezondheid» vervangen door: de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
In artikel 6, eerste lid, wordt «De geneeskundige hoofdinspecteur van de volksgezondheid» vervangen door: De bevoegde hoofdinspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
In artikel 7 wordt «de geneeskundige hoofdinspecteur van de volksgezondheid» vervangen door: de bevoegde hoofdinspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
In artikel 14, tweede lid wordt «de geneeskundige hoofdinspecteur van de volksgezondheid» vervangen door: de bevoegde hoofdinspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
Na artikel 34 wordt een artikel 34a ingevoegd, luidende:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Rompwet instellingen van weldadigheid wordt gewijzigd als volgt: In artikel 20, derde lid, wordt «is onderworpen aan de goedkeuring» vervangen door: behoeft de instemming.
De Tabakswet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 12, tweede lid, vervalt: Nederlandse.
Artikel 13 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 14 vervalt.
Artikel 15 komt te luiden:
Van elke krachtens artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht onderzochte zaak wordt aan de belanghebbende op diens verzoek een vergoeding gegeven ter grootte van het bedrag waarmee haar verkoopwaarde ten gevolge van het onderzoek is verminderd.
Artikel 16 vervalt.
Artikel 17 komt te luiden:
De toezichthouders zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover dit binnentreden beperkt blijft tot het zich begeven naar en het betreden van de in de woning aanwezige bedrijfsruimten.
Artikel 18 vervalt.
Artikel 19 vervalt.
De Tijdelijke Verstrekkingenwet maatschappelijke dienstverlening wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 6, eerste lid, wordt «richtlijnen» vervangen door: beleidsregels.
In artikel 9, vierde lid, vervalt: Nederlandse.
Artikel 24 komt te luiden:
Het toezicht op de inrichtingen en instellingen is opgedragen aan Onze Minister.
Artikel 25 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. De toezichthoudende ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 26 vervalt.
Artikel 31 vervalt.
Artikel 33 komt te luiden:
Hij die op grond van krachtens artikel 30 vastgestelde bepalingen gehouden is gegevens te verstrekken en daarbij opzettelijk een valse opgave doet dan wel opzettelijk in strijd met bedoelde gehoudenheid iets verzwijgt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 34, eerste lid, komt te luiden:
1. Het feit, strafbaar gesteld in artikel 32, wordt als een overtreding aangemerkt.
Artikel 39, derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot het derde lid.
De Vleeskeuringswet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 10, tweede lid, wordt «Staatstoezicht op de Volksgezondheid» vervangen door: Staatstoezicht op de volksgezondheid.
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De besluiten tot vaststelling, aanvulling, wijziging of intrekking van de verordening op de keuringsdienst behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
2. In het tweede lid wordt «Staatstoezicht op de Volksgezondheid» vervangen door: Staatstoezicht op de volksgezondheid.
3. In het derde lid wordt «261, 267 en 269 tot en met 273» vervangen door: 261, 267 en 270 tot en met 272.
4. Het vierde lid vervalt.
Artikel 30c komt te luiden:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent de monsterneming, bedoeld in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht, nadere regels worden gesteld. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
a. hetgeen als partij wordt aangemerkt;
b. het aantal eenheden of de hoeveelheid, waaruit het uit de partij te nemen monster moet bestaan;
c. de wijze waarop uit de uitkomsten, verkregen uit het onderzoek van het monster, de uitslag voor de gehele partij wordt afgeleid.
Artikel 31 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast:
a. de bij besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid;
b. de aan de keuringsdienst verbonden dierenartsen en keurmeesters van slachtdieren en van vlees;
c. de bij besluit van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen ambtenaren.
2. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder a en c, wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 31a komt te luiden:
Van elke krachtens artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht onderzochte zaak, wordt aan de belanghebbende op diens verzoek een vergoeding gegeven ter grootte van het bedrag waarmee haar verkoopwaarde ten gevolge van het onderzoek is verminderd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld en uitgekeerd.
Artikel 31b vervalt.
Artikel 31c vervalt.
Artikel 31d komt te luiden:
De in artikel 31 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover deze bevoegdheid strekt tot het zich begeven naar en het betreden van in de woning aanwezige bedrijfsruimten.
Artikel 31e vervalt.
Artikel 31f vervalt.
In artikel 31g, eerste lid, wordt de zinsnede «Voor zover het in artikel 31a bedoelde onderzoek» vervangen door: Voor zover het in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde onderzoek.
De Warenwet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onder b, vervalt «of vanwege» en wordt «overheidsorgaan» vervangen door: bestuursorgaan.
2. In het eerste lid, onder c, tweede lid en vijfde lid wordt «overheidsorgaan» vervangen door: bestuursorgaan.
De eerste volzin van artikel 14 komt te luiden: Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in een der artikelen 4 tot en met 13 kan worden bepaald dat Onze Minister, met betrekking tot onderwerpen die in de maatregel zijn geregeld, nadere regels kan dan wel moet stellen.
Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Landbouw en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Landbouw en Visserij» vervangen door «Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij» en vervalt: bij een met redenen omkleed besluit.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt «of vanwege» en wordt «overheidsorgaan» vervangen door: bestuursorgaan.
2. In het zesde lid wordt «overheidsorgaan» vervangen door: bestuursorgaan.
3. In het zevende lid wordt «Onze Minister van Landbouw en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
In artikel 17, vierde lid, wordt «Onze Minister van Landbouw en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Artikel 21 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de in het eerste lid gelaste maatregelen.
2. Het derde lid en het vierde lid vervallen onder vernummering van het vijfde lid tot derde lid.
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 13 kan worden bepaald dat het bestuur van een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie nadere regels kan dan wel moet stellen of andere besluiten kan dan wel moet nemen.
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Landbouw en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
3. In het vierde lid wordt «overheidsorgaan» vervangen door: bestuursorgaan.
In artikel 24 eerste lid, vierde lid, zesde lid, achtste lid en dertiende lid wordt «Landbouw en Visserij» telkens vervangen door: Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
Artikel 25 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast:
a. de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren;
b. de bij besluit van Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij of Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaren.
2. In het vierde lid wordt «aanwijzing» vervangen door: besluit.
Artikel 26 komt te luiden:
1. Van elke krachtens artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht onderzochte zaak, wordt aan de belanghebbende op diens verzoek een vergoeding gegeven ter grootte van het bedrag waarmee haar verkoopwaarde ten gevolge van het onderzoek is verminderd.
2. Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Ministers van Economische Zaken en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ten aanzien van het bepaalde in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover van belang voor deze wet, en ten aanzien van het bepaalde in het eerste lid regels stellen.
Artikel 27 vervalt.
Artikel 28 vervalt.
Artikel 29 komt te luiden:
De in artikel 25 bedoelde ambtenaren zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner, voor zover deze bevoegdheid strekt tot het zich begeven naar en het betreden van in de woning aanwezige bedrijfsruimten.
Artikel 30 vervalt.
Artikel 32 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde verplichting.
In artikel 34, tweede lid, wordt «Onze Minister van Landbouw en Visserij» vervangen door: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
De Welzijnswet 1994 wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 2 worden onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het eind van onderdeel 1 twee onderdelen toegevoegd, luidende:
m. dienstverlening ten behoeve van door de Tweede Wereldoorlog getroffenen;
n. activiteiten in het kader van de viering van de bevrijding, de voorlichting over en herdenking van de gebeurtenissen gedurende de Tweede Wereldoorlog.
In artikel 3, derde lid, wordt «het door hen bekostigde» vervangen door: het door hen gesubsidieerde.
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt «de plicht» vervangen door: de verplichting.
2. In het vierde lid wordt «kwaliteitsvoorschriften» vervangen door «verplichtingen met betrekking tot de kwaliteit» en wordt «het subsidie» vervangen door: de subsidie.
Het opschrift van hoofdstuk V komt te luiden: Rijkssubsidies.
In artikel 9 wordt «specifieke uitkeringen of subsidies» vervangen door: subsidies waaronder specifieke uitkeringen.
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid worden «specifieke uitkeringen en subsidies» en «specifieke uitkeringen of subsidies» vervangen door: subsidies.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op:
a. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
b. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;
c. de verplichtingen van de subsidie-ontvanger;
d. de vaststelling van de subsidie;
e. de intrekking of wijziging van de beschikking tot verlening en vaststelling van een specifieke uitkering.
f. de betaling en terugvordering van de subsidie alsmede het verlenen van voorschotten op de subsidie.
3. In het vierde lid wordt «specifieke uitkering of subsidie» vervangen door: «subsidie» en wordt «voorschriften» vervangen door: verplichtingen.
4. Na het vierde lid wordt onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid een vijfde lid ingevoegd luidende:
5. Bij algemene maatregel van bestuur of de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, kan worden voorzien in de vaststelling van subsidieplafonds voor het verstrekken van subsidies bedoeld in artikel 9, anders dan specifieke uitkeringen, en in de regeling van de wijze van verdeling daarvan.
Na artikel 11 wordt een artikel 11a ingevoegd, luidende:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet voorzover betrekking hebbend op de tot de bemoeiing van het Rijk behorende voorzieningen, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet voorzover betrekking hebbend op de tot de bemoeiing van de provincies of van de gemeenten behorende voorzieningen, zijn belast de bij besluit van gedeputeerde staten respectievelijk bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
3. De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
4. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
De Wet afbreking zwangerschap wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1 wordt «de bevoegde geneeskundige inspecteur» vervangen door: de bevoegde inspecteur.
In artikel 9, tweede lid, vervalt: Nederlandse.
Na artikel 14 wordt een artikel 14a ingevoegd, luidende:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Wet ambulancevervoer wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 4, vierde lid, wordt «richtlijnen» vervangen door: beleidsregels.
Artikel 7, vierde lid, komt te luiden:
4. Een besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van de in het derde lid bedoelde regelen behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 20 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, alsmede de bij besluit van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat of bij besluit van gedeputeerde staten aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Na artikel 20 wordt een artikel 20a ingevoegd, luidende:
De in artikel 20 bedoelde ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 7, tweede lid, komt de tweede volzin te luiden: De burgemeester is belast met de uitvoering van een door Onze Minister ingesteld verbod.
In artikel 17, derde lid, vervalt «bevat de gronden waarop het berust,» en vervalt: Nederlandsche.
Na artikel 23 wordt een artikel 24 ingevoegd, luidende:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «de bevoegde hoofdinspecteur voor de geestelijke volksgezondheid» vervangen door: de bevoegde hoofdinspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «de bevoegde geneeskundige inspecteur voor de geestelijke volksgezondheid» vervangen door: de bevoegde inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
In artikel 20, eerste lid, laatste volzin, wordt «opdragen» vervangen door: delegeren.
Artikel 63, tweede lid, komt te luiden:
2. De hoofdinspecteur en inspecteurs beschikken over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun in het eerste lid bedoelde taak noodzakelijk is. Zij zijn daarbij tevens bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
Na artikel 65 wordt een artikel 65a ingevoegd, luidende:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 34, tweede lid, komt te luiden:
2. In bijzondere gevallen kan een op grond van dit artikel vervallen buitengewoon pensioen door de Raad opnieuw worden toegekend. Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat daarin bij koninklijk besluit is toegestemd. Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 35a komt te luiden:
De Raad is bevoegd geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien van uit de toepassing van deze wet voortvloeiende aan het Rijk toekomende vorderingen, dan wel deze vorderingen geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd.
Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
De Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid vervalt: na verkregen instemming van Onze Minister.
2. Aan het tweede lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd. Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 39, tweede lid, komt te luiden:
2. In bijzondere gevallen kan een op grond van dit artikel vervallen buitengewoon pensioen door de Raad opnieuw worden toegekend. Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat daarin bij koninklijk besluit is toegestemd. Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 41 komt te luiden:
De Raad is bevoegd geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien van uit de toepassing van deze wet voortvloeiende aan het Rijk toekomende vorderingen, dan wel deze vorderingen geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd.
Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
De Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vijfde lid vervalt: , behoudens goedkeuring van Onze Minister,.
2. Aan het vijfde lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd. Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 31, tweede lid, komt te luiden:
2. In bijzondere gevallen kan een op grond van dit artikel vervallen buitengewoon pensioen door de Raad opnieuw worden toegekend. Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat daarin bij koninklijk besluit is toegestemd. Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 31b komt te luiden:
De Raad is bevoegd geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien van uit de toepassing van deze wet voortvloeiende aan het Rijk toekomende vorderingen, dan wel deze vorderingen geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. Een dergelijk besluit wordt niet genomen dan nadat Onze Minister daarin heeft toegestemd.
Toestemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
De Wet collectieve preventie volksgezondheid wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 6 wordt een artikel 6a ingevoegd, luidende:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Wet geneesmiddelenprijzen wordt gewijzigd als volgt:
Het tweede lid van artikel 6 komt te luiden:
2. De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 7 vervalt.
Artikel 8 vervalt.
Artikel 9 vervalt.
Artikel 10 vervalt.
De Wet inzake bloedtransfusie wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 2, tweede lid, wordt «de goedkeuring» vervangen door: de toestemming.
In artikel 10 wordt «de goedkeuring» vervangen door: de toestemming.
In artikel 12, derde lid, vervalt: Nederlandse.
Artikel 34 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
2. In het tweede lid komt de eerste volzin te luiden: Bij besluit van Onze Minister kunnen andere ambtenaren geheel of gedeeltelijk worden belast met het in het voorgaande lid bedoelde toezicht.
3. In het tweede lid vervalt de tweede volzin.
Artikel 35 vervalt.
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 11, tweede lid, vervalt: Nederlandse.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid, onderdeel d, vervalt, onder verlettering van de onderdelen e tot en met g tot d tot en met f.
2. Het tweede lid, onderdeel f (nieuw), komt te luiden:
f. in de regeling is bepaald dat de besluiten van het onder c bedoelde orgaan, de aldaar genoemde onderwerpen betreffende, de goedkeuring van Onze Minister behoeven.
3. Het vierde lid, komt te luiden:
4. De in het tweede lid, onder f, bedoelde goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
In artikel 40, eerste lid, onder d, wordt «inspecteur van de volksgezondheid» vervangen door: inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
In artikel 65, eerste lid, onder d, wordt «de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid» vervangen door: de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
In artikel 71 vervalt: Nederlandse.
In artikel 72, eerste lid, onder c, wordt «de hoofdinspecteur en de regionale inspecteur van de volksgezondheid» vervangen door: de hoofdinspecteur en de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
In artikel 79, derde lid, vervalt «geneeskundig» en wordt «inspecteurs van de volksgezondheid» vervangen door: inspecteurs van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
In artikel 83, dertiende lid, onder c, wordt «de inspecteurs van de volksgezondheid» vervangen door: de inspecteurs van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
Artikel 86 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van de krachtens deze wet geregelde opleidingen, alsmede de krachtens artikel 40, derde en vierde lid, gestelde voorschriften en de in deze wet opgenomen strafbepalingen zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 87 komt te luiden:
De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 90 komt te luiden:
Bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de hoofdstukken II, III, VI en XI en in artikel 93 kan worden bepaald dat Onze Minister met betrekking tot onderwerpen die in de maatregel worden geregeld, nadere regels kan dan wel moet stellen.
Artikel 91 komt te luiden:
Een algemene maatregel van bestuur waarbij ten aanzien van een bij de maatregel aangewezen beroep voor de eerste maal toepassing wordt gegeven aan artikel 8, 34 of 40, dan wel een algemene maatregel van bestuur, inhoudende intrekking van een algemene maatregel van bestuur waarbij ten aanzien van een bepaald beroep toepassing is gegeven aan artikel 8, 34 of 40, wordt niet vastgesteld dan nadat het ontwerp daarvan in de Staatscourant is geplaatst. Omtrent het ontwerp staat voor een ieder gedurende dertien weken, te rekenen vanaf het tijdstip van plaatsing, de gelegenheid open zienswijzen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de plaatsing in de Staatscourant wordt het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Alvorens een ontwerp van een zodanig maatregel in de Staatscourant wordt geplaatst, wordt door of vanwege Onze Minister overleg gepleegd met de naar zijn oordeel representatieve organisaties van beoefenaren van het beroep waarop de maatregel betrekking heeft.
De Wet op de dierproeven wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «twee maanden» telkens vervangen door: acht weken.
2. In het derde lid vervalt: Nederlandse.
Artikel 20, eerste lid, komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
Artikel 21 vervalt.
Artikel 22, eerste lid komt te luiden:
1. De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 23 vervalt.
Artikel 24 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde verplichting.
In artikel 25, eerste lid, wordt «14, 15 en 24» vervangen door: 14 en 15.
De Wet op de filmvertoningen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid vervalt: Nederlandse.
2. In het vierde lid wordt «Onze Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk» vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
In artikel 3, eerste en vierde lid, wordt «Onze Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk» telkens vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Artikel 5 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren.
2. De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:17 tot en met 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Bij het opsporen van een bij deze wet strafbaar gesteld feit hebben de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren toegang tot elke plaats waarvan redelijkerwijs moet worden vermoed, dat er een openbare bioscoopvoorstelling plaatsvindt, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
De Wet op de geneesmiddelenvoorziening wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, eerste lid, komen de onderdelen b en c te luiden als volgt:
b. hoofdinspecteur: de bevoegde hoofdinspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid;
c. inspecteur: de bevoegde regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid;
In artikel 2f, zesde lid, vervalt: Nederlandse.
In artikel 4, tweede lid, vervalt: Nederlandse.
In artikel 11, eerste lid, vervalt: , dat de inspecteur en de hem toegevoegde ambtenaren in de gelegenheid worden gesteld daarnaar een onderzoek in te stellen.
In artikel 13 komt het tweede lid te luiden:
2. Het bestuur of bij gebreke daarvan de bestuurder van een ziekenhuis, is verplicht zorg te dragen dat de geneesmiddelen op zorgvuldige wijze worden bewaard en behandeld.
Artikel 22 komt te luiden:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
Artikel 23 vervalt.
De Wet op de jeugdhulpverlening wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 2 wordt «bekostiging» vervangen door: subsidiëring.
Na artikel 3 wordt een artikel 3a ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan aan landelijke voorzieningen en steunfuncties subsidie verstrekken in de kosten van jeugdhulpverlening en subsidie ter bestrijding van de financiële gevolgen van een vermindering van de subsidie of de capaciteit dan wel de beëindiging van de subsidiëring.
2. Provinciale Staten kunnen aan regionale voorzieningen en aan samenwerkingsverbanden subsidie verstrekken in de kosten van jeugdhulpverlening en subsidie ter bestrijding van de financiële gevolgen van een vermindering van de subsidie of de capaciteit dan wel de beëindiging van de subsidiëring.
In artikel 7 wordt aan het eerste lid een volzin toegevoegd, luidende: Eenmaal in de vijf jaren wordt het verslag, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht, hierin opgenomen.
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «bekostiging» vervangen door «subsidiëring» en wordt «het maximale subsidie» vervangen door: het subsidiebedrag dat ten hoogste verstrekt kan worden.
2. In het tweede lid vervalt onderdeel b onder verlettering van onderdeel c tot b.
3. Het tweede lid, onderdeel b, (nieuw) komt te luiden:
b. het subsidieplafond of de subsidieplafonds voor de uitvoering van experimenten dan wel het bedrag ten laste waarvan een of meerdere subsidieplafonds kunnen worden vastgesteld alsmede de subsidiebedragen voor de onderscheiden experimenten die in dat jaar worden uitgevoerd en waarvoor reeds subsidie is verleend.
4. In het derde lid wordt «de bekostiging» telkens vervangen door: de subsidiëring.
5. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «de bekostiging» vervangen door: de subsidiëring.
Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «bekostiging» vervangen door «subsidiëring» en wordt «het maximale subsidie» vervangen door: het subsidiebedrag dat ten hoogste verstrekt kan worden.
2. In het derde lid vervalt onderdeel b onder verlettering van onderdeel c tot b.
3. Het derde lid, onderdeel b, (nieuw) komt te luiden:
b. de subsidies die dat jaar verstrekt zullen worden aan de onderscheiden samenwerkingsverbanden.
Het opschrift van Hoofdstuk VI komt te luiden: Subsidiëring
Het opschrift van 1 komt te luiden: Algemene bepalingen
Artikel 36 komt te luiden:
Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.
Na artikel 36 wordt een artikel 36a ingevoegd, luidende:
1. De subsidieverlening wordt in ieder geval geweigerd in de gevallen, bedoeld in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De subsidieverlening wordt voorts in ieder geval geweigerd indien:
a. de uitvoerder of degene die een steunfunctie uitvoert direct of indirect winst beoogt te maken, of
b. het samenwerkingsverband niet voldoet aan, danwel ten aanzien van de voorziening of de steunfunctie niet wordt voldaan aan het bij of krachtens de wet bepaalde.
3. De subsidie wordt slechts verleend, indien de uitvoerder een rechtspersoon is met volledige rechtsbevoegdheid en zijn zetel heeft in Nederland.
In het opschrift van 2 wordt «Bekostiging» vervangen door: Subsidiëring.
Artikel 37 komt te luiden:
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de subsidiëring van de steunfuncties en de landelijke voorzieningen. In de maatregel kan worden bepaald dat Onze Ministers nadere regels kunnen stellen met betrekking tot daarbij aangewezen onderwerpen.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben in ieder geval betrekking op:
a. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
b. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;
c. de verplichtingen van de subsidie-ontvanger;
d. de vaststelling van de subsidie;
e. de betaling en terugvordering en het verlenen van voorschotten;
f. de gevallen waarin subsidie zal worden verstrekt voor de bestrijding van de financiële gevolgen van een vermindering van de subsidie of de capaciteit dan wel de beëindiging van de subsidiëring.
In het opschrift van 3 wordt «Bekostiging» vervangen door: Subsidiëring.
In artikel 38 wordt «de bekostiging» vervangen door: de subsidiëring.
In artikel 39 wordt «verleent» vervangen door «verstrekt» en wordt «een vergoeding» vervangen door: subsidie.
In artikel 40 wordt «De vergoeding» vervangen door «De subsidie» en wordt «de vergoeding» vervangen door: de subsidie.
Artikel 53 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «verlenen» vervangen door: verstrekken.
2. In het tweede lid wordt «Artikel 36, eerste lid, en artikel 37» vervangen door: De artikelen 36, 36a en 37.
3. Na het tweede lid wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
3. Bij de algemene maatregel van bestuur of de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 37, eerste lid, kan worden voorzien in de vaststelling van subsidieplafonds voor het verstrekken van subsidies bedoeld in het eerste lid en in de regeling van de wijze van verdeling daarvan.
Artikel 54 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Er is een Inspectie jeugdhulpverlening die tot taak heeft:
a. het verrichten van onderzoeken naar de kwaliteit in algemene zin van de jeugdhulpverlening alsmede, waar nodig, het aangeven en bevorderen van middelen tot verbetering daarvan;
b. het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet omtrent de kwaliteit van de jeugdhulpverlening.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vijfde en zesde lid worden drie nieuwe leden ingevoegd, luidende:
2. Met de taken, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, zijn belast de ambtenaren van de Inspectie jeugdhulpverlening.
3. De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht. De artikelen 5:12, 5:13, 5:15, 5:16, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ambtenaren, belast met de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.
4. De ambtenaren van de Inspectie jeugdhulpverlening nemen bij de vervulling van hun taak de aanwijzingen van Onze Ministers in acht.
Artikel 55 wordt gewijzigd als volgt:
Het eerste lid en tweede lid komen te luiden:
1. Uitvoerders, rechtspersonen die een steunfunctie verzorgen, samenwerkingsverbanden en plaatsende instanties verstrekken desgevraagd alle inlichtingen en leggen desgevraagd alle bescheiden die voor een juiste uitoefening van hun taak noodzakelijk zijn te achten over aan:
a. de door Onze Ministers aan te wijzen ambtenaren, belast met de controle op de rechtmatige en doelmatige besteding van door Onze Ministers verleende subsidies;
b. de door gedeputeerde staten of door het bestuur van de regio die ingevolge artikel 4, derde lid, gelijkgesteld is met een provincie, aangewezen ambtenaren, belast met de controle op de rechtmatige en doelmatige besteding van door gedeputeerde staten of door het bestuur van de regio verleende subsidies.
2. Uitvoerders, rechtspersonen die een steunfunctie verzorgen, samenwerkingsverbanden en plaatsende instanties verlenen de in het eerste lid bedoelde ambtenaren desgevraagd toegang tot de gebouwen waarin zij hun werkzaamheden verrichten.
Artikel 61 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Aan een rechtspersoon die aanvaard is op grond van artikel 60, eerste lid, verstrekt Onze Minister van Justitie een subsidie in de kosten van de uitoefening van zijn taak, bijzondere door Onze Minister van Justitie aan te geven kosten daaronder begrepen. Onze Minister kan tevens subsidie verstrekken voor bouwprojecten.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot derde lid.
3. In het derde lid (nieuw), eerste volzin, wordt «het verlenen van subsidie» vervangen door: het verstrekken van subsidie.
In artikel 62 wordt «artikel 37, tweede lid, onder d, e en f» vervangen door: artikel 37, tweede lid.
Artikel 65 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst van het artikel wordt het cijfer «1» geplaatst.
2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel 61, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de subsidie, bedoeld in het eerste lid.
De Wet op de medische hulpmiddelen wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 8, tweede lid, komt te luiden:
2. Onze Minister kan de hem in het eerste lid toekomende bevoegdheid delegeren aan een door hem aan te wijzen ander orgaan van de centrale overheid.
Artikel 11 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, alsmede andere ambtenaren met betrekking tot medische hulpmiddelen van een bij dat besluit aangewezen soort.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 12 vervalt.
De Wet op de Pensioen- en Uitkeringsraad wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
2. Het tweede lid vervalt alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
In artikel 10 wordt «artikel 12, onderdeel c» vervangen door: artikel 12, eerste lid, onder c.
In artikel 11, eerste lid, wordt «artikel 12» vervangen door: artikel 12, eerste lid.
Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a wordt «richtlijnen» vervangen door: beleidsregels.
2. Onderdeel d komt te luiden:
d. het ten behoeve van de besluitvorming van het bestuur ontwikkelen van de in het tweede lid bedoelde regels.
3. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding «1.» geplaatst en aan dit artikel wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:
2. Van de bevoegdheid tot het nemen van beschikkingen als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan mandaat worden verleend aan de directeur. Het bestuur stelt hieromtrent, in overeenstemming met de desbetreffende Kamer, regels. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
In artikel 16 wordt «goedkeuring» vervangen door: instemming.
Artikel 46 komt te luiden:
De door een Kamer dan wel door het bestuur vastgestelde beleidsregels, bedoeld in artikel 12, eerste lid, alsmede de regels, bedoeld in de artikelen 9, 12, tweede lid, en 13, worden in de Staatscourant bekendgemaakt.
De Wet op het bevolkingsonderzoek wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 10 komt te luiden:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
Artikel 11 komt te luiden:
De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 31, zevende lid, vervalt.
De Wet voorkoming misbruik chemicaliën wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 14 vervalt.
Artikel 15 vervalt.
Artikel 16 vervalt.
Artikel 17 vervalt.
Artikel 18 vervalt.
Artikel 19 vervalt.
Artikel 20 vervalt.
Artikel 23 vervalt.
De Ziekenfondswet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 58 komt te luiden als volgt:
De Ziekenfondsraad stelt een reglement voor zijn werkzaamheden vast. Hierin kan worden geregeld dat de Ziekenfondsraad zijn bevoegdheden delegeert aan de voorzitter of een commissie uit de raad. Het reglement behoeft de toestemming van Onze Minister.
In artikel 61 wordt «aanwijzingen» vervangen door: beleidsregels.
Artikel 68 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid wordt «een maand» vervangen door: vier weken.
2. Het zesde lid komt te luiden:
6. De Ziekenfondsraad is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de in het vierde lid bedoelde verplichtingen.
In artikel 72, eerste lid, wordt «aanwijzingen» vervangen door: beleidsregels.
Artikel 73, tweede lid, komt te luiden:
2. Besluiten tot uitgaven als bedoeld in het eerste lid, onder d, behoeven de toestemming van Onze Minister. Het besluit omtrent toestemming wordt binnen vier weken bekendgemaakt.
Artikel 81 komt te luiden:
1. Een besluit van de Ziekenfondsraad, van een commissie of van de voorzitter kan bij koninklijk besluit worden vernietigd.
2. Van een besluit tot vernietiging wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 82 vervalt.
Artikel 83 vervalt.
HOOFDSTUK 13. MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
In artikel 12, derde lid, van de Huurwet wordt «richtlijnen» vervangen door: regels.
De Interimwet ammoniak en veehouderij wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De goedkeuring kan worden onthouden op de grond dat:
a. het plan niet of niet voldoende bijdraagt aan de in artikel 8, eerste lid, bedoelde doelstellingen,
b. indien voor de betrokken provincie een provinciaal milieubeleidsplan geldt, als bedoeld in artikel 4.9 van de Wet milieubeheer: het plan in strijd is met in de provinciale milieuverordening gestelde regels inzake het provinciale ammoniakbeleid, of
c. indien een provinciaal milieubeleidsplan nog niet voor de eerste maal is vastgesteld: het plan in strijd is met een ander plan met betrekking tot het provinciale ammoniakbeleid.
2. Het derde lid vervalt.
Aan artikel 12 wordt, onder aanduiding van de huidige tekst als eerste lid, een lid toegevoegd, luidende:
2. De ambtenaren die krachtens artikel 18.4 van de Wet milieubeheer zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens die wet bepaalde, zijn tevens belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
De onteigeningswet wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 79 komt te luiden:
De onteigening ten name van de gemeente heeft plaats uit kracht van een besluit van de gemeenteraad. Dit besluit behoeft Onze goedkeuring. Alvorens te beslissen omtrent goedkeuring horen wij de Raad van State. De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het recht, strijd met het belang van de volkshuisvesting of een goede ruimtelijke ontwikkeling, het ontbreken van het publiek belang of van de noodzaak of de urgentie.
Artikel 86 wordt gewijzigd als volgt:
1. De leden worden genummerd.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Ons besluit omtrent goedkeuring van het raadsbesluit wordt binnen zes maanden na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 84, eerste lid, of 85, eerste lid, bekendgemaakt. Van Ons besluit wordt mededeling gedaan aan gedeputeerde staten en, zo mogelijk, aan de in artikel 83, eerste lid, onder 3°, bedoelde eigenaren en andere rechthebbenden.
De Organisatiewet kadaster wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5 wordt «goedkeuring» vervangen door «instemming» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
Het bestuur behoeft de toestemming van de raad van toezicht voor het nemen van beslissingen met betrekking tot:
2. In het tweede lid wordt «verleent geen goedkeuring aan» vervangen door: verleent geen toestemming tot.
3. Een derde lid wordt toegevoegd, luidende:
3. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de toestemming van de raad van toezicht.
Artikel 24 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «goedkeuring» vervangen door «instemming» en komt de tweede volzin te luiden: De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat Onze Minister aan de instemming voorwaarden kan verbinden.
2. In het tweede lid wordt «goedkeuring» telkens vervangen door: instemming.
In artikel 28, tweede lid, wordt «goedkeuring» vervangen door «instemming» en wordt een volzin toegevoegd, luidende: De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
De Waterleidingwet wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1, eerste lid, onderdeel f, wordt «de Inspecteur van de Volksgezondheid, belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in Hoofdstuk II dezer wet» vervangen door: de bevoegde inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid.
Na artikel 4a wordt een artikel 4b ingevoegd, luidende:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk is belast de Inspecteur.
Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd luidende:
3. Het eerste en het tweede lid zijn van toepassing voor zover de Inspecteur optreedt anders dan als toezichthouder.
In de artikelen 11, derde lid, wordt «Besmettelijke-Ziektenwet, Stb. 1928, Nr. 265» vervangen door: Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziektenoorzaken.
In de artikelen 11, derde lid, wordt «Besmettelijke-Ziektenwet, Stb. 1928, No. 265» vervangen door: Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziektenoorzaken.
In artikel 14 wordt na «De Inspecteur heeft» ingevoegd: , anders dan als toezichthouder,.
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. De eerste volzin komt te luiden: Indien het plan is vastgesteld door provinciale staten behoeft het de goedkeuring van Onze Minister.
2. Aan het slot wordt een volzin toegevoegd, luidende: De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het belang van een goede drinkwatervoorziening.
Artikel 54 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het plan voor de middellange termijn behoeft de instemming van Onze Minister. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. Het besluit omtrent instemming wordt binnen een jaar bekendgemaakt.
2. In het tweede lid wordt «Goedkeuring wordt in ieder geval aan het plan onthouden, voor zover het in strijd is» vervangen door: De instemming kan worden onthouden op de grond dat het plan in strijd is.
In artikel 55 wordt «een beslissing te nemen ter zake van de goedkeuring van» vervangen door: een besluit te nemen omtrent de instemming met.
In artikel 56 wordt «het goedgekeurde plan of gedeelte van het plan voor de middellange termijn» vervangen door «het plan of gedeelte daarvan waarmee hij heeft ingestemd» en wordt «besluit tot goedkeuring» vervangen door: besluit, houdende instemming.
In artikel 57, eerste lid, wordt «nadat het is goedgekeurd» vervangen door: nadat Onze Minister ermee heeft ingestemd.
In artikel 58 wordt «een ingevolge artikel 54, eerste lid, goedgekeurd plan voor de middellange termijn» vervangen door: een plan voor de middellange termijn waarmee ingevolge artikel 54, eerste lid, is ingestemd.
Artikel 61 komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de tweede afdeling van dit hoofdstuk bepaalde, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
In artikel 62, eerste lid, vervalt: 3, tweede lid.
Artikel 63 komt te luiden:
Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
De Wet bodembescherming wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 16, tweede lid, vijfde volzin, wordt «Artikel 18.10 van de Wet milieubeheer» vervangen door: Artikel 5:26, tweede tot en met vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 17, tweede lid, wordt «van kracht is geworden» vervangen door: in werking is getreden.
In de artikelen 25 en 26 wordt «goedkeuring» telkens vervangen door «instemming» en wordt telkens een volzin toegevoegd, luidende: De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
In artikel 38, vijfde lid, wordt «reeds goedgekeurde onderdelen van het saneringsplan» vervangen door: onderdelen van het saneringsplan waarmee reeds is ingestemd.
Artikel 39, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In de eerste volzin wordt «goedkeuring» vervangen door «instemming» en «die het plan slechts goedkeuren» door «die slechts met het plan instemmen».
2. De tweede en derde volzin vervallen.
3. De laatste volzin wordt vervangen door een volzin, luidende: De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
In artikel 40, tweede lid, wordt «tweede, derde, vierde en vijfde volzin» vervangen door: tweede en derde volzin.
In artikel 44 wordt «goedgekeurd saneringsplan» vervangen door: saneringsplan waarmee door gedeputeerde staten is ingestemd.
Na artikel 92 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De inspecteur is bevoegd van een bestuursorgaan dat met de uitvoering of de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde is belast, daarover inlichtingen te vorderen.
2. De artikelen 5:13, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
In artikel 95, tweede lid, wordt «bestuurlijke handhaving» vervangen door: bestuursrechtelijke handhaving.
De Wet explosieven voor civiel gebruik wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 8 komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 31, is Onze Minister bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de voorschriften, bedoeld in artikel 7, eerste lid, jegens de fabrikant, diens in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is of andere gebieden waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is gevestigde gemachtigde dan wel de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van de desbetreffende explosieven, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, 3°.
2. Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort:
a. het geheel of gedeeltelijk stopzetten van het vervaardigen, in Nederland in de handel brengen of aan een ander ter beschikking stellen van de explosieven;
b. het vernietigen van de explosieven;
c. het in beslag nemen van de explosieven.
In de artikelen 10, 14 en 15, eerste en tweede lid, wordt «goedkeuring» telkens vervangen door «toestemming» en «Goedkeuring» door: Toestemming.
Het opschrift van hoofdstuk IV komt te luiden:
HOOFDSTUK IV. BESTUURSRECHTELIJKE HANDHAVING.
Artikel 22 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «door Onze Minister» vervangen door: bij besluit van Onze Minister.
2. In het tweede lid wordt «aanwijzing» vervangen door: besluit.
De artikelen 23 tot en met 30 vervallen.
Artikel 31 komt te luiden:
In gevallen waarin geen ander bestuursorgaan bevoegd is, is Onze Minister bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
De Wet geluidhinder wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 47 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het vierde lid, tweede volzin, wordt «vierde lid» vervangen door: derde lid.
2. In het vijfde lid wordt in onderdeel a «vierde lid» vervangen door «derde lid» en in wordt in onderdeel b «vijfde lid» vervangen door: vierde lid.
3. Het zesde lid vervalt.
In de artikelen 48, tweede lid, 50, tweede lid, 66 en 68, vierde lid, wordt «zesde lid» telkens vervangen door: vijfde lid.
In artikel 126a wordt «de bijdragen in de kosten van die maatregel verstrekken» vervangen door: de subsidies verstrekken ten behoeve van die maatregel.
Het opschrift van Hoofdstuk XIII, 1, komt te luiden:
1. Handhaving.
In artikel 148, tweede lid, wordt «bestuurlijke» vervangen door: bestuursrechtelijke.
In artikel 158, tweede lid, wordt «toezicht of opsporing» vervangen door: handhaving.
In artikel 163, derde lid, wordt «bestuur van het lichaam» vervangen door: bestuursorgaan.
Artikel 170, zesde lid, komt te luiden:
6. In afwijking van artikel 148, eerste lid, in samenhang met artikel 18.4, derde lid, van de Wet milieubeheer, zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet ten aanzien van inrichtingen als bedoeld in het derde lid, uitsluitend belast de daartoe bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.
Na artikel 172 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De inspecteur is bevoegd van een bestuursorgaan dat met de uitvoering of de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde is belast, daarover inlichtingen te vorderen.
2. De artikelen 5:13, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
De Wet hygiëne en veiligheid zwemgelegenheden wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 1 wordt «Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne» vervangen door: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
In de artikelen 5, tweede lid, en 11a, derde lid, wordt «wordt eerst van kracht» telkens vervangen door: treedt eerst in werking.
In artikel 13, vijfde lid, wordt «afdeling 7.2» vervangen door: afdeling 7.3.
Artikel 15, eerste, tweede en derde lid, komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen hoofdinspecteur, inspecteurs en onder hun bevelen werkzame ambtenaren van het staatstoezicht op de volksgezondheid.
2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet binnen een provincie of gemeente zijn tevens belast de bij besluit van gedeputeerde staten onderscheidenlijk burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
3. Met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren. Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
De artikelen 16, 17, 19, 20 en 21 vervallen.
Artikel 22 komt te luiden:
De burgemeester past bestuursdwang toe ter handhaving van een krachtens artikel 11, eerste lid, gegeven last.
In artikel 23, tweede lid, wordt na «artikel 10, eerste of tweede lid,» ingevoegd «of» en vervalt «of 20, eerste lid».
De artikelen 24a en 25 worden vervangen door een artikel, luidende:
1. De inspecteur is bevoegd van een bestuursorgaan dat met de uitvoering of de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde is belast, daarover inlichtingen te vorderen.
2. De artikelen 5:13, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
In de Wet individuele huursubsidie wordt na artikel 2 een artikel ingevoegd, luidende:
Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op het verstrekken van een bijdrage als bedoeld in artikel 2, eerste lid.
De Wet inzake de luchtverontreiniging wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 60, derde lid, «De verplichting tot gedogen wordt van kracht» vervangen door: Het besluit treedt in werking.
Na artikel 88 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De inspecteur is bevoegd van een bestuursorgaan dat met de uitvoering of de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde is belast, daarover inlichtingen te vorderen.
2. De artikelen 5:13, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
In artikel 90, tweede lid, wordt «bestuurlijke handhaving» vervangen door: bestuursrechtelijke handhaving.
In artikel 92, onderdeel a, wordt «86, tweede lid, dan wel artikel 90 van deze wet juncto artikel 18.6 van de Wet milieubeheer» vervangen door: dan wel 86, tweede lid.
Artikel 96a vervalt.
De Wet milieugevaarlijke stoffen wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 19, tweede lid, tweede volzin, vervalt: de handhaving van.
In artikel 64, tweede lid, wordt «bestuurlijke» vervangen door: bestuursrechtelijke.
De Wet op de architectentitel wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3, eerste lid, tweede volzin, wordt vervangen door: Het wijzigen van de statuten van het bureau behoeft de toestemming van Onze Minister. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 komt te luiden:
De benoeming en het ontslag van de directeur van het bureau behoeven de instemming van Onze Minister. De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7 komt te luiden:
Het bureau bepaalt het bedrag van de tarieven, bedoeld in de artikelen 3, derde lid, 13, eerste lid, 16, eerste lid, 22, eerste lid, 27 en 34, eerste lid. Een besluit als bedoeld in de eerste volzin, behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
In artikel 8, eerste lid, wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: De artikelen 10:28 tot en met 10:31 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk VII vervalt.
De tekst van de Algemene wet bestuursrecht wordt in het Staatsblad geplaatst.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet derde tranche Awb I.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25280-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.