25 263
Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten (Flexibiliteit en zekerheid)

nr. 44
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 9 juni 1998

Ter kennisneming zend ik u hierbij afschriften van mijn brieven van 8 en 12 mei 19981 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer met betrekking tot de Wet flexibiliteit en zekerheid (Kamerstukken I, 1997/98, 25 263, nrs. 132 f en g).

De brief van 8 mei 1998 bevat onder meer toezeggingen met betrekking tot voor te bereiden reparatiewetgeving. In de brief van 12 mei 1998 zijn nadere toezeggingen gedaan inzake clustering en vervroeging van voorgenomen (evaluatie-)onderzoeken, alsmede met betrekking tot de instelling van een commissie van onafhankelijke deskundigen, waaronder ook vertegenwoordigers van sociale partners. Deze commissie zal een toekomstverkenning uitvoeren betreffende het duale ontslagstelsel en hierbij tevens de uitkomsten van het thans lopende onderzoek ter uitvoering van de motie Van Nieuwenhoven c.s. betrekken. De commissie zal in de loop van het jaar 2000 advies uitbrengen aan het kabinet. Het kabinet zal naar aanleiding van dat advies een standpunt vaststellen.

Hierbij merk ik nog op, dat tijdens de plenaire behandeling in de Eerste Kamer van het betreffende wetsvoorstel op 12 mei jl. terzake van de instelling van de commissie nog nader is toegezegd, dat de commissie rond de jaarwisseling haar werkzaamheden zal kunnen aanvangen.

Ik vertrouw uw Kamer hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven