nr. 37
MOTIE VAN HET LID VAN NIEUWENHOVEN C.S.
Voorgesteld 11 november 1997
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat tegen een beschikking van de kantonrechter tot ontbinding
van de arbeidsovereenkomst noch hoger beroep noch cassatie mogelijk is;
overwegende, dat het ontbreken van hoger beroep uit het oogpunt van rechtsbescherming
als onwenselijk moet worden beschouwd;
overwegende, dat de Stichting van de Arbeid heeft geadviseerd de mogelijkheid
van partieel hoger beroep op te nemen in de wet;
overwegende, dat thans in veel gevallen de ontbindingsprocedure bij de
kantonrechter slechts wordt gevoerd omdat de RDA procedure niet de mogelijkheid
kent van toekenning van een vergoeding;
overwegende, dat met onderhavig wetsvoorstel wordt bereikt dat de RDA
procedure aanzienlijk wordt versneld hetgeen tot gevolg kan hebben dat om
deze reden niet meer de toevlucht hoeft te worden gezocht tot de kantonrechter
voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
verzoekt de regering de mogelijkheid van een regeling voor vergoeding
bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst in het kader van de RDA procedure
te onderzoeken en in dit kader ook de mogelijkheid van partieel hoger beroep
of een volledig hoger beroep tegen de beschikking tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
door de kantonrechter te beoordelen en hierover de Kamer zo spoedig mogelijk,
maar zeker voor 1 maart 1998 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Nieuwenhoven
Bijleveld-Schouten
Van Dijke
Marijnissen
Rosenmöller