nr. 205
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal
's-Gravenhage, 21 februari 1997
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 26 februari 1997. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring
van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één
van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel
dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 28
maart 1997.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel
5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad
van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over
te leggen het op 7 augustus 1996 te Brussel tot stand gekomen Protocol houdende
wijziging van de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen (Trb.
1996, 226).1
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
TOELICHTENDE NOTA
De stilzwijgende toelichting wordt gevraagd voor het op 7 augustus 1996
te Brussel tot stand gekomen Protocol houdende wijziging van de eenvormige
Beneluxwet inzake tekeningen of modellen (Trb. 1996, 226).
De eenvoudige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen, bijlage bij het
op 25 oktober 1966 te Brussel tot stand gekomen Benelux-Verdrag inzake tekeningen
of modellen (Trb. 1996, 292), is een gemeenschappelijke regeling van het tekeningen-
of modellenrecht in de drie Beneluxlanden.
Artikel 1 van het onderhavige Protocol bevat in de eerste plaats twee
wijzigingen in verband met het op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen
Verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (Trb. 1994, 235), in
het bijzonder een onderdeel van dit verdrag, het Verdrag ter bescherming van
intellectuele eigendomsrechten en de bestrijding van handel in nagemaakte
goederen (TRIP's verdrag). In de tweede plaats bevat artikel 1 twee wijzigingen
in verband met Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van de Europese Unie
van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije
verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling
van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden (PbEG L 341)
(hierna te noemen: piraterijverordening).
Doel van het TRIP's verdrag is om in de bij het Verdrag tot oprichting
van de Wereldhandelsorganisatie aangesloten landen een minimumniveau van bescherming
op het gebied van de intellectuele eigendom te creëren. De eenvormige
Beneluxwet inzake tekeningen of modellen voldoet alleen op het punt van het
recht van voorrang niet aan de eisen van het TRIP's verdrag. De kring van
personen die gebruik kan maken van het recht van voorrang, wordt in verband
met het TRIP's verdrag uitgebreid tot alle onderdanen van de bij het Verdrag
tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie aangesloten landen. Het recht
van voorrang houdt in dat voor de beoordeling van de nieuwheid van het Beneluxdepot
waarvoor een recht van voorrang wordt ingeroepen, niet de datum van het ingeroepen
recht van voorrang in aanmerking wordt genomen.
Door de piraterijverordening krijgt de rechthebbende op een tekening-
of modelrecht meer mogelijkheden om op te treden tegen door piraterij verkregen
goederen.
De douane kan ambtshalve of op verzoek van de rechthebbende door piraterij
verkregen goederen vasthouden. De wijziging van de eenvormige Beneluxwet houdt
in dat de rechthebbende voortaan ook kan optreden tegen door piraterij verkregen
goederen die worden uitgevoerd of zich onder een schorsingsregeling bevinden.
Goederen die onder een schorsingsregeling zijn geplaatst bevinden zich reeds
op het grondgebied van de Benelux, maar zijn nog niet officieel ingevoerd.
Artikel 16 van de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen
staat het de Beneluxlanden toe sanctiebepalingen in het nationale strafrecht
op te nemen. Aangezien het tekeningen- en modellenrecht thans geen strafrechtelijke
handhaving kent, maar artikel 11 van de piraterijverordening wel een dergelijke
handhaving verlangt, zal in een afzonderlijk wetsvoorstel artikel 337 van
het Wetboek van Strafrecht worden aangepast, zodat het ook betrekking zal
hebben op het tekeningen- en modellenrecht.
Voor een meer uitgebreide toelichting op het onderhavige Protocol wordt
verwezen naar het Gemeenschappelijk Commentaar van de Staten op het Protocol,
dat hierbij ter informatie wordt bijgevoegd.1
Aangezien de eenvormige Beneluxwet inzake tekeningen of modellen, wat
het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland geldt, zal de gelding van het
onderhavige Protocol zich eveneens tot Nederland beperken.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
A. van Dok-van Weele
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager