25 234
Wijziging van de Wet algemene regels herindeling, de Provinciewet en de Gemeentewet (Wijziging procedurele bepalingen)

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 20 december 1996 en het nader rapport d.d. 5 februari 1997, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 23 juli 1996, no. 96.003799, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, A. G. M. van de Vondervoort, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Wet algemene regels herindeling, de Provinciewet en de Gemeentewet (Wijziging procedurele bepalingen).

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 23 juli 1996, nr. 96.003799, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20 december 1997, nr. W04.96.0341, bied ik u hierbij aan.

1. Ingevolge artikel 21, derde lid, van het voorstel van wet kan goedkeuring van de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoelde besluiten slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of met het financieel belang. De Raad van State wijst erop dat in artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (derde tranche) – waarvan de inwerkingtreding is voorzien per 1 juli 1997 – is bepaald dat goedkeuring slechts kan worden onthouden wegens strijd met het recht of op een grond, neergelegd in de wet waarin of krachtens welke de goedkeuring is voorgeschreven. De in artikel 21 vermelde grond «strijd met het recht» alsmede de toevoeging «slechts» kunnen derhalve komen te vervallen.

1. De aanbeveling van de Raad is overgenomen en artikel 21 en de bijbehorende toelichting zijn aangepast.

2. De Raad vraagt zich af waarom in artikel IV van het wetsvoorstel, dat de technisch noodzakelijke aanpassing van de Wet op het basisonderwijs bevat, niet tevens de basis is gelegd voor de uitvoering van het eerder door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen geuite voornemen (kamerstukken II 1995/96, 24 571, nr. 3, blz. 30) om in geval van gemeentelijke herindeling de stichtings- en opheffingsnormen voor scholen voor basisonderwijs in de betrokken gemeenten bij ministeriële regeling te bepalen. Uit een oogpunt van doelmatigheid ligt het voor de hand zulks te doen. De Raad beveelt aan in elk geval uiteen te zetten waarom dit niet is gedaan.

2. Het voornemen om in geval van gemeentelijke herindeling de stichtings- en opheffingsnormen voor scholen voor basisonderwijs bij ministeriële regeling te bepalen wordt ten uitvoer gebracht in het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 inzake ouderbijdragen, sponsorgelden en stichtings- en opheffingsnormen (kamerstukken II 1996/97, nr. 25 177). Daarbij wordt de nieuwe systematiek van aanpassing van de stichtings- en opheffingsnormen neergelegd in de Wet op het basisonderwijs.

3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

3. De Raad geeft bij de redactionele kanttekeningen in overweging de definitie van «herindelingsontwerp» achterwege te laten (artikel 1, onderdeel g). In verband met de overzichtelijkheid van de diverse termen in de Wet arhi heeft het echter de voorkeur deze begripsbepaling te handhaven. De overige redactionele kanttekeningen zijn in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting verwerkt.

4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om nog een wetstechnische aanpassing aan te brengen (Artikel I, onderdeel E). Het huidige artikel 78 van de Wet algemene regels herindeling verwijst naar een artikel 13 van de Warenwet dat inmiddels is vervallen. Om deze reden kan ook het artikel 78 vervallen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 20 december 1996, no. W04.96.0341, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft

– In artikel I, aanhef, «De Wet Wet algemene regels herindeling» vervangen door: De Wet algemene regels herindeling.

– In artikel I, onder A, (artikel 1, onderdeel f) de aanduiding «een regeling» vervangen door: een wet of een algemene maatregel van bestuur.

– In artikel I, onder A, (artikel 1, onderdeel g) de overbodige definitie van herindelingsontwerp achterwege laten.

– In artikel I, onder A, (artikel 4, tweede lid) de aanduiding «gezamenlijk» laten vervallen.

– In artikel I, onder B, (artikel 51) «een wijziging van de gemeentelijke indeling gepaard gaat met een provinciale grens» vervangen door: een wijziging van de gemeentelijke indeling gepaard gaat met wijziging van een provinciale grens.

– In de memorie van toelichting, onder paragraaf 1, de verwijzing naar «(kamerstukken II 1994/95, 21 472, nr. 111)» vervangen door: (kamerstukken II 1994/95, 21 427, nr. 111, blz. 35).

– In de toelichting bij het verwijzen naar «minister van Binnenlandse Zaken» steeds aanwijzing 93, vijfde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving in acht nemen.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven