25 234
Wijziging van de Wet algemene regels herindeling, de Provinciewet en de Gemeentewet (Wijziging procedurele bepalingen)

nr. 19
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 september 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel I wordt in onderdeel A, voor de tekst van artikel 1 het cijfer 1. geplaatst en aan artikel 1 een tweede lid toegevoegd, dat luidt:

2. Voor de toepassing van het eerste lid, onder b, c en d, wordt uitgegaan van het aantal inwoners van het desbetreffende grondgebied op het tijdstip dat:

a. het herindelingsadvies dan wel de herindelingsregeling wordt vastgesteld, indien het betreft een herindelingsadvies dan wel herindelingsregeling waarvan de voorbereiding geschiedt door gemeenten of door een of meer provincies;

b. het voorstel voor een herindelingsregeling aan de ministerraad wordt gezonden, indien het betreft een herindelingsregeling waarvan de voorbereiding geschiedt door de minister.

2. Na artikel IV worden twee artikelen ingevoegd, die luiden:

ARTIKEL IVa

Indien het bij koninklijke boodschap van 28 december 1996 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 inzake ouderbijdragen, sponsorgelden en stichtings- en opheffingsnormen (kamerstukken II 1996/97, 25 177) tot wet is verheven en in werking is getreden dan wel op een later tijdstip in werking treedt, wordt de Wet op het basisonderwijs als volgt gewijzigd:

A

In artikel 56, vierde lid, vervalt «als bedoeld in artikel 283 van de Gemeentewet» en wordt «artikel 1, onderdeel f, van de Wet algemene regels herindeling» vervangen door: artikel 1 van de Wet algemene regels herindeling.

B

In artikel 107c, eerste lid, vervalt «als bedoeld in artikel 283 van de Gemeentewet,».

C

In artikel 107c, tweede en vierde lid, wordt «bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Wet algemene regels herindeling» telkens vervangen door: bedoeld in artikel 1 van de Wet algemene regels herindeling.

ARTIKEL IVb

Indien het voorstel van wet, bedoeld in artikel IVa, tot wet is verheven en in werking is getreden op een eerder tijdstip dan deze wet, of in werking treedt op hetzelfde tijdstip als deze wet, vervalt artikel IV.

Toelichting

Onderdeel 1

In de Wet arhi wordt onderscheid gemaakt tussen een wijziging van de gemeentelijke indeling en een grenscorrectie. Het provinciebestuur heeft de bevoegdheid om een gemeentelijke grenscorrectie vast te stellen. Een wijziging van de indeling wordt bij wet vastgesteld. Voor de vraag of er sprake is van een grenscorrectie, is het aantal inwoners dat bij de grenswijziging is betrokken bepalend. Indien het inwonertal van geen van de betrokken gemeenten door de grenswijziging met 10% of meer zal toe- of afnemen is er sprake van (slechts) een grenscorrectie. Om het onderscheid te maken, dient men dus een op bevolkingsgegevens gebaseerde inschatting te geven van het aantal inwoners dat in het overgaand gebied woonachtig is.

De huidige Wet arhi impliceert dat men een voorspelling moet maken van de aantallen bewoners op de datum van herindeling (artikel 1). In het voorgestelde nieuwe tweede lid van artikel 1 is geregeld dat men voor de bepaling van het aantal inwoners van het desbetreffende grondgebied, en dus voor het onderscheid tussen wijziging van de gemeentelijke indeling en grenscorrectie, dient uit te gaan van de situatie op het moment dat het provinciebestuur besluit tot een herindelingsadvies (ingeval van wijziging van de indeling) respectievelijk tot een herindelingsregeling (grenscorrectie). Er wordt dus geen rekening gehouden met een al dan niet voorzienbare toekomstige toe- of afname van het aantal inwoners tussen deze «peildatum» en de datum van herindeling. Met de wijziging wordt beoogd een objectievere vaststelling van het onderscheid mogelijk te maken en discussie daaromtrent te voorkomen.

De systematiek van artikel 1, tweede lid, geldt voor herindelingen die worden voorbereid door provinciebesturen als ook door gemeentebesturen of de minister. Voor een herindeling voorbereid door de minister geldt als peildatum het moment dat een voorstel (voor wet of amvb) aan de ministerraad wordt gezonden (tweede lid, onder b).

Onderdeel 2

Artikel IV van het wetsvoorstel behelst een technische aanpassing van de Wet op het basisonderwijs. De artikelen 56 en 107c van die wet verwijzen namelijk naar artikel 283 van de Gemeentewet. De nu toegevoegde aanpassingsbepalingen IVa en IVb regelen de onderlinge afstemming in verband met het eveneens bij de Kamer aanhangige wetsvoorstel inzake ouderbijdragen, sponsorgelden en stichtings- en opheffingsnormen (kamerstukken II, 1996/97, 25 177). Artikel IVa regelt de aanpassing van de artikelen 56 en 107c indien dat wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt. Het artikel geldt ook indien die wetswijziging reeds heeft plaatsgevonden. In dat geval is het artikel IV – dat de huidige Wet op het basisonderwijs wijzigt – overbodig en komt dan te vervallen (artikel IVb).

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Naar boven