25 232 Voetbalvandalisme

Nr. 79 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2024

Zoals neergelegd in het regeerprogramma, treft het kabinet verschillende maatregelen rondom voetbal en veiligheid. Om ongeregeldheden rond voetbal verder terug te dringen, hooligans hard aan te pakken en ruimte te creëren voor gastvrij wedstrijdbezoek voor goedwillende supporters, zet het kabinet in op verschillende maatregelen, mede geïnspireerd op het «Engelse model», waar high trust-high penalty het uitgangspunt is. Dit sluit aan bij het Versterkingsplan Veilig en Gastvrij Voetbal dat de komende jaren verder uitgevoerd wordt. Aanvullend wordt in seizoen 2024–2025 in drie gemeenten geëxperimenteerd met de digitale meldplicht voor hooligans aan wie een meldplicht is opgelegd gekoppeld aan een gebiedsverbod. Bij succesvolle afronding hiervan zullen de mogelijkheden voor bredere implementatie van de digitale meldfaciliteit, afhankelijk van de beschikbare financiële middelen nader worden bekeken. In overleg met gemeenten wordt onderzocht hoe zij de vergunningverlening voor (risico)wedstrijden kunnen aanscherpen in lijn met de bevoegdheden van de burgemeester op het terrein van openbare orde en hun lokale regierol voor voetbal en veiligheid. Ook onderzoekt het kabinet in overleg met de KNVB hoe betaald voetbalorganisaties strenger kunnen handhaven op het KNVB-verbod op gezichtsbedekkende kleding bij wedstrijden. In de voortgangsbrief die ik u voor het einde van het jaar doe toekomen, ga ik nader in op de uitwerking van deze punten.

Op 29 mei jl. ontving uw Kamer mijn voorganger voor het commissiedebat over voetbal en veiligheid (Kamerstuk 25 232, nr. 78). Zij deed daar onder meer de toezegging om u op korte termijn inzicht te geven in de vraag of gemeenten met een betaald voetbalorganisatie (BVO) werken met een vergunningplicht en of zij periodiek een overleg organiseren met de betrokken partners. Met deze brief zal ik hierop ingaan. Ook wil ik u, zoals verzocht, informeren over het licentiereglement van de KNVB, de stand van zaken ten aanzien van de uitwisseling van stewards tussen verschillende BVO’s en de gedragsinterventie Sport en Gedrag van Halt en KNVB.

Vergunningplicht en meldplicht BVO’s

Het lid Michon-Derkzen (VVD) vroeg in het commissiedebat voetbal en veiligheid om inzicht te geven in het aantal gemeenten met een BVO dat een vergunningplicht hanteert en een periodiek vierhoeksoverleg heeft. Dat is een overleg tussen gemeente, politie, OM en de voetbalclub.

In het op 13 januari 2023 gepubliceerde Handelingskader voor gemeenten staat de aanbeveling dat in alle gemeenten met één of meer BVO’s, voorafgaande aan het voetbalseizoen, iedere BVO een vergunning moet aanvragen voor de competitie-, beker-, oefen- en eventuele Europese wedstrijden.1 De vergunning kan worden afgegeven per wedstrijd, per seizoenshelft of per seizoen. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen wat de voorkeur heeft, aangezien het al dan niet hanteren van een vergunningplicht een lokale bevoegdheid is. Ook kan een gemeente kiezen om in plaats van een vergunningplicht een meldplicht in te stellen.

De essentie van het advies in het gemeentelijk handelingskader is dat een gemeente de regierol vervult rondom de organisatie van wedstrijden in het betaald voetbal. Bovendien heeft de burgemeester vanuit zijn verantwoordelijkheid voor openbare orde en veiligheid de bevoegdheid om een vergunningplicht of meldplicht te hanteren. Zo kan de gemeente eisen en voorwaarden stellen aan de organisatie van een wedstrijd en deze controleren en evalueren.

De meeste gemeenten maken gebruik van een vergunningplicht. Een aantal gemeenten kiest ervoor om te werken met een meldplicht. Die laatste keuze kan te maken hebben met de variëteit in (risico-)wedstrijden, waardoor per keer verschillende voorwaarden worden gesteld. Ook kan dit te maken hebben met het bureaucratisch proces dat gekoppeld is aan de vergunningverlening. Het werken met een melding geeft meer flexibiliteit. De basis, het stellen van voorwaarden bij elke wedstrijd waarna deze kunnen worden gecontroleerd, wordt via beide methoden bereikt.

In de eredivisie zitten achttien clubs en in de Keukenkampioendivisie zitten twintig clubs, achtendertig totaal. Sommige gemeenten hebben meerdere clubs binnen hun gemeentegrenzen, waardoor er in totaal 31 gemeenten in Nederland zijn met een of meerdere BVO’s. Ik heb bij alle gemeenten navraag gedaan naar het al dan niet hanteren van een vergunningplicht en een bestuurlijk vierhoeksoverleg. Bij de beantwoording ga ik uit van het aantal BVO’s, niet het aantal gemeenten. Een gemeente kan immers theoretisch voor de verschillende clubs verschillende vergunning- en vergaderregimes hanteren, afhankelijk van de risico-inschatting.

In de eredivisie hanteren gemeenten bij twaalf voetbalclubs een vergunningplicht en bij zes voetbalclubs een meldplicht. In de Keukenkampioendivisie hanteren gemeenten bij veertien clubs een vergunningplicht en bij zes een meldplicht. Geen enkele gemeente werkt met een vergunning per wedstrijd. Vergunningen worden afgegeven voor een seizoen. Twee gemeenten zijn bezig om de meldplicht om te zetten naar een vergunningstelsel. De conclusie is dat iedere gemeente hetzij met een vergunningplicht, hetzij met een meldplicht werkt voor de voetbalclubs binnen haar gemeentegrenzen, en daarmee voorwaarden kan stellen aan de wedstrijdorganisatie en de veiligheidssituatie bij voetbalwedstrijden.

Verder worden overeenkomstig het Handelingskader wedstrijden onder regie van de gemeente operationeel/ambtelijk voorbesproken met vertegenwoordigers van BVO, politie en gemeente, zeker als het risicoprofiel van de wedstrijd daar aanleiding toe geeft. In vrijwel alle BVO-gemeenten vindt daarnaast minimaal één keer per seizoen ook op bestuurlijk niveau een vierhoeksoverleg plaats. In één gemeente is er niet een reguliere, bestuurlijke vierhoek omdat de situatie rond het voetbal in deze gemeente daar vooralsnog geen aanleiding toe geeft.

In de helft van de eredivisiegemeenten vindt een vijfhoek (vierhoek plus supportersvertegenwoordiging) plaats. In de Keukenkampioendivisie hebben dertien gemeenten wel een vijfhoek en zeven gemeenten niet. De vijfhoek kan plaatsvinden met de Supportersliaisonofficer (SLO) van de club of een vertegenwoordiging van de supportersvereniging(en). Een aantal gemeenten geeft aan geen formeel contact te hebben met supporters en dat supportersbeleid primair behoort aan de club. Daarbij kan worden opgemerkt dat in veel gemeenten zonder vijfhoek de supporters of supportersvereniging wel op operationeel/ambtelijk niveau gesprekspartner zijn.

Zoals ook beschreven in het regeerprogramma, zal ik samen met gemeenten onderzoeken hoe zij de vergunningverlening voor (risico)wedstrijden kunnen aanscherpen in lijn met de bevoegdheden van de burgemeester op het terrein van openbare orde en hun lokale regierol voor voetbal en veiligheid. Dit doe ik onder meer met behulp van de nieuw te ontwikkelen monitor van het Auditteam Voetbal en Veiligheid die komend jaar verdiepend inzicht zal geven in onder meer de wedstrijdorganisatie en de invulling van de regierol, waaronder de vergunningverlening, bij BVO-gemeenten. Ik wil hierbij nogmaals benadrukken dat het verlenen van vergunningen een lokale bevoegdheid is, en dat ik niet kan treden in de uiteindelijke keuzes die burgemeesters hieromtrent maken.

Licentiereglement

Tijdens het commissiedebat voetbal en veiligheid vroeg het lid Michon-Derkzen mij ook naar het licentiereglement betaald voetbal van de KNVB. In de bijlage bij deze brief is dit meegestuurd, Deze informatie is daarnaast altijd actueel raadpleegbaar op de site van de KNVB.2

Uitwisseling stewards

Tijdens het debat op 29 mei jl. verzocht het lid Aardema (PVV) om het mogelijk te maken dat BVO’s eenvoudig onderling stewards kunnen uitwisselen. Momenteel is het al mogelijk dat stewards door meerdere BVO’s worden ingezet, mits er wordt voldaan aan de geldende voorwaarden. De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus schrijft daarbij voor dat elke BVO afzonderlijk toestemming moet vragen voor het mogen inzetten van de betreffende steward. Hierdoor kan de ene BVO niet «meeliften» op een toestemming van een andere BVO. Momenteel is het ministerie bezig met de herziening van de wet, waarin het uitwisselen van stewards mogelijk wordt zonder dat er hiervoor een afzonderlijke toestemming gevraagd dient te worden. Ik verwacht dat het wetsvoorstel nog voor het einde van het jaar in formele consultatie gaat. Een aanpassing in lagere wetgeving, zoals de heer Aardema suggereerde, blijkt helaas niet mogelijk.

De afdeling Korpscheftaken van de politie heeft in de tussentijd de doorlooptijden voor het verlenen van de toestemmingen en het verstrekken van de daarbij behorende legitimatiebewijzen tegen het licht gehouden. De meeste toestemmingen worden afgegeven binnen vier weken na aanvraag. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht staat hier een termijn van acht weken voor. De politie begrijpt dat de termijn lang is, zeker als de termijn van acht weken verlengd wordt met acht extra weken. Omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de gehele termijn nodig is, bijvoorbeeld als er piekmomenten zijn. Het doel blijft echter altijd om de legitimatiebewijzen zo snel mogelijk uit te geven. Aangezien een steward wel meerdere toestemmingen en bijbehorende legitimatiebewijzen mag hebben, is het mogelijk dat de BVO’s «preventief» toestemming (en legitimatiebewijzen) aanvragen voor potentiële stewards die zij later in het voetbalseizoen mogelijk willen inzetten. Aangezien een toestemming en legitimatiebewijs drie jaren geldig zijn, kunnen BVO’s voor die betreffende periode een flexibele schil aanleggen. Hiermee kan voorkomen worden dat de BVO’s bij een late aanvraag voor toestemming niet tijdig een reactie ontvangen.

Gedragsinterventie Sport en Gedrag van Halt en KNVB

Verder is tijdens het commissiedebat aan het lid Van Nispen (SP) toegezegd om bij het Ministerie van VWS de laatste stand van zaken rondom de gedragsinterventie Sport en Gedrag van Halt en de KNVB op te vragen en mee te denken over hoe de interventie, bedoeld voor jongeren die zich misdragen op de amateurvelden, structureel gefinancierd zou kunnen worden, oftewel ingebed zou kunnen worden onder de wettelijke taak van Halt. Ik wil benadrukken dat amateurvoetbal de verantwoordelijkheid raakt van het Ministerie van VWS, en in het bijzonder de portefeuille van de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport. Omdat ik de behoefte van het lid Van Nispen begrijp om de interventie goed te willen borgen – zeker wanneer er, zoals hier, sprake lijkt te zijn van een effectieve en veelgevraagde interventie – kan ik in afstemming met de Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, het volgende meegeven.

Voor de gedragsinterventie Sport en Gedrag wordt sinds voetbalseizoen 2016/2017 een projectsubsidie verleend door de Minister van VWS. Deze subsidie is meermaals verlengd. Hierbij is zowel aan Halt als aan de KNVB gevraagd om na te denken over een duurzaam voortbestaan van de gedragsinterventie zonder een structurele overheidssubsidie. De huidige subsidieperiode loopt tot eind 2025, maar gezien de vraag zijn de financiële middelen vermoedelijk al in de loop van 2025 uitgeput. Vanuit het Ministerie van VWS zijn er na 2025 geen financiële middelen beschikbaar om vervolg te kunnen geven aan de gedragsinterventie. Ook vanuit JenV is het niet mogelijk om de interventie als structurele, justitiële taak bij Halt onder te brengen. De justitiële taak van Halt vloeit voort uit artikel 77e van het Wetboek van Strafrecht. De politie en het OM kunnen op basis van deze bevoegdheid een zaak naar Halt verwijzen. Aangezien in de zaken die in aanmerking komen voor de interventie Sport en Gedrag geen aangifte is gedaan, waardoor die niet bij de politie komen, vallen deze zaken niet onder de justitiële taak van Halt. Dergelijke zaken worden via het tuchtrecht in de sport afgedaan. Op dit moment zorgen deze juridische barrières ervoor dat niet kan worden voldaan aan het verzoek van het lid Van Nispen. Ik ben echter samen met VWS en met alle betrokken partijen in gesprek om te verkennen of er andere mogelijkheden zijn waardoor Halt en KNVB, bijvoorbeeld zonder financiële steun van de Rijksoverheid, de interventie kunnen blijven aanbieden. Ik zal de Kamer hiervan op de hoogte houden.

Na publicatie van de cijfers van politie, OM en KNVB over het voetbalseizoen 2023/2024 zal ik u, zoals gebruikelijk, voor het einde van het jaar, de halfjaarlijkse voortgangsbrief sturen. In deze brief zal ik bovendien ingaan op de overige toezeggingen uit het commissiedebat van 29 mei jl.3

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M van Weel


X Noot
3

Het gaat om de volgende toezeggingen: een update over strafbaarstelling van «playbacken» bij spreekkoren; een nadere uiteenzetting van schadeverhaal op daders, zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk; informatie over de aanpak van de «nieuwe aanwas» inclusief preventieve maatregelen; een tijdpad voor de vervolgstappen t.a.v. de digitale meldplicht; een toelichting op de wijze waarop de KNVB en de regiegroep Voetbal en Veiligheid invulling gaan geven aan een gastvrije ontvangst bij voetbalwedstrijden.

Naar boven