nr. 69
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 april 2006
In mijn brief van 6 april jl. (TK II, vergaderjaar 2005–2006,
25 229, nr. 68) heb ik u op de hoogte gebracht van de recente ontwikkelingen
met betrekking tot de uitbraak van klassieke varkenspest (KVP) in Noord Rijnland
Westfalen (NRW). Verder heb ik u geïnformeerd over de acties die naar
aanleiding hiervan zijn ondernomen. Deze zijn enerzijds bedoeld om te voorkomen
dat het virus ons land bereikt en anderzijds om te zorgen voor een zo vroeg
mogelijke herkenning van KVP, mocht het virus ons land toch bereiken of al
bereikt hebben. In deze brief wil ik u een kort overzicht geven van de stand
van zaken met betrekking tot KVP in Duitsland, de uitvoering van de bestemmingscontrole
door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en de ontwikkelingen van de inzet
in Europees verband. Tenslotte licht ik kort een aantal toezeggingen uit mijn
eerdere brief toe.
Stand van zaken KVP in Duitsland
Er zijn na de uitbraak in Raesfeld, Kreis Borken (NRW) op 1 april
2006 geen nieuwe besmettingen meer gemeld in Duitsland. De Duitse autoriteiten
zijn momenteel bezig om door bemonstering van varkensbedrijven in de beschermings-
en toezichtgebieden een beter inzicht te krijgen in de mogelijke verspreiding
van het virus. Ook worden alle varkensleveringen vanuit deze gebieden naar
andere deelstaten van Duitsland onderzocht.
Gezien het nog lopende onderzoek in Duitsland en de kenmerken van het
virustype (onopvallend en langzaam ontwikkelend ziektebeeld) wil ik er wel
nadrukkelijk op wijzen dat we nog minimaal enkele weken zullen moeten afwachten
voordat er gesproken kan worden over een goede afloop.
Uitvoering van de bestemmingscontrole
Om de mogelijke insleep van het varkenspestvirus zo vroeg mogelijk te
herkennen, is er een bestemmingscontrole uitgevoerd door de VWA. Alle Nederlandse
bedrijven, die sinds 15 januari jl. varkens hebben aangevoerd
vanuit heel Duitsland, zijn bezocht voor een klinisch onderzoek en serologisch
bloedonderzoek.
Bedrijven die de laatste 3 weken varkens hebben ontvangen zullen 21 dagen
na de eerste bemonstering voor een tweede maal bezocht worden. De resultaten
van alle eerste onderzoeken zijn binnen en negatief bevonden.
Permanent Comité voor de Voedselketen en Diergezondheid
(PCVD)
In de vergadering van 11 april jl. is uitgebreid gesproken over de
aan Duitsland opgelegde maatregelen. Hoewel er door Duitsland sterk is aangedrongen
op verdere versoepeling van de maatregelen is dit niet gebeurd. De enige versoepeling
die is doorgevoerd is de mogelijkheid om in ingesloten gebieden onder strikte
voorwaarden varkens te verplaatsen van bedrijf naar bedrijf om een oplossing
te bieden voor welzijnsproblemen. Donderdag 20 april a.s. is er weer
een PCVD en zal er gekeken worden of verdere versoepeling van maatregelen
kan worden doorgevoerd. Dit zal sterk afhangen van de garanties die Duitsland
kan bieden dat de situatie onder controle is.
Toezeggingen
In mijn vorige brief heb ik aangegeven de mogelijkheden te onderzoeken
hoe bloedmonsters die voor andere doeleinden worden afgenomen effectief kunnen
worden aangewend voor onderzoek op KVP. Het ministerie van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit (LNV) heeft na overleg met verschillende instanties, waaronder
het Centraal Instituut voor DierziekteControle (CIDC), besloten geen gebruik
te maken van dit onderzoek. De kans om uit een aselecte steekproef van dieren
die toch al gekeurd worden voor de slacht een positief geval op te pikken
is te klein om hier iets van te verwachten.
Verder heb ik toegezegd een extra bijeenkomst voor de groep van deskundigen
te organiseren om de situatie met betrekking tot KVP met hen te bespreken.
De groep van deskundigen is daarop op 11 april jl. bijeengekomen en heeft
gesproken over nut en noodzaak van compartimentering. Binnenkort (26 april
a.s.) zal zij weer bij elkaar komen om verder te spreken over de verschillende
aspecten van de uitbraak van KVP in Duitsland.
De komende tijd zal ik u blijven informeren over de verdere ontwikkelingen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman