25 227
Wijziging van de Kieswet, houdende verlenging van de duur van de stemming tot acht uur 's avonds alsmede regeling van diverse andere onderwerpen

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 27 januari 1997 en het nader rapport d.d. 4 februari 1997, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 17 oktober 1996, no.96.005121, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Kohnstamm, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging van de Kieswet, houdende verlenging van de duur van de stemming tot acht uur 's avonds alsmede regeling van diverse andere onderwerpen.

Blijkens de mededeling van de plv. Directeur van Uw kabinet van 17 oktober 1996, nr. 96.005121, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermeld voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 januari 1997, nr. WO4.96.0533, bied ik U hierbij aan. In verband met het advies merk ik het volgende op.

1. Met betrekking tot het aantal verplichte ondersteuningsverklaringen heeft de Kiesraad in zijn advies van 3 november 1994 geadviseerd dit voor de verkiezing voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal te verhogen van 10 naar 50 per kieskring en voor de verkiezingen voor provinciale staten van 10 naar 25 per kieskring, terwijl voor de gemeenteraadsverkiezingen wordt geadviseerd het huidige aantal van 10 te handhaven. De hieruit voortvloeiende verschillen in aantallen ondersteuningsverklaringen houden volgens de Kiesraad vooral verband met het feit dat het probleem van een te groot aantal deelnemende groeperingen zich bij die verkiezingen niet in dezelfde mate voordoet als bij de verkiezingen van de Tweede Kamer. De staatssecretaris neemt dit advies niet over; hij verhoogt in zijn voorstel het aantal verplichte ondersteuningsverklaringen tot 50 per kieskring, zowel voor de Tweede-Kamerverkiezing, de verkiezingen voor provinciale staten, als voor de verkiezingen voor de gemeenteraden. Hij meent dat het vanuit het oogpunt van duidelijkheid de voorkeur verdient om voor deze drie verkiezingen eenzelfde aantal ondersteuningsverklaringen te eisen (paragraaf 4 van de toelichting). De Raad van State ziet niet in waarom verschillende aantallen verplichte ondersteuningsverklaringen voor de verschillende verkiezingen tot onduidelijkheden zouden kunnen leiden. Gelet op de door de Kiesraad gegeven argumentatie acht hij een nadere motivering op haar plaats.

Hierbij komt dat het wetsvoorstel voor gemeenten die minder dan 10 000 inwoners hebben het aantal in te leveren ondersteuningsverklaringen van 10 per kieskring handhaaft. De Raad acht deze grens van 10 000 inwoners tamelijk arbitrair. Voor gemeenten die nét boven de grens van 10 000 inwoners uitsteken lijkt het aantal van 50 in te leveren ondersteuningsverklaringen eveneens nauwelijks zinvol. De Raad beveelt aan dit aantal in elk geval wat betreft de gemeenteraadsverkiezingen te heroverwegen.

1. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot het vereiste aantal ondersteuningsverklaringen voor de inlevering van een kandidatenlijst, is in het wetsvoorstel voor de gemeenteraadsverkiezingen de grens, waarbij het aantal van 10 in te leveren ondersteuningsverklaringen blijft gehandhaafd, verhoogd naar 20 000 inwoners per kieskring. Tevens is in de memorie van toelichting, overeenkomstig het advies van de Raad, een nadere motivering gegeven om hetzelfde aantal ondersteuningsverklaringen te hanteren voor de verkiezingen van de Tweede Kamer, provinciale staten en gemeenteraden van gemeenten boven de grens van 20 000 inwoners.

2. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de bij het advies behorende bijlage.

2. Aan de redactionele opmerkingen is gevolg gegeven.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

W. Scholten

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Bijlage bij het advies van de Raad van State van 27 januari 1997, no. W04.96.0533, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel I, onderdeel A, "bedoeld in artikel E1" specificeren tot: bedoeld in artikel E1, eerste lid.

– In artikel I, onderdeel R "internationaal verdrag" vervangen door: verdrag.

– In paragraaf 2 van de memorie van toelichting "minister van Binnenlandse Zaken" vervangen door: Minister van Binnenlandse Zaken (aanwijzing 93 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar)). Tevens de afkorting "c.q" vermijden (aanwijzing 66 Ar).

– In paragraaf 8 van de memorie van toelichting, zesde tekstblok, aanwijzing 82 Ar in acht nemen.

– In de eerste alinea van paragraaf 9 van de memorie van toelichting "minder- en invaliden" wijzigen in: lichamelijk gehandicapten.

– In de toelichting op artikel I, onderdelen U, V, W, X, IJ en HH "in de artikelen P15 tot en met P19" wijzigen in: in de artikelen P16 tot en met P19. Voorts in de laatste volzin "P19, vierde lid," wijzigen in: P19, vijfde lid.


XNoot
1

De tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven