25 227
Wijziging van de Kieswet, houdende verlenging van de duur van de stemming tot acht uur 's avonds alsmede regeling van diverse andere onderwerpen

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 april 1997

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel F, wordt vervangen door:

Artikel H 4, eerste lid, komt te luiden als volgt:

1. Bij de lijst worden overgelegd schriftelijke verklaringen van kiezers dat zij de lijst ondersteunen. Op deze verklaringen worden de kandidaten op dezelfde wijze en in dezelfde volgorde vermeld als op de lijst. Bij een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, provinciale staten onderscheidenlijk een gemeenteraad waarin het aantal te verdelen zetels in de raad meer dan negenendertig is bedraagt het aantal over te leggen verklaringen ten minste vijftig, bij een verkiezing van de leden van een gemeenteraad waarin het aantal te verdelen zetels minder dan negenendertig, doch minimaal negentien is, bedraagt het aantal over te leggen verklaringen ten minste vijfentwintig en bij een verkiezing van de leden van een gemeenteraad waarin het aantal te verdelen zetels minder dan negentien is, bedraagt het aantal over te leggen verklaringen ten minste tien.

B

Artikel I, onderdeel G, wordt vervangen door:

In artikel H 9 wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde, onderscheidenlijk vijfde lid, een nieuw derde lid ingevoegd, dat luidt:

3. Bij de lijst wordt van iedere kandidaat die geen zitting heeft in het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden, tevens een kopie van een geldig legitimatiebewijs overgelegd. Indien van een dergelijke kandidaat een kopie van een geldig legitimatiebewijs ontbreekt, wordt de verklaring van instemming van de betreffende kandidaat geacht te ontbreken.

C

Artikel I, onderdeel I, wordt als volgt gewijzigd:

In het derde lid van artikel H 10a wordt «groter dan de helft van de kiesdeler» vervangen door: groter dan 25% van de kiesdeler.

D

Artikel I, onderdeel R, wordt als volgt gewijzigd:

In het derde lid van artikel J 39 wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

E

Na artikel I, onderdeel Q, worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd, die als volgt luiden:

Qa

In artikel J 34, eerste lid, wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Qb

In artikel J 38, tweede lid, wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Toelichting

Onderdeel A

Voor een toelichting op onderdeel A zij verwezen naar paragraaf 4 van de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdeel B

Met de onderhavige wijziging van artikel I, onderdeel G, van het wetsvoorstel wordt bewerkstelligd dat aan het ontbreken bij de kandidaatstelling van een kopie van een geldig legitimatiebewijs consequenties worden verbonden, hetgeen in het wetsvoorstel zoals dat bij de Tweede Kamer is ingediend per abuis niet het geval is. Door aan het voorgestelde derde lid van artikel H 9 de fictie toe te voegen dat bij het ontbreken van een kopie van een legitimatiebewijs de verklaring van instemming van de betreffende kandidaat wordt geacht te ontbreken, leidt het ontbreken van een kopie van een geldig legitimatiebewijs op grond van artikel I 6, eerste lid, onder b, van de Kieswet tot een schrapping van de betreffende kandidaat van de kandidatenlijst. Overigens is de inleveraar van een kandidatenlijst op grond van artikel I 2, eerste lid, onder d, van de Kieswet wel gedurende drie dagen na de dag van kandidaatstelling in de gelegenheid om een dergelijke verzuim te herstellen.

Onderdeel C

Onderdeel C betreft een aanpassing aan het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet, houdende verlaging van de voorkeurdrempel, dat thans eveneens in behandeling is bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 1996/97, 25 221, nr. 2).

Onderdeel D

Voor een toelichting op dit onderdeel wordt verwezen naar paragraaf 8 van de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdeel E

Van de gelegenheid wordt op advies van de Kiesraad gebruik gemaakt om, conform Aanwijzing 28 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, in artikel J 34, eerste lid, van de Kieswet de mogelijkheid van subdelegatie aan de Minister van Binnenlandse Zaken voor wat betreft het stellen van nadere regels met betrekking tot het stemmen anders dan door middel van stembiljetten uitdrukkelijk te verankeren. Eenzelfde subdelegatie wordt uitdrukkelijk in artikel J 38 van de Kieswet opgenomen ten aanzien van de schorsing van de zitting van het stembureau. Bij de Kieswetherziening van 1989 was reeds bedoeld dergelijke subdelegaties mogelijk te maken. Hiervan is in de praktijk ook gebruik gemaakt (vgl. artikel J 14, tweede en derde lid, artikel J 15, tweede lid, en artikel J 30 van het Kiesbesluit).

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

Naar boven