25 225
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, houdende aanpassing van de toelatingsregels tot opleidingen

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 27 februari 1997

Inmiddels is bij Uw Kamer aanhangig gemaakt het wetsvoorstel betreffende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, houdende aanpassing van de toelatingsregels tot opleidingen (Kamerstuk 25 225).

In het wetsvoorstel wordt deels een inwerkingtredingsdatum van 1 september 1999 voorzien en het voorstel heeft daarmee directe gevolgen voor de leerlingen van VWO en HAVO die dit voorjaar hun vakkenpakketten zullen samenstellen. Het is van belang dat de desbetreffende leerlingen bij die keuze nu reeds rekening kunnen houden met een eventuele wijziging in de wettelijke regeling voor de lotingsprocedure, zoals die is voorzien in het wetsvoorstel. Met ingang van het studiejaar 1999 zullen aanstaande studenten niet meer kunnen deelnemen aan de loting voor fixusopleidingen, indien zij niet beschikken over het vereiste vakkenpakket. Er bestaat derhalve op dit moment reeds – dus voordat Uw Kamer zich heeft uitgesproken over het onderhavige wetsontwerp – behoefte aan een goede voorlichting over de mogelijke consequenties van de wetswijziging, zoals die ter behandeling bij u is ingediend.

Ik zal daarom maatregelen nemen om de betrokken leerlingen tijdig van de mogelijke wetswijziging op de hoogte te stellen, zodat zij daarvan geen nadelige gevolgen zullen ondervinden. Dit alles uiteraard onder voorbehoud van de uitkomsten van de behandeling van het wetsvoorstel in Uw Kamer.

Een gelijkluidende brief zend ik heden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

Naar boven