25 225
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, houdende aanpassing van de toelatingsregels tot opleidingen

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, houdende aanpassing van de toelatingsregels tot opleidingen.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

6 februari 1997

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de toelaatbaarheid tot opleidingen waarvoor toelatingsbeperkingen van kracht zijn, zodanig te wijzigen dat de lotingskans van volledig gekwalificeerde gegadigden wordt vergroot;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 7.53 worden een zevende en een achtste lid toegevoegd, luidende:

7. Indien krachtens artikel 7.25 nadere vooropleidingseisen zijn gesteld, kan aan de loting, bedoeld in het tweede lid, uitsluitend worden deelgenomen door degene die ten genoegen van de Informatie Beheer Groep het bewijs levert, dat door hem uiterlijk op een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip aan die eisen wordt voldaan.

8. Aan de loting, bedoeld in het tweede lid, kan niet worden deelgenomen door degene die voor een opleiding is ingeschreven of in enig studiejaar was ingeschreven en inschrijving wenst voor dezelfde opleiding aan een andere instelling.

B

In het tweede lid van de artikelen 7.54 en 7.56 wordt de zinsnede «krachtens artikel 7.53, tweede lid, vijfde, zesde, zevende en achtste volzin, derde, vierde en zesde lid» telkens vervangen door: krachtens artikel 7.53, tweede lid, vijfde tot en met achtste volzin, derde, vierde en zesde tot en met achtste lid.

C

Na artikel 16.9 wordt een artikel 16.9a ingevoegd, luidende;

Artikel 16.9a. Toegang tot lotingsprocedure voor uitgezonderde gegadigden

1. Indien na toepassing van de artikelen 7.53, eerste tot en met zevende lid, blijkt dat bij een of meer instellingen die geen toepassing hebben gegeven aan artikel 7.25, tweede lid, nog plaatsen beschikbaar zijn, vindt alsnog loting plaats tussen degenen die zich overeenkomstig het bepaalde krachtens artikel 7.37, derde lid hebben aangemeld, doch niet voldoen aan de krachtens artikel 7.25 gestelde nadere vooropleidingseisen. Deze loting geschiedt met overeenkomstige toepassing van artikel 7.53, tweede tot en met zesde lid. Onze minister kan hiertoe nadere regels stellen in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 7.53, tweede lid.

2. Artikel 7.53, zevende lid, wordt jegens degene die niet eerder aan de loting, bedoeld in artikel 7.53, tweede lid, heeft deelgenomen, en die in een van de kalenderjaren 1997 tot en met 1999 een opleiding in het voortgezet onderwijs, een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs, dan wel een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs die toelaatbaarheid tot het hoger onderwijs met zich meebrengt, met goed gevolg heeft afgerond, niet eerder toegepast dan met betrekking tot het studiejaar 1999–2000.

3. Artikel 7.53, zevende lid, wordt jegens ieder ander niet eerder toegepast dan met betrekking tot het studiejaar 1998–1999.

4. Artikel 7.53, achtste lid, wordt niet eerder toegepast dan met betrekking tot het studiejaar 1998–1999.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij is geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Naar boven