nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Hoofdstuk III vervalt.
B
Hoofdstuk VI wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
In artikel 108, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek vervalt
de zinsnede «wettige of onwettige».
2. In artikel 5 wordt de zinsnede «artikel 1639l, derde lid, van
Boek 7A» vervangen door: artikel 674, derde lid, van Boek 7.
C
Hoofdstuk VIII wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 10 komt te luiden:
Artikel 10
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 1996 ingediende voorstel
van wet houdende verzekering tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid
en een uitkeringsregeling in verband met bevalling voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren
en meewerkende echtgenoten (Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen,
kamerstukken II, 24 758) tot wet is verheven wordt in artikel 61, eerste
lid, onder b, van die wet de zinsnede «wettige of natuurlijke kinderen»
vervangen door: kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking
stond.
2. Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 1996 ingediende voorstel
van wet houdende voorziening tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid
voor jonggehandicapten (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten,
kamerstukken II, 24 760) tot wet is verheven wordt in artikel 53, eerste
lid, onder b, van die wet de zinsnede «wettige of natuurlijke kinderen»
vervangen door: kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking
stond.
D
Hoofdstuk IX wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3, onderdeel D, onder b, worden de woorden «de zeeman»
vervangen door: de overledene.
E
Hoofdstuk X wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef van artikel 2 komt als volgt te luiden:
Indien het bij koninklijke boodschap van 10 mei 1994 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van, onder meer, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in
verband met de invoering van gezamenlijk gezag voor een ouder en zijn partner
en van gezamenlijke voogdij, tot wet wordt verheven en op hetzelfde tijdstip
of eerder in werking treedt dan het onderhavige voorstel van wet, komt artikel
1 van hoofdstuk X als volgt te luiden:
2. Na artikel 2 wordt een nieuw artikel 3 toegevoegd, dat luidt:
Artikel 3
Indien het bij koninklijke boodschap van 10 mei 1994 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van, onder meer, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in
verband met de invoering van gezamenlijk gezag voor een ouder en zijn partner
en van gezamenlijke voogdij, tot wet wordt verheven en later in werking treedt
dan het onderhavige voorstel van wet, komt artikel IVA van de eerstgenoemde
wet te luiden:
ARTIKEL IVA
In artikel 19, eerste lid, van de Successiewet 1956 wordt in onderdeel
b de punt vervangen door een puntkomma en worden twee onderdelen toegevoegd,
die luiden:
c. kinderen over wie overeenkomstig artikel 253t van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek een ander dan de ouder gezamenlijk met de ouder het ouderlijk gezag
uitoefent of heeft uitgeoefend met kinderen die in familierechtelijke betrekking
tot die ander staan;
d. kinderen over wie overeenkomstig artikel 282 van Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek de voogdij door twee personen gezamenlijk wordt uitgeoefend of is
uitgeoefend met kinderen die tot die personen in familierechtelijke betrekking
staan.
Toelichting
De wijzigingen zijn van technische aard.
Hoofdstuk III (Onderdeel A) vervalt, omdat de Wet op de kanselarijrechten
een rijkswet is, die niet zoals thans voorgesteld bij gewone wet gewijzigd
behoort te worden. Er zal een afzonderlijk wetsvoorstel tot wijziging van
rijkswetten in verband met aanpassingen van het familierecht worden ingediend.
In hoofdstuk VI wordt artikel 4 (wijziging van artikel 108, Boek 6 van
het Burgerlijk Wetboek) aangepast, omdat de voorgestelde aanpassing ten onrechte
de kring van kinderen die recht hebben op schadevergoeding wegens het derven
van levensonderhoud beperkte (zie hierover parlementaire geschiedenis van
het nieuwe burgerlijk wetboek, Boek 6, algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht,
ad artikel 108 (6.1.9.12). Artikel 5 van hoofdstuk VI wordt aangepast, omdat
inmiddels titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (arbeidsrecht) in
werking is getreden. In hoofdstuk VIII is in de artikelen 10 en 11 alleen
de aanhef aangepast. De aanpassing in hoofdstuk IX is eveneens van louter
technische aard. Hoofdstuk X is aangepast om de afstemming tussen de wijziging
van artikel 19 van de Successiewet in het onderhavige wetsvoorstel en in het
wetsvoorstel tot wijziging van, onder meer, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek
in verband met de invoering van gezamenlijk gezag voor een ouder en zijn partner
en van gezamenlijke voogdij (Kamerstukken II 1996/97, 23 714, nr. 9)
een betere vorm te geven.
De Staatssecretaris van Justitie,
E. M. A. Schmitz