nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 11 september 1997
Op 2 september 1997 is in de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot wijziging
van de Financiële-verhoudingswet in verband met een herziening van het
verdeelstelsel voor het Provinciefonds behandeld (kamerstukken II, 1996/97,
25 185). Tijdens de behandeling heb ik u op vragen van de heer Hoekema
en mevrouw Noorman-Den Uyl toegezegd nadere informatie te verstrekken over
de verdeling van de middelen voor het onderdeel rivierdijkversterking in het
provinciefonds. Mede namens de staatssecretaris van Financiën informeer
ik u hierbij over dit onderwerp.
Voor de goede orde deel ik u mee dat tot de middelen voor de rivierdijkversterking
tevens de middelen behoren voor de versnelling van de versterking, alsmede
de middelen voor het onderhoud van de hoofdwaterkeringen. De middelen voor
de rivierdijkversterking en het onderhoud van de hoofdwaterkeringen zijn met
ingang van 1994 structureel naar het provinciefonds overgeheveld. Op dit moment
is hiervoor op de begroting van het provinciefonds voor 1997 f 98,0 miljoen
beschikbaar. In het jaar 2000 zullen de middelen hun structurele niveau van
f 112,5 miljoen bereiken. De middelen voor de versnelling van de rivierdijkversterking
belopen f 26,1 miljoen per jaar en zijn met ingang van 1995 voor een
periode van 10 jaar aan het provinciefonds toegevoegd.
Voor het grootste deel zijn de middelen nu bedoeld voor het inlopen van
achterstand in de versterkingswerken. Deze achterstand heeft een historische
achtergrond en kan – gelet op de grote spreiding van de uitgaven over
zowel de provincies als in de tijd – niet worden verbonden aan objectieve
structuurkenmerken van de provincies.
Op grond hiervan is ervoor gekozen de middelen voor de rivierdijkversterking
en het onderhoud van hoofdwaterkeringen langdurig als zogenoemde integratie-uitkering
in het provinciefonds te verdelen.
Zodra de achterstand is ingelopen, ontstaat een «normale»
onderhouds-situatie. Naar de huidige inzichten wordt deze situatie echter
niet eerder dan in het jaar 2015 bereikt. Via op te stellen ijkpunten voor
het provinciale onderhoud en het beheer van primaire waterkeringen kan dan
een geschikte verdeelmaatstaf worden gekozen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden
gedacht aan het, al dan niet gewogen, aantal kilometers primaire waterkering,
dat in beheer is bij de provincies.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
A. G. M. van de Vondervoort