25 184
Samenvoeging van de gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State

Inhoudsopgave

1.Inleiding1
2.Inhoud van het voorstel3
3.Financiële aspecten3
4.Inwerkingtreding en verkiezingen4
5.Stichtings- en opheffingsnormen basisonderwijs4
6.Wet verplaatsing mestproduktie4
   
Bijlage 1: Ontwerpregeling samenvoeging Boxmeer en Vierlingsbeek 

1. Inleiding

Dit voorstel betreft de samenvoeging van de gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek. Ik volg hiermee de ontwerpregeling zoals die door provinciale staten van Noord-Brabant is vastgesteld. De oorsprong van dit wetsvoorstel is gelegen in de behandeling in de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling in het noordoostelijk deel van de provincie Noord-Brabant in 1993. In dit wetsvoorstel werd indertijd voorgesteld de gemeente Vierlingsbeek zelfstandig te laten, ondanks het geringe aantal inwoners van de gemeente: circa 8000. Na deze herindeling zou de gemeente door een grenscorrectie bovendien nog gebied kwijtraken waardoor het aantal inwoners per 1-1-1995 circa 7500 bedroeg.

Bij de behandeling in de Tweede Kamer is echter een motie aanvaard (kamerstukken II, 1992/93, 22 989, nr. 20) waarin werd uitgesproken dat een zelfstandig Vierlingsbeek niet langer gewenst was. Omdat de oriëntatie op de Limburgse gemeente Venray niet was betrokken in de beschouwingen, vroegen de leden van de Tweede Kamer de regering in contact te treden met de provinciale besturen van Noord-Brabant en Limburg, teneinde zich nader op die oriëntaties te beraden. Afhankelijk van de uitkomst van een dergelijk onderzoek zou moeten worden bepaald of de gemeente Vierlingsbeek al dan niet zou moeten worden gesplitst. Tevens afhankelijk daarvan zouden beide provinciebesturen respectievelijk het provinciebestuur van Noord-Brabant worden uitgenodigd om een wijziging van de gemeentelijke indeling voor te bereiden voor Vierlingsbeek en Venray, respectievelijk voor Vierlingsbeek.

Beide provincies hebben onderzoek gedaan naar de oriëntatiepatronen van Vierlingsbeek en Venray. Beide hebben geconcludeerd dat een eventuele herindeling van Vierlingsbeek met een andere gemeente primair een Brabantse zaak is. Slechts in het geval er sprake zou zijn van een splitsing van Vierlingsbeek zou Limburg daarbij betrokken willen worden.

Zonder een voorkeur uit te spreken voor de mogelijkheid van een ongedeelde samenvoeging van Vierlingsbeek met één van haar buurgemeenten of voor de mogelijkheid van een splitsing van Vierlingsbeek, heb ik daarna de beide provincies uitgenodigd bij brief van 2 mei 1995, om op basis van art. 287, eerste lid, van de Gemeentewet de herindeling van Vierlingsbeek ter hand te nemen. De opvattingen van beide provinciebesturen bleven echter te zeer uiteenlopen, zodat het instellen van een interprovinciale commissie niet zinvol werd geacht. Daarop bood de provincie Noord-Brabant aan, bij brief van 15 augustus 1995, om de procedure als enige provincie, op basis van art. 13, van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi), te voeren. Onderdeel van die procedure is dat het Limburgs provinciebestuur bij elke stap in de procedure geïnformeerd of geraadpleegd wordt. Bij brief van 13 oktober 1995 heb ik het provinciebestuur meegedeeld dat ik met een procedure op basis van art. 13, van de Wet arhi kon instemmen.

Deze procedure heeft geleid tot de huidige ontwerpregeling, waarbij de gemeente Boxmeer wordt samengevoegd met Vierlingsbeek. De redenen die gedeputeerde staten van Noord-Brabant voor het ongedeeld samenvoegen van Vierlingsbeek en Boxmeer aangeven zijn de volgende.

– Uit twee onderzoeken blijkt dat de oriëntatie van de verschillende kernen van Vierlingsbeek divers is en niet eenduidig. De functioneel maatschappelijke bindingen van Vierlingsbeek met het Land van Cuijk zijn met name sterker dan die met Venray.

– Splitsen van een gemeente is in principe niet wenselijk, tenzij niet-splitsen de vorming van functionele eenheden in de weg staat. Dat laatste is niet het geval bij een ongesplitst samenvoegen van Vierlingsbeek met Boxmeer.

– De raden van de meest direct betrokken gemeenten Boxmeer en Vierlingsbeek hebben zich uitgesproken voor integrale samenvoeging van beide gemeenten.

Ik volg het advies van het provinciebestuur van Noord-Brabant in dezen. Het behoort tot de uitgangspunten van het gemeentelijk herindelingsbeleid om splitsing van een gemeente in principe zoveel mogelijk te voorkomen. Dat er een diverse en niet-eenduidige oriëntatie is op de omliggende grotere gemeenten is in een situatie van een gemeente als Vierlingsbeek met vijf kernen vanzelfsprekend. Ik acht dit aspect echter niet van een zodanig gewicht dat daarop een splitsing van de gemeente kan worden gebaseerd. Ook provinciale staten van Limburg hebben bij hun besluit van 20 september 1996 aangegeven te kunnen instemmen met een integrale samenvoeging van Vierlingsbeek met Boxmeer. Nu er zowel in Boxmeer en Vierlingsbeek als in beide provincies overeenstemming is over deze ontwerpregeling sluit ik me daar graag bij aan.

Nadat de concept-ontwerpregeling door gedeputeerde staten ter vaststelling aan provinciale staten van Noord-Brabant werd gezonden, heeft de gemeente Venray op 19 juli 1996 mij ingevolge artikel 285, tweede lid, van de Gemeentewet, om een oordeel gevraagd. Voordat de commissie van onafhankelijke deskundigen, ingesteld op basis van eerdergenoemd artikel, mij terzake had kunnen adviseren, heeft het college van burgemeester en wethouders van Venray dit verzoek bij brief van 20 augustus 1996 ingetrokken. Na overleg met het college van gedeputeerde staten van Limburg was het gemeentebestuur van Venray tot de conclusie gekomen dat verder verzet tegen het voorstel tot ongedeelde samenvoeging van Vierlingsbeek en Boxmeer niet langer zinvol was.

2. Inhoud van het voorstel

De gemeente Boxmeer en de gemeente Vierlingsbeek worden integraal samengevoegd. Daarmee wordt een gemeente gevormd van ruim 27 000 inwoners. Naar het oordeel van provinciale staten van Noord-Brabant en naar mijn oordeel ontstaat hierdoor een nieuwe gemeente die voldoende bestuurskrachtig moet worden geacht om voor de langere termijn haar taken adequaat te vervullen.

3. Financiële aspecten

In de toelichting op het herindelingsplan Vierlingsbeek en in de toelichting op de ontwerp-regeling Vierlingsbeek (bijlage 1)1 is de provincie Noord-Brabant ingegaan op de financiële gevolgen van de samenvoeging van Vierlingsbeek en Boxmeer.

De financiële informatie van de provincie is voor wat betreft de effecten op de algemene uitkering uit het Gemeentefonds gebaseerd op de nieuwe Financiële-verhoudingswet (nFVW). Deze provinciale informatie heeft mede als basis gediend voor mijn oordeelsvorming.

Op verzoek van de Tweede Kamer zal voor onderhavige gemeentelijke herindeling de overgangsregeling gelden die, in verband met de beëindiging van de verfijning gemeentelijke indeling, is aangekondigd in de memorie van toelichting bij de Invoeringswet Financiële-verhoudingswet (kamerstukken II 1995/96, 24 553, nr. 3, blz. 3).

Bij motie (kamerstukken II 1995/96, 24 552 en 24 553, nr. 23) heeft de Tweede Kamer geconstateerd dat de herindelingen van Boekel en Vierlingsbeek rechtstreeks voortvloeien uit de parlementaire behandeling van het herindelingsplan Noord-Brabant Noordoost in september 1993. De Kamer heeft mij daarbij verzocht het daarheen te leiden dat in dit bijzondere geval, waaraan geen precedentwerking te ontlenen valt, nog de huidige verfijningsystematiek wordt toegepast. Naar aanleiding van deze motie is in het Invoeringsbesluit Financiële-verhoudingswet (Stb. 1996, 620) geregeld dat het overgangsregime ook van toepassing is op de wijziging van de indeling van de gemeenten Boekel en Vierlingsbeek. Voorwaarde hierbij is wel dat de datum van herindeling uiterlijk 1 januari 1998 zal zijn.

De nieuw te vormen gemeente Boxmeer zal naar verwachting voor alle drie de onderdelen van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling een uitkering ontvangen.

Het onderdeel «aflopende uitkering» is geraamd op f 0,3 miljoen, zijnde de vermindering van de algemene uitkering als gevolg van de samenvoeging van de gemeenten Vierlingsbeek en Boxmeer. Voor dit onderdeel geldt dat het eerste jaar 100% wordt vergoed, het tweede jaar 80%, enz. De onderdelen «startbijdrage» en «wachtgelden», die gedurende vijf jaar worden verstrekt, zijn geraamd op f 0,3 miljoen respectievelijk f 0,9 miljoen per jaar. Voor de jaren 1998 t/m 2002 krijgt de nieuwe gemeente uitgaande van een totaal aantal inwoners van ongeveer 27 000 – dus een bedrag van gemiddeld f 50 per inwoner per jaar uit hoofde van de verfijningsuitkering.

Genoemde bedragen dragen een indicatief karakter. Definitieve bedragen kunnen nog niet worden gegeven, omdat bijvoorbeeld de fysieke gegevens, de bedragen per eenheid voor de verschillende uitkeringsonderdelen, de uitkeringsfactor en de begrotingspositie van de gemeenten veranderingen ondergaan in de periode tot de datum van de herindeling. De algemene uitkering wordt uiteindelijk op grond van de definitieve gegevens vastgesteld volgens de dan vigerende regels voor de verdeling van het gemeentefonds.

Mede gelet op de informatie uit de ontwerp-regeling Vierlingsbeek concludeer ik dat de nieuwe gemeente Boxmeer financieel voldoende draagkrachtig is.

4. Inwerkingtreding en verkiezingen

Naar verwachting zal deze herindeling op 1 januari 1998 effectief kunnen worden. Gelet op de reeds lang bestaande onzekerheid in met name Vierlingsbeek is dit ook zeer gewenst. De wet zal in september 1997 in werking moeten treden om voor de voorbereiding van de herindelingsverkiezingen voldoende tijd te hebben. De tussentijdse raadsverkiezingen zullen dan plaatsvinden in november of december 1997. De reguliere raadsverkiezingen in mei 1998 zullen in dat geval niet doorgaan.

5. Stichtings- en opheffingsnormen basisonderwijs

De nieuwe stichtings- en opheffingsnormen voor basisscholen worden na de datum van herindeling vastgesteld. Een jaar na de datum van herindeling zullen deze normen van kracht worden. Als er in een gemeente grote verschillen in de leerlingendichtheid voorkomen biedt artikel 9, tweede lid, van dit voorstel van wet, de mogelijkheid aan de nieuwe gemeente een splitsingsbesluit te nemen. Dit besluit dient binnen drie maanden na de datum van herindeling te worden genomen en binnen 1 maand aan de Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OC en W) te worden gezonden. Dit splitsingsbesluit dient de instemming te hebben van alle scholen in het gebied. Daarna kan de Minister van OC en W in het gebied met de laagste leerlingdichtheid de opheffingsnorm omlaag bijstellen, waardoor scholen in het desbetreffende gebiedsdeel mogelijk kunnen blijven voortbestaan.

6. Wet verplaatsing mestproduktie

De nieuwe gemeente Boxmeer ligt in het gebied II zoals dat is opgenomen in de bijlage behorende bij de Wet verplaatsing mestproduktie. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Financiën hebben een voorstel tot wijziging van de Meststoffenwet waarin is opgenomen een voorstel tot wijziging van de Wet verplaatsing mestproduktie ingediend (kamerstukken II, 1995/96, 24 782, nr. 2) waarbij de gebiedsomschrijving de situatie weergeeft op 1 januari 1997. Dit om te voorkomen dat bij toekomstige herindelingen en naamswijzigingen de bijlage bij de Wet verplaatsing mestproduktie telkens moet worden gewijzigd. De op 1 januari 1997 geldende situatie bepaalt ook voor de toekomst de geografische begrenzing van de gebieden. Daarmee heeft de bijlage een statisch karakter gekregen. Omdat deze herindelingswet na 1 januari 1997 in werking zal treden is aanpassing van deze bijlage niet langer nodig.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven