nr. 113
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER EN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 29 juni 2000
In deze brief informeren wij U over uitvoering van de motie van het lid
Duivesteijn dd. 6 oktober 1999 (25 180/106).
In de motie verzoekt de Kamer de regering om in overleg met betrokken
gemeenten ruimte te vinden om te voorzien in de ruimtebehoefte tot 2005 van
bedrijven die voor de ontwikkeling van de zuidvleugel van de Randstad van
direct belang zijn. De motie noemt met name het bestaande haven- en industriegebied
van Rotterdam, intensivering van al aangewezen locaties binnen de regio Rijnmond,
de Drechtsteden en West-Brabant (Moerdijk e.o.).
De in de motie gevraagde verkenning is inmiddels afgerond. Met de verantwoordelijke
overheden voor in de motie genoemde locaties hebben gesprekken plaatsgevonden.
Hieruit blijkt dat buiten de Hoeksche Waard enige ruimte aanwezig is.
De Drechtsteden beschikken over ca. 20 ha, wel heeft dit op termijn een extra
vraag voor lokale/regionale bedrijvigheid tot gevolg. In de Stadsregio Rotterdam
is voor 2005 geen ruimte aanwezig en in de Moerdijkse Hoek komt zeer waarschijnlijk
pas op zijn vroegst na 2005 ruimte beschikbaar.
In het licht van het kabinetsstandpunt, zoals verwoord in de brief van
27 augustus 1999 (M338), dat uitgaat van een urgente ruimtereservering van
100 ha. netto aaneengesloten, is onze conclusie dan ook dat buiten de Hoeksche
Waard op de door de motie genoemde locaties geen substantiële ruimte
aanwezig is vóór 2005, voor bedrijven die voor de zuidvleugel
van de Randstad van direct belang zijn.
De motie-Duivesteijn verzoekt het kabinet vervolgens om, in het geval
dat onvoldoende ruimte vrijkomt op in de motie genoemde locaties, voorstellen
te doen voor alternatieve locaties.
Het kabinetsstandpunt is dat ruimte moet worden geboden in de noordrand
van de Hoeksche Waard, bijvoorbeeld Heinenoord nabij de A29, danwel 's-Gravendeel
in samenhang met de A16. In het Algemeen Overleg op 6 oktober jl. heeft de
Kamer echter aangegeven groot belang te hechten aan het zoveel mogelijk open
houden van de Hoeksche Waard.
Mede tegen deze achtergrond menen wij dat voor de periode tot 2005 de
locatie voor het bedrijventerrein moet worden gezocht aan de oostzijde van
het toekomstige HSL-tracé in de Hoeksche Waard. Dit gebied sluit goed
aan op bestaande verstedelijking en er kan zoveel mogelijk gebruik worden
gemaakt van de huidige infrastructuur. Een toekomstig bedrijventerrein aan
deze oostzijde kan ook aansluiten op ontwikkelingen in de Drechtsteden en
biedt kansen voor multimodaal gebruik en -ontsluiting. Bovendien kan het toekomstige
bedrijventerrein worden ingepast in een regionale bedrijventerreinenvisie
van de Drechtsteden, waar ook 's-Gravendeel aan deelneemt.
Of en in welke mate de noordrand van de Hoeksche Waard kan voorzien in
een ruimtebehoefte voor havenafgeleide en/of transportgeoriënteerde bedrijvigheid
komt aan de orde in de Vijfde Nota. Daarbij wordt ook betrokken de vraag of
de Hoeksche Waard moet worden aangewezen tot Nationaal Landschap.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
G. Ybema