25 180
Partiële Planologische Kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid

nr. 111
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2000

In vervolg op mijn brief van 12 november 1999 aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer informeer ik u hierbij mede namens de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de wijze waarop invulling zal worden gegeven aan de uitvoering van de motie Van Wijmen (25 180, nr. 104).

Op 7 februari 2000 heeft de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij mede namens mij het «Bestuurlijk afsprakenkader herstructurering glastuinbouw», dat op 6 januari 2000 door hem en de heer Hoogervorst van LTO is ondertekend, aan de voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van de Tweede Kamer toegezonden. Met dit afsprakenkader wordt op hoofdlijnen invulling gegeven aan de uitvoering van de motie Van Wijmen. Het afsprakenkader geeft aan dat LNV en de sector zich gezamenlijk inspannen voor het realiseren van projectlocaties. In de bijlage bij het afsprakenkader zijn tien mogelijke projectvestigingslocaties aangegeven, zowel op kortere afstand van het westen (Moerdijkse Hoek, Zuidplaspolder en in Zeeland) als op grotere afstand van het westen (Berlikum, Emmen, Grootslag, IJsselmuiden, Luttelgeest, Bergerden en Venlo).

Afgesproken is dat de in voorbereiding zijnde regeling Stimulering duurzame glastuinbouwlocaties (Stidug), waarmee het beschikbare ICES-geld wordt bestemd, beschikbaar is voor de nieuwe grootschalige projectvestigingslocaties. Om hiervoor in aanmerking te komen dienen de locaties te voldoen aan de kwaliteitscriteria vanuit ruimtelijke ordening en milieu, zoals die in de regeling worden opgenomen.

Het College van GS van N-Brabant is bereid aan mijn verzoek te voldoen om in het kader van de milieu-effectrapportage te onderzoeken of kan worden uitgegaan van 250 ha netto glastuinbouw in Moerdijkse Hoek, waarbij een aanzienlijk deel gebruikt kan worden voor de opvang van glastuinders uit het Westland. Afgesproken is dit voortvarend ter hand te nemen. Vanwege de mogelijkheden tot gebruik van restwarmte en CO2 en de ligging aan een hoofdtransportas acht de regering de realisatie van een projectvestiging glastuinbouw in dit gebied van groot belang.

Op 2 februari 2000 heb ik bestuurlijk overleg gevoerd met de provincie Zuid-Holland over het streekplan Zuid-Holland Zuid in verband met de kabinetsbesluiten over de Hoeksche Waard inzake een bovenregionaal bedrijventerrein en een glastuinbouwlocatie. Daarbij is ook aan de orde geweest de mogelijkheid om een projectvestiging glastuinbouw van netto 200 ha in de Zuidplaspolder te situeren.

In dat verband is gesproken over de mogelijkheid om een eventuele vestiging van tuinders afkomstig uit het Westland en de Zuidplaspolder zelf te verbinden aan verplaatsing van tuindersbedrijven uit het Groene Hart naar deze polder. Daarmee zouden twee doeleinden tegelijkertijd kunnen worden gediend.

Wellicht ten overvloede deel ik u mede dat dit overleg nog niet heeft geleid tot aanpassing van het streekplan Zuid-Holland Zuid.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. P. Pronk

Naar boven