nr. 128
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 9 december 1996
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen
op 11 december 1996. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring
van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één
van Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig
leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 10 januari
1997.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, eerste lid, van de Rijkswet
goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de
eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring achteraf over te leggen het op
23 mei 1996 te Beijing tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der
Nederlanden en de Volksrepubliek China inzake de burgerluchtvaart, met Bijlage;
Beijing, 23 mei 1996 (Trb. 1996, 149).1
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H. A. F. M. O. van Mierlo
Toelichtende nota
Het onderhavige verdrag bevat de voor luchtvaartverdragen gebruikelijke
bepalingen, zoals die inzake de uitoefening van rechten, de aanwijzing van
luchtvaartmaatschappijen, de verkoop van tickets, heffingen en veiligheid.
De in het verdrag genoemde luchtvaartautoriteiten zijn voor wat betreft
het Koninkrijk der Nederlanden de Minister van Verkeer en Waterstaat en de
Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst (artikel 1, onderdeel 1).
Het verdrag gaat uit van enkelvoudige aanwijzing, hetgeen wil zeggen dat
één luchtvaartmaatschappij per land mag worden aangewezen voor
het uitvoeren van de luchtdiensten. De aanwijzing geschiedt, zoals internationaal
gebruikelijk is, door de verdragsluitende partijen (artikel 3).
De routetabel is opgenomen in de bijlage bij het verdrag en geeft in de
eerste plaats de routes aan die de aangewezen maatschappijen tussen Nederland
en China mogen vliegen en omgekeerd. De uitoefening van vervoersrechten op
tussenliggende punten (zogenaamde vijfde vrijheidsrechten) is afhankelijk
van de goedkeuring van de luchtvaartautoriteiten van beide landen.
De bijlage, die een integrerend onderdeel van het verdrag vormt, is, voorzover
het de routes betreft, van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de
bijlage, voor wat betreft de routes, behoeven derhalve op grond van artikel
7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen
parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht
tot goedkeuring terzake voorbehouden.
Het onderhavige verdrag bepaalt dat het bij ondertekening direct in werking
treedt (artikel 22). De goedkeuring wordt dan ook achteraf gevraagd, met een
beroep op artikel 10, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen. De redenen hiervoor zijn de volgende. Na jaren van moeizame onderhandelingen
met de Chinese autoriteiten is het uiteindelijk mogelijk gebleken om overeenstemming
te bereiken over een luchtvaartverdrag en over een rechtstreekse luchtverbinding
tussen Amsterdam en Peking. Bovendien werd van Chinese kant ingestemd met
het dit voorjaar aanvangen van die luchtverbinding. Aan die vluchten moest
uiteraard een – geldende – regeling bij verdrag ten grondslag
liggen. Uitstel van de inwerkingtreding van het verdrag zou wellicht afstel
kunnen hebben betekend. Van de mogelijkheid om het verdrag na de ondertekening
voorlopig toe te passen kon in dit geval geen gebruik worden gemaakt omdat
de Chinese verdragspraktijk zulks niet toestaat. Van Nederlandse zijde is
in het onderhavige geval dan ook akkoord gegaan met inwerkingtreding direct
bij ondertekening. Daarnaast is men van Nederlandse zijde er tevens in geslaagd
om de voor luchtvaartverdragen gebruikelijke opzegtermijn van 12 maanden terug
te brengen tot 6 maanden (artikel 19), welke overeenkomt met één
IATA-vliegseizoen. Zodoende kan in het onverhoopte geval dat het parlement
zijn goedkeuring aan het verdrag onthoudt, het verdrag op korte termijn worden
beëindigd, en wordt eveneens toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel
10, tweede lid, van de Rijkswet. Hierbij istevens in overweging
genomen dat het verdrag de voor luchtvaartverdragen gebruikelijke inhoud heeft.
Het verdrag geldt voor wat het Koninkrijk betreft alleen voor Nederland.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
A. Jorritsma-Lebbink
De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,
H. F. Dijkstal