25 158
Wijziging van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en van enkele andere wetten in verband met herziening van de tariefstructuur voor vrachtauto's

nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 1997

Met betrekking tot bovenstaand voorstel van wet zijn door de heer Reitsma twee amendementen ingediend. In het amendement in stuk nr. 7 wordt voorgesteld het vereiste voor de regeling bedrijfsvoertuigenpark dat het aantal vrachtauto's tot het aantal aanhangwagens staat in een verhouding van 2 staat tot 1, te versoepelen tot een verhouding van 3 staat tot 2. Deze versoepeling ontmoet bij mij geen bezwaren. Ik ben dan ook bereid deze te realiseren door middel van een nota van wijziging die ik u bijgaand doe toekomen.

In het tweede amendement (stuk nr. 8), wordt voorgesteld de regeling bedrijfsvoertuigenpark uit te breiden tot houders van vrachtauto's zonder aanhangwagens. Hiertegen heb ik overwegende bezwaren. Dit amendement maakt een sluitende controle op de juiste toepassing van de in de communautaire wetgeving neergelegde minimumtarieven onmogelijk. Ik wijs er bovendien op dat een houder van vrachtauto's met een koppeling die feitelijk niet wordt gebruikt, op grond van artikel VI op verzoek nog anderhalf jaar na inwerkingtreding van deze wet wordt belast als ware de vrachtauto niet voorzien van een koppeling.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven