25 127
Biologische landbouw

nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 20 april 1998

Tijdens de regeling der werkzaamheden op 7 april jl. heeft mevrouw Vos mij gevraagd per brief te reageren op de berichten over het schrappen van de leerstoel biologische landbouw aan de Landbouwuniversiteit te Wageningen.

Als antwoord op de vragen van mevrouw Vos deel ik u het volgende mee:

De nieuwe opzet van de leerstoelen plantenwetenschappen waarborgt, dat de biologische landbouw goed in de universitaire context wordt geplaatst. Daardoor komen er meer mogelijkheden voor de ontwikkeling en verdieping van het biologische landbouwonderzoek en -onderwijs. De grotere mogelijkheden voor de ontwikkeling van de biologische landbouw zullen er tevens toe leiden, dat er meer effecten van de kennisontwikkeling op het gebied van de biologische landbouw uitstralen op de «gangbare» landbouw.

In de hoogleraarspost voor bedrijfssystemen krijgt de biologische landbouw bijzondere aandacht. Dit houdt in, dat zowel in het onderzoek als in het onderwijs binnen de context van de bedrijfssystemen extra aandacht wordt besteed aan de biologische landbouw. Daarnaast mag verwacht worden, dat de biologische landbouw ook binnen andere leerstoelen aandacht zal krijgen.

Naast de nieuwe voltijdse hoogleraarspost voor bedrijfssystemen met bijzondere aandacht voor de biologische landbouw komt er een deeltijd leeropdracht voor de maatschappelijke betekenis van de biologische landbouw.

Daarmee versterkt de LUW feitelijk de aandacht voor de biologische landbouw en vergroot de herkenbaarheid. Ik acht deze ontwikkeling positief.

Een gevolg van de nieuwe leerstoelverdeling aan de LUW is, dat bestaande vakgroepen zullen verdwijnen. Over de personele gevolgen van deze nieuwe indeling zijn nog geen details bekend.

Op dit moment wordt een evenwichtig aandeel van de programmamiddelen ingezet voor de biologische landbouw. Er is derhalve geen aanleiding om een aanvullend nationaal onderzoekprogramma biologische landbouw te starten. Verder acht ik het van belang, dat het onderzoek voor de biologische landbouw geïntegreerd plaatsvindt met het overige landbouwkundig onderzoek. Het is juist de wisselwerking tussen de biologische landbouw en andere vormen van landbouwkundig onderzoek die meerwaarde kan opleveren voor zowel de biologische landbouw als de «gangbare» landbouw.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Naar boven