nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 20 april 1998
Tijdens de regeling der werkzaamheden op 7 april jl. heeft mevrouw Vos
mij gevraagd per brief te reageren op de berichten over het schrappen van de leerstoel biologische landbouw aan de Landbouwuniversiteit te Wageningen.
Als antwoord op de vragen van mevrouw Vos deel ik u het volgende mee:
De nieuwe opzet van de leerstoelen plantenwetenschappen waarborgt, dat
de biologische landbouw goed in de universitaire context wordt geplaatst.
Daardoor komen er meer mogelijkheden voor de ontwikkeling en verdieping van
het biologische landbouwonderzoek en -onderwijs. De grotere mogelijkheden
voor de ontwikkeling van de biologische landbouw zullen er tevens toe leiden,
dat er meer effecten van de kennisontwikkeling op het gebied van de biologische
landbouw uitstralen op de «gangbare» landbouw.
In de hoogleraarspost voor bedrijfssystemen krijgt de biologische landbouw
bijzondere aandacht. Dit houdt in, dat zowel in het onderzoek als in het onderwijs
binnen de context van de bedrijfssystemen extra aandacht wordt besteed aan
de biologische landbouw. Daarnaast mag verwacht worden, dat de biologische
landbouw ook binnen andere leerstoelen aandacht zal krijgen.
Naast de nieuwe voltijdse hoogleraarspost voor bedrijfssystemen met bijzondere
aandacht voor de biologische landbouw komt er een deeltijd leeropdracht voor
de maatschappelijke betekenis van de biologische landbouw.
Daarmee versterkt de LUW feitelijk de aandacht voor de biologische landbouw
en vergroot de herkenbaarheid. Ik acht deze ontwikkeling positief.
Een gevolg van de nieuwe leerstoelverdeling aan de LUW is, dat bestaande
vakgroepen zullen verdwijnen. Over de personele gevolgen van deze nieuwe indeling
zijn nog geen details bekend.
Op dit moment wordt een evenwichtig aandeel van de programmamiddelen ingezet
voor de biologische landbouw. Er is derhalve geen aanleiding om een aanvullend
nationaal onderzoekprogramma biologische landbouw te starten. Verder acht
ik het van belang, dat het onderzoek voor de biologische landbouw geïntegreerd
plaatsvindt met het overige landbouwkundig onderzoek. Het is juist de wisselwerking
tussen de biologische landbouw en andere vormen van landbouwkundig onderzoek
die meerwaarde kan opleveren voor zowel de biologische landbouw als de «gangbare»
landbouw.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
J. J. van Aartsen