nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Rijswijk, 27 november 1996
Bijgaand doe ik u toekomen de nota «Wat sport beweegt». Met
deze nota komt het kabinet tegemoet aan de wens van uw Kamer een integrale
en interdepartementale sportnota op te stellen. Deze wens is neergelegd in
de motie Essers c.s. (TK, 1995–1996, 24 400 XVI, nr. 50), die tijdens
de behandeling van de Rijksbegroting 1996 van VWS is ingediend en door uw
Kamer is aanvaard.
In de motie is tevens verzocht de nota vóór het zomerreces
aan de Kamer aan te bieden. Hoewel mij dit als reëel voorkwam, bleek
deze termijn toch te ambitieus. De belangrijkste reden daarvoor is dat het
integrale en interdepartementale karakter van de nota extra inspanningen heeft
gevergd, die de totstandkoming ervan hebben vertraagd. Vooral vanwege dit
karakter is zorgvuldigheid verkozen boven snelheid. Met mijn brief van 25
juni 1996, kenmerk S/BOA 961035 heb ik u van dit uitstel en de redenen daarvoor
op de hoogte gesteld. Met betrekking tot de in de brief aangekondigde procedure
merk ik op dat ik bij nader inzien heb afgezien van het aan uw Kamer toezenden
van een concept-nota en van formele consultatie van de beleidspartners NOC*NSF,
VNG, IPO en LC. In het proces van de totstandkoming van de nota diende zich,
na het schrijven van eerdergenoemde brief, namelijk geen duidelijk breukpunt
aan dat formele consultatie van de beleidspartners noodzakelijk maakte en
aanleiding gaf tot het u toezenden van een concept-nota.
Uiteraard zal de implementatie van het in de nota geformuleerde beleid
met de beleidspartners uitvoerig worden besproken.
Met deze nota geeft het kabinet aan, dat sport tot de verantwoordelijkheid
van de gehele rijksoverheid behoort en niet alleen tot het domein van het
ministerie van VWS.
Mede daarom is de nota dan ook vooral te beschouwen als een startpunt
voor nieuwe allianties en het in gang zetten van nieuwe ontwikkelingen. Een
nota derhalve met een sterk proceskarakter die er op gericht is
een rol van betekenis te spelen op de agenda voor toekomstig landelijk sportbeleid.
Met het toezenden van deze sportnota vertrouw ik er op voldoende aan de
wens van de Kamer te hebben voldaan en spreek ik de hoop uit, dat de nota
wezenlijk zal bijdragen aan een verdere verdieping en verrijking van de plaats
van de sport in de huidige en toekomstige samenleving.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. G. Terpstra