25 124 Nieuwe infrastructuur mobiele communicatie (C2000)

Nr. 79 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2016

De Telegraaf heeft op 8 februari jl. een artikel gepubliceerd met de titel «Weer veiligheidslek C2000». Naar aanleiding van dit artikel informeer ik u hierbij als volgt.

C2000 is het radiocommunicatiesysteem dat wordt gebruik door de hulpverleningsdiensten in Nederland. Het systeem is gebaseerd op het communiceren op basis van de zogenaamde «Tetra-standaard». Deze maakt gebruik van een specifiek daarvoor gereserveerde radiofrequentie. Ieder netwerk dat gebruik maakt van radiofrequentie kan worden gedetecteerd. Technisch is er nu (nog) geen voor de hand liggende tegenmaatregel. Ook de komende vernieuwing van het C2000 systeem blijft van radiofrequenties gebruik maken en kan dit niet voorkomen. De ons omringende landen gebruiken vergelijkbare systemen op basis van dezelfde standaard voor de communicatie tussen hulpverleningsdiensten.

Sinds 2013 is het bij de hulpverleningsdiensten bekend dat er apparatuur op de markt is dat C2000 signalen kan detecteren. Met het betreffende apparaat raakt een gebruiker geïnformeerd over de nabijheid van hulpverleningsdiensten. Het apparaat maakt daarin geen onderscheid tussen de verschillende hulpverleningsdiensten en maakt geen inbreuk op het C2000 systeem zelf. De signalen geven geen indicatie over de aard van de signalen of inhoud van de communicatie. Er is dus geen sprake van een hack of afluisteren.

Op 16 september 2013 zijn er vanuit uw Kamer vragen gesteld over «een apparaat dat een naderende politieauto, ambulance of brandweerwagen aankondigt, de politieverklikker». Gevraagd is toen of het klopte dat deze apparatuur, die volgens de producent en verkoper bedoeld was als waarschuwingsapparatuur voor naderende hulpdiensten, nu vaker in verkeerde handen vallen en als verklikker wordt gebruikt die aangeeft wanneer er politie in de buurt is.

Mijn ambtsvoorganger heeft in zijn reactie van 19 november 2013 aangegeven nog geen signalen te hebben ontvangen van de politie dat politieambtenaren gehinderd werden in het uitvoeren van hun werk (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 184). Tevens heeft hij destijds aangegeven dat indien hij dergelijke signalen wel zou ontvangen hij op dat moment de mogelijkheden en wenselijkheid van een verbod zou verkennen.

De recente berichtgeving roept nu de vraag in herinnering of op dit moment de opsporing van strafbare feiten dermate wordt gehinderd door de apparatuur dat verdergaande, juridische, maatregelen aan de orde zijn.

Naar aanleiding van het op de markt komen van de betreffende apparatuur heeft de politie al in 2013 in de betreffende overleggremia op het gebied van opsporing aandacht gevraagd voor de mogelijke hinder hiervan. De politie houdt er sinds die tijd in haar werkwijze rekening mee dat deze apparatuur door derden kan worden gebruikt. Op deze manier kunnen potentiële negatieve effecten van het gebruik van de apparatuur voor de opsporing op dit moment het beste worden beperkt. Vooralsnog lijkt er ook nu nog geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een structureel probleem.

Ten aanzien van de vraag of het wenselijk en mogelijk is om de negatieve effecten van het gebruik van het apparaat juridisch te beperken spelen de volgende overwegingen. Zoals aangegeven heeft de apparatuur vooralsnog een gering effect op de opsporing. Ook met een verbod moet de politie er in haar werkwijze altijd rekening mee houden dat de apparatuur voor handen kan zijn bij criminelen. Met de politie verwacht ik daarbij dat een verbod op het gebruik van deze apparatuur met kwade opzet een gering effect zal hebben op het gebruik daarvan. De apparatuur is namelijk internationaal vrij verkrijgbaar en het gebruik is moeilijk op te sporen omdat de apparatuur zelf geen signalen uitzendt. De proportionaliteit en handhaafbaarheid van een verbod zijn daarmee een vraagstuk. Niettemin zal ik onderzoeken of eventuele juridische maatregelen ondersteunend kunnen zijn aan een doelmatige en ongehinderde uitvoering van de taken van de politie en andere hulpverleningsdiensten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven