25 122
Regeling voor de totstandkoming van een gemeentelijk werkfonds voor voorzieningen ter bevordering van de toetreding tot het arbeidsproces van langdurig werklozen en jongeren (Wet inschakeling werkzoekenden)

A
OORSPRONKELIJK TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING, ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOOR ZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. VOORSTEL VAN WET

– In artikel 1, eerste lid, onderdeel g, werd verwezen naar hoofdstuk 2 in plaats van naar artikel 4.

– In artikel 1, eerste lid, is onderdeel k vervangen door een nieuw onderdeel. Onderdeel k uit de oorspronkelijke tekst is verplaatst naar artikel 3, vierde lid, en luidde:

k. kinderopvang: het in georganiseerd verband tegen vergoeding verzorgen en opvoeden van kinderen in de leeftijd tussen de 0 en 12 jaar, door anderen dan de eigen ouder, pleeg- of stiefouder op uren dat deze zelf hiervoor niet beschikbaar is wegens het deelnemen aan activiteiten en werkzaamheden als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze wet.

– Het tweede lid van artikel 1 ontbrak.

– Het derde lid van artikel 1 (was tweede lid) luidde:

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor het eerste lid, onderdeel e, met betrekking tot de gelijkstelling van personen met langdurig werklozen en de periode van inschrijving als werkloos werkzoekende.

– Het eerste lid van artikel 3 was als volgt geformuleerd:

1. De gemeente kan ter uitvoering van artikel 2 aan of ten behoeve van de persoon bedoeld in dat artikel, een subsidie verstrekken dan wel dienstverlening inkopen, waardoor deze persoon:

– in staat wordt gesteld deel te nemen aan activiteiten die bijdragen tot sociale activering, inschakeling in de arbeid en scholing; of

– gestimuleerd wordt in aansluiting op een dienstbetrekking of in plaats van een recht op uitkering een overeenkomst tot het verrichten van arbeid te sluiten.

– In het derde lid van artikel 3 werd verwezen naar: «personen als bedoeld in het eerste lid» in plaats van naar: «personen als bedoeld in artikel 2».

– Het vierde lid van artikel 3 was opgenomen in artikel 1, eerste lid, als onderdeel k.

– Het vijfde lid van artikel 3 was genummerd 4 en luidde:

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke voorzieningen op grond van dit artikel mogelijk zijn, welke beperkingen daarbij gelden en onder welke voorwaarden deze voorzieningen worden verstrekt.

– De tweede volzin van artikel 4, tweede lid, ontbrak.

– Het vierde lid van artikel 4 is toegevoegd.

– De inhoud van het zesde lid van artikel 4 was voor de dienstbetrekking met de jongere en de langdurig werkloze apart geregeld in artikel 11, tweede lid, en artikel 13, vierde lid, en luidde (in de formulering voor de dienstbetrekking met de jongere):

2. Indien de jongere de aangeboden werkzaamheden weigert te verrichten is de gemeente geheel of gedeeltelijk geen loon verschuldigd.

– In de inhoud van onderdeel a van het zevende lid van artikel 4 was voor de dienstbetrekking met de jongere en langdurig werkloze in gelijkluidende bewoordingen apart geregeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, en in artikel 13, derde lid.

Onderdeel b van dit zevende lid is toegevoegd.

– In het derde lid van artikel 5 werd verwezen naar regeling bij ministeriële regeling in plaats van regeling bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

– In artikel 6, eerste lid, onderdeel a, ontbrak de zinsnede: blijkens een schriftelijke verklaring van de inlener.

– Het derde lid van artikel 6 ontbrak.

– De eerste volzin van artikel 8 luidde:

Het gemeentebestuur kan een rechtspersoon aanwijzen die overeenkomstig de aanwijzing wordt ingeschakeld bij de uitvoering van deze wet.

– Artikel 11 had een tweede lid, dat verplaatst is naar het zesde lid van artikel 4; in de aanhef van (het toen eerste lid van) dit artikel ontbrak: «en artikel 4, zevende lid, ».

– Artikel 12, eerste lid, luidde:

1. Langdurig werklozen en uitkeringsgerechtigden in een vergelijkbare positie, die 23 jaar of ouder zijn, komen slechts in aanmerking voor de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 4 en 5, indien de Arbeidsvoorzieningsorganisatie schriftelijk heeft verklaard, dat voor toeleiding naar de arbeidsmarkt intensieve arbeidsinpassingstrajecten noodzakelijk zijn of de afstand tot de arbeidsmarkt onoverbrugbaar is, gelet op de situatie op de arbeidsmarkt en van betrokkene, en slechts de voorzieningen op grond van deze wet aangewezen zijn.

– In het eerste lid van artikel 13 is «de werknemer, bedoeld in artikel 12, eerste lid» vervangen door: «de langdurig werkloze van 23 jaar of ouder».

– Artikel 13 had nog twee leden (het derde en vierde), die zijn verplaatst naar artikel 4.

– Het tweede lid van artikel 14 stond in artikel 15; in dat artikel 15 werd in de aanhef verwezen naar: «overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels». Het derde lid van artikel 14 ontbrak.

– Artikel 15, eerste lid, was artikel 14, tweede lid; de zinsnede in onderdeel b beginnend met: « tenzij daarvan » ontbrak.

– Artikel 15, tweede lid, was artikel 14, vierde lid, waarbij verwezen werd naar regeling bij ministeriële regeling in plaats van die bij algemene maatregel van bestuur.

– Artikel 15, derde lid, was artikel 14, derde lid; de zinsnede beginnend met: «tenzij de gemeente» en eindigend met: «in het arbeidsproces» ontbrak.

– In artikel 16 werd in het opschrift en in de artikelleden het woord vergoeden gebruikt in plaats van verlenen.

– Artikel 17 luidde:

Artikel 17 Verlening subsidie

1. Onze Minister verleent voor 1 oktober van ieder jaar de subsidie, bedoeld in artikel 15, onderdelen b en c, waarop de gemeente het daarop volgende jaar recht heeft, waarbij hij rekening houdt met de vastgestelde subsidie over het voorafgaande jaar.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de verdeling van de subsidie over de gemeenten.

– In het eerste lid van artikel 18 ontbrak het woord «mede».

– In het tweede lid van artikel 18:

* werd bij onderdeel a verwezen naar: artikel 14, tweede en vierde lid;

* luidde onderdeel b: als bedoeld in artikel 14, derde lid, geen arbeid is verricht;

* was in onderdeel c na het gemeentebestuur toegevoegd: of de krachtens artikel 8 aangewezen rechtspersoon: en

* was een onderdeel e opgenomen dat luidde:

e. de subsidie anders is aangewend dan voor de uitvoering van deze wet of de Wet sociale werkvoorziening.

– In de eerste volzin van artikel 20, tweede lid, ontbrak de toevoeging: door dat gemeentebestuur.

– Het tweede lid van artikel 20 was het derde lid van artikel 19.

– Artikel 21, eerste en tweede lid, maakten deel uit van artikel 20 als het derde en vierde lid van dat artikel. Artikel 21 is toegevoegd, waardoor vanaf artikel 21 de artikelen zijn vernummerd.

– Het tweede lid van artikel 23 (was 22) luidde:

2. Indien in het kader van de dienstbetrekking op grond van de Jeugdwerkgarantiewet, zoals die luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, is overeengekomen, dat de jongere scholing volgt, worden deze scholingsuren, voor zover deze meer dan zes per week bedragen, voor de duur van de scholing voor de wekelijkse arbeidsduur van de dienstbetrekking op grond van artikel 9 van deze wet beschouwd als arbeidsuren.

– Artikel 24 (was 23) luidde:

Artikel 23 Overgang uit banenpool

1. De arbeidsovereenkomst met de banenpool, bedoeld in de Rijksbijdrageregeling banenpools, zoals deze regeling luidde tot de datum van inwerkingtreding van deze wet, die op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet bestaat en na die datum voortbestaat, wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als dienstbetrekking op grond van deze wet, die voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, met een wekelijkse arbeidsduur, die gelijk is aan die met de banenpool was overeengekomen, met dien verstande, dat deze dienstbetrekking niet in aanmerking wordt genomen bij de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel a.

2. Indien in het kader van de arbeidsovereenkomst met de banenpool, bedoeld in het eerste lid, is overeengekomen, dat de werknemer scholing volgt, worden deze scholingsuren voor de duur van de scholing voor de wekelijkse arbeidsduur van de dienstbetrekking op grond van deze wet beschouwd als arbeidsuren.

– Onderdeel B van artikel 29 (was 28) luidde:

B

Artikel 26, eerste lid, onderdeel f, wordt vervangen door:

f. mee te werken aan een scholing of opleiding die noodzakelijk wordt geacht voor zijn inschakeling in de arbeid dan wel aan andere aangewezen activiteiten die daarvoor bevorderlijk zijn of beschikbaar te zijn voor de voorzieningen van de Wet inschakeling werkzoekenden.

In de artikelen 32 tot en met 34 (waren 31 tot en met 33) was nog geen rekening gehouden met het voorstel van Wet sociale werkvoorziening (kamerstukken II, 1995/96, 24 787, nr. 2); deze artikelen luidden:

Artikel 31. Wijziging Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Aan artikel 2, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt onder vervanging van de punt door een komma de zinsnede toegevoegd: met uitzondering van de dienstbetrekking, bedoeld in de Wet inschakeling werkzoekenden.

Artikel 32. Wijziging Wet op de loonvorming

Aan artikel 2 van de Wet op de loonvorming wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid is deze wet van toepassing op de dienstbetrekking, bedoeld in de Wet inschakeling werkzoekenden.

Artikel 33. Wijziging Ambtenarenwet

Aan artikel 134 van de Ambtenarenwet wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

3. Het tweede lid is niet van toepassing op de dienstbetrekking, bedoeld in de Wet inschakeling werkzoekenden.

– In artikel 38 (was 37) werd geen melding gemaakt van de intrekking van de Rijksbijdrageregeling banenpools en de tijdelijke subsidieregeling bevordering instroom banenpools en Jeugdwerkgarantiewet.

II. MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

– In paragraaf 2.4 zijn aan het einde van de derde alinea toegevoegd vier volzinnen beginnend met: «Van nieuwe deelnemingen of oprichtingen».

Aan het einde van de vierde alinea is toegevoegd een volzin beginnend met: «Langs deze band kunnen de mogelijke».

– In paragraaf 3.2 luidde de vijfde alinea: «De Wet inschakeling werkzoekenden beoogt deze categoriale benadering van afzonderlijke regelingen voor specifieke doelgroepen te doorbreken en de gemeenten de gelegenheid te bieden voor een integrale benadering van hun aandeel in een activerend arbeidsmarktbeleid dat zich zowel tot uitkeringsgerechtigden, langdurig werklozen als werkloze jongeren uitstrekt. Dat de Wet inschakeling werkzoekenden van toepassing is op de genoemde drie doelgroepen wil overigens niet zeggen dat alle activiteiten zoals die in hoofdstuk 4 worden genoemd in gelijke mate voor deze doelgroepen openstaan. Met name ten aanzien van het verrichten van gesubsidieerde arbeid, dan wel arbeid op een werkervaringsplaats, geldt dat dit is voorbehouden aan deelnemers die in het kader van de categorisering van het werklozenbestand door Arbeidsvoorziening in overleg met gemeenten zijn aangewezen op het gemeentelijk instrumentarium, dan wel behoren tot de doelgroep jongeren.» Dit is vervangen door de tekst beginnend met: «De Wet inschakeling werkzoekenden beoogt» en eindigend met: «gesubsidieerde arbeidsplaats of een werkervaringsplaats.».

– De derde volzin in de tweede alinea van paragraaf 3.2 luidde: «Voor de definitie van werkloze zal in de ministeriële regeling op grond van artikel 1, tweede lid, van de wet worden aangesloten bij de omschrijving krachtens de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen is opgenomen.»

Dit is vervangen door de derde volzin beginnend met: «Voor de vaststelling van de duur».

Aan deze alinea is toegevoegd de laatste volzin beginnend met: «Tevens zal in de ministeriële regeling worden geregeld».

– In paragraaf 3.4 is aan de derde alinea toegevoegd een volzin beginnend met: «Binnen dit gezamenlijk streven».

– Paragraaf 3.6 is nieuw toegevoegd.

– In paragraaf 4.2 is in de tweede alinea na de zesde volzin toegevoegd de tekst beginnend met: «De gemeenten hebben natuurlijk geen» en eindigend met: «zorgtrajecten voor bedoelde categorie jongeren kunnen worden uitgezet.».

– In paragraaf 4.3 luidde de eerste alinea: «De langdurige uitkeringsafhankelijkheid van bepaalde groepen mensen zonder betaald werk is op dit moment een groot probleem. Er dreigt een groep potentiële «blijvers in de bijstand» te ontstaan. Uit onderzoek blijkt dat de langdurige uitkeringsafhankelijkheid samenhangt met onder andere een ontoereikend opleidingsniveau, etnische herkomst en leeftijd. Dit valt vaak samen met een groot aantal sociale problemen waaronder sociale uitsluiting, verschulding en isolement.

Door deelname aan verschillende vormen van activiteiten kunnen sociale uitsluiting en sociaal isolement bestreden worden. Het doel is de bijstandsgerechtigde eventueel op termijn perspectief te bieden op een zelfstandige bestaansvoorziening en zo nodig ook langs andere weg de maatschappelijke participatie te vergroten. Gemeenten kunnen langdurig werklozen stimuleren met behoud van de bijstandsuitkering maatschappelijk nuttige activiteiten verrichten. In dit verband kan gedacht worden aan vrijwilligerswerk, buurtwerk etc.».

Dit is vervangen door de eerste alinea beginnend met: «Met sociale activering wordt gedoeld op».

Aan de tweede alinea zijn drie volzinnen toegevoegd beginnend met: «De bedoeling van deze experimenten is».

– In paragraaf 4.3 is na de tweede alinea vervallen een alinea die luidde: «De regeling heeft een dubbele doelstelling: enerzijds kan hierdoor een proces van toegeleiding naar de arbeidsmarkt worden ingezet. In dit geval gaat het om een voorbereidingsfase als onderdeel van een individueel traject dat gericht is op het zo veel mogelijk verbeteren van de arbeidsmarktkansen van de betrokkene, ook al is dit op langere termijn. Via stage-achtige activiteiten kan deze weer wennen aan arbeidsritme en het werken in teamverband. De nog aanwezige arbeidscapaciteit kan op deze wijze in stand worden gehouden.

Anderzijds kan deelname aan activiteiten met behoud van uitkering bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van sociale uitsluiting van diegene van wie verwacht kan worden dat toeleidingstrajecten in welke vorm dan ook, niet op afzienbare termijn tot uitstroom zullen leiden. Aan de bijstandsgerechtigde worden activiteiten aangeboden die kunnen bijdragen aan een zinvolle invulling van het bestaan en het doorbreken van een sociaal isolement.».

– Aan paragraaf 4.3 is een nieuwe vijfde alinea van vier volzinnen toegevoegd beginnend met: «Overigens kunnen gemeenten de activiteiten».

– In paragraaf 5.3 luidde de eerste en tweede volzin van de negende alinea: «Gezien de expertise van Arbeidsvoorziening op dit terrein, is het niet de bedoeling dat gemeenten zelfstandig bij werkgevers en sectoren acquisitie voor werkervaringsplaatsen gaan plegen. Bovendien is het niet wenselijk dat naast Arbeidsvoorziening nieuwe bemiddelingsstructuren ontstaan die met publieke middelen worden gefinancierd.» Dit is vervangen door de eerste volzin beginnend met: «Gezien de expertise».

– Aan paragraaf 5.3 is een nieuwe dertiende alinea van drie volzinnen toegevoegd beginnend met: «Het instrument werkervaringsplaatsen kan ook worden ingezet».

– In paragraaf 5.5 is een nieuwe zesde alinea toegevoegd beginnend met: «Verdringing JWG. Uit de evaluatie van de Jeugdwerkgarantiewet komt naar voren.» en eindigend met: «budgetvervalsing wordt daarom op de volgende wijze tegengegaan.»

– In de zevende alinea van paragraaf 5.5 in punt 5 is de volgende zinsnede ingevoegd: «en de prijzen voor de met gesubsidieerde arbeid verrichtte diensten en geproduceerde goederen zijn zodanig».

– Aan paragraaf 5.5. is een nieuwe dertiende alinea van vijf volzinnen toegevoegd beginnend met: «De projecten die binnen gemeenten».

– De laatste volzin van de tweeëntwintigste alinea van paragraaf 5.5 luidde: «Wanneer een ondernemer meent dat een ander oneigenlijke concurrentievoordelen heeft in weerwil van de Mededingingswet, dan biedt deze wet in laatste instantie de mogelijkheid dit aanhangig te maken bij de rechter.».

– In paragraaf 6.2 luidde de derde alinea: «Een werkweek van 32 uur kan bijvoorbeeld bezwaarlijk zijn voor een alleenstaande ouder die de zorg heeft voor één of meer jonge kinderen, of voor een persoon met een arbeidshandicap. Ook kan de mogelijkheid van een werkweek van minder dan 32 uur van belang zijn voor Wiw-werknemers die hun dienstbetrekking combineren met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding, die volgens de Arbeidsvoorzieningorganisatie de kansen van de werknemer op de arbeidsmarkt vergroot.

In de JWG was bepaald dat de eerste zes scholingsuren niet in mindering op de arbeidsduur van de JWG-dienstbetrekking konden worden gebracht. Wanneer de scholing meer dan zes uur per week in beslag nam, kon de wekelijkse arbeidsduur worden bekort. In de Wiw worden geen voorschriften voor een verkorting van de arbeidsduur in verband met het volgen van scholing gegeven. Ook hier geldt dat maatwerk moet worden geleverd. De gemeente kan zelf vaststellen welk deel van het met de scholing gemoeide tijdsbeslag op de arbeidsduur van de dienstbetrekking in mindering wordt gebracht. Uitgangspunt dient hierbij te zijn dat de werknemer niet onnodig aanspraak op een aanvullende uitkering maakt, hetgeen kan betekenen dat de scholing geheel of gedeeltelijk in eigen tijd dient te worden gevolgd.

Overigens kan hierdoor de situatie ontstaan dat het aantal arbeidsuren te gering is om een inkomen van ten minste het sociaal minimum te verwerven, zodat een aanvullende uitkering noodzakelijk is. In vergelijking met de JWG betekent dit voor de jongere een inkomensachteruitgang, omdat op basis van de JWG – onder bepaalde voor- waarden – scholingsuren werden doorbetaald. Om deelname aan scholing van jongeren met een Wiw-dienstbetrekking te stimuleren kan de gemeente echter op grond van artikel 3, eerste lid, jongeren een financiële incentive toe te kennen. Deze kan zodanig hoog zijn dat een aanvullende uitkering niet nodig is.» Dit is vervangen door de tekst beginnend met: «Arbeidsduur van minder dan 32 uur De wet laat de mogelijkheid open» en eindigend met: «combinatie met een Wiw-dienstbetrekking kan worden gevolgd.».

– In de zesde alinea van paragraaf 6.2 is na de eerste volzin ingevoegd de tekst beginnend met: «Daarmee wordt afgeweken» en eindigend met: «beleid dat ten grondslag lag aan de banenpoolregeling.».

Aan deze alinea is toegevoegd een volzin beginnend met: «Of dat een dienstbetrekking».

– Aan de elfde alinea van paragraaf 6.2 is toegevoegd een volzin beginnend met: «Voor de overgangsbepaling.».

– In paragraaf 6.3 is aan de derde alinea toegevoegd een volzin beginnend met: «Wanneer een Wiw-werknemer onderwijs of een beroepsopleiding».

– In paragraaf 6.5 luidde de laatste alinea: «Ten einde administratief te kunnen vaststellen of de detacheringsplaats is overeengekomen, dient de gemeente met de inlener een schriftelijke detacheringsovereenkomst af te sluiten waarin ten minste zijn vastgelegd de werkzaamheden onderscheiden naar aard, omvang, plaats en de looptijd van de overeenkomst.

De beschikbaarheid van een dergelijke overeenkomst is ook noodzakelijk om te kunnen vaststellen of en hoe lang een Wiw-werknemer zich in een leegloopsituatie bevindt, d.w.z. een Wiw-dienstbetrekking heeft, maar niet op een detacheringsplaats werkzaam is. Indien de leegloopsituatie langer dan drie maanden duurt heeft dit voor de gemeente namelijk financiële consequenties. Dit geldt zowel voor een jongere als voor een Wiw-werknemer van 23 jaar of ouder, zodat voor beide categorieën werknemers met een inlener een overeenkomst over de detacheringsplaats moet worden afgesloten. De verplichting tot het afsluiten is niet opgenomen in de wettekst, omdat deze uit de wet voortvloeit. Indien een gemeente een Wiw-dienstbetrekking is aangegaan, maar niet kan aantonen dat de werknemer op een detacheringsplaats werkzaam is, dan wordt (na drie maanden leegloop) niet voldaan aan de subsidievoorwaarden. «Dit is vervangen door de tekst beginnend met: «Ten einde administratief te kunnen vaststellen.» en eindigend met: «perspectief biedt op uitstroom uit de Wiw.».

– In hoofdstuk 7 zijn de aantallen en bedragen die oorspronkelijk betrekking hadden op 1997 vervangen door de gegevens voor 1998.

– In paragraaf 7.1 is een nieuwe tweede alinea van vijf volzinnen toegevoegd beginnend met: «Eén van de centrale elementen».

– In paragraaf 7.2 luidde de eerste volzin van de tweede alinea: «De hoogte van het bedrag per arbeidsplaats is zodanig vastgesteld dat het gemiddeld toereikend moet worden geacht voor het realiseren van Wiw-detacheringsplaatsen voor jongeren en van werkervaringsplaatsen.».

– Aan de twaalfde alinea van paragraaf 7.2 is toegevoegd een volzin beginnend met: «Indien op grond van bij de werknemer gelegen».

Een nieuwe zeventiende alinea van drie volzinnen is toegevoegd beginnend met: «De bovenstaande beleidslijn».

– In paragraaf 7.3 zijn aan de laatste alinea drie volzinnen toegevoegd beginnend met: «Het kabinet gaat ervan uit».

– In paragraaf 7.4 is aan de eerste alinea een volzin toegevoegd beginnend met: «Voorts wordt verwezen naar bijlage 2».

– De tekst in de tweede alinea van paragraaf 7.4 (Jongeren) na de vierde volzin luidde: «Voor de jongeren met een Wiw-dienstbetrekking kan alleen het basisbedrag van f 17 000 worden gedeclareerd. Uitgaande van een inleenvergoeding van f 1 000 en van uitvoeringskosten en overige kosten van circa f 3 500, is het basisbedrag toereikend om de gemiddelde kosten voor een dienstbetrekking van een jongere te financieren.» Dit is vervangen door de vier volzinnen beginnend met: «Voor jongeren is naast het basisbedrag».

In de vierde alinea is een nieuwe derde volzin toegevoegd beginnend met: «Bijlage 2, onder III en IIIb».

– Aan paragraaf 7.4 is een nieuwe vijfde alinea toegevoegd beginnend met: «Het normbedrag uit het vaste budget».

In de zesde alinea is een nieuwe vierde volzin toegevoegd beginnend met: «Bijlage 2, onder IV en IVb».

In de zesde alinea zijn een zevende en achtste volzin toegevoegd beginnend met: «De geleidelijke groei».

In de zesde alinea zijn een elfde en twaalfde nieuwe volzin toegevoegd beginnend met: «De berekende inleenvergoeding».

– In paragraaf 8.1 luidde de eerste alinea: «De regeling van het toezicht op de uitvoering van de Wiw sluit aan bij de ontwikkelingen van de bestuurlijke toezichtsverhoudingen. Omdat die ontwikkelingen ook leidend zijn geweest bij de inrichting van het toezicht in het kader van de op 1 januari 1996 in werking getreden Algemene bijstandswet, bestaat een nadrukkelijke verwantschap met de opzet van het in die wet geregelde toezicht. Bedoelde ontwikkelingen accentueren dat de medebewindsconstructie niet alleen inhoudt dat Rijk en gemeenten gezamenlijke beleidsverantwoordelijkheid dragen voor de wet maar ook dat beiden verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de uitvoering daarvan. Het toezicht vindt plaats op twee niveaus, te weten de eerstelijns- en tweedelijnsuitvoeringscontrole.» Dit is vervangen door de eerste alinea beginnend met: «De uitvoering van de Wiw».

– Een zesde alinea van paragraaf 8.1 is vervallen dat luidde: «Waar het Rijk financiële verantwoordelijkheid draagt, geldt het rechtmatigheidsregime van de Comptabiliteitswet. In artikel 22, eerste lid, onderdeel a, en artikel 51, tweede en derde lid, van deze wet is bepaald dat de departementale uitgaven en ontvangsten dienen te voldoen aan de daaraan te stellen eisen van rechtmatigheid en in overeenstemming dienen te zijn met begrotingswetten en overige wettelijke regelingen.».

– Aan de zevende alinea van paragraaf 8.1 is een nieuwe eerste volzin toegevoegd.

Aan deze alinea is toegevoegd een laatste volzin beginnend met: «Voorzover sprake is van».

– Aan paragraaf 8.1 is een nieuwe achtste alinea toegevoegd beginnend met: «Toezicht kan worden omschreven» en eindigend met: «dit ultimum remedium».

– In paragraaf 8.2 luidde in de eerste alinea de laatste volzin: «Voor de vervulling van deze taken is het noodzakelijk te beschikken over voldoende kwantitatieve en kwalitatieve informatie.».

Dit is vervangen door een nieuwe laatste volzin beginnend met: «De minister dient ervoor zorg».

– In de tweede alinea van pragraaf 8.2 is een nieuwe tweede volzin ingevoegd beginnend met: «Het overgaan tot het laten verstrekken».

In de derde alinea is een nieuwe derde volzin ingevoegd beginnend met: «Voor de beleidsinformatie geldt».

In de derde alinea is een nieuwe vijfde volzin ingevoegd beginnend met: «Daarnaast zal het voorkomen».

Aan de derde alinea zijn drie volzinnen toegevoegd beginnend met: «De door de uitvoeringsorganen».

– In paragraaf 8.2 is een laatste alinea toegevoegd beginnend met: «Bij het gegevensverkeer».

– In hoofdstuk 9 luidde de tekst na de eerste volzin in de tweede alinea (Effecten voor de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt): «In de eerste plaats is de verwachting dat het aantal Wiw-dienstbetrekkingen zal toenemen, namelijk van 49 000 in 1997 naar 57 000 in 2000. Deze groei is grotendeels, namelijk voor 5 000 personen, toe te schrijven aan de uitvoering van het amendement van Zijl (kamerstukken II, 1993/94, 23 400 VII, nr. 21) waarmee is beoogd het banenpoolvolume structureel te laten toenemen tot 26 500 deelnemers. In 1997 is het aantal voormalige banenpoolers geraamd op slechts 21 500. Daarnaast is er sprake van een lichte groei in het volume van jongeren dat een saldo is van een extra instroom van jongeren met een Wsw-indicatie en de gewijzigde doelgroepomschrijving».

Dit is vervangen door twee volzinnen beginnend met: «In de eerste plaats is de verwachting.».

– In de zevende alinea van hoofdstuk 9 (Effecten voor de uitvoering) luidde de tekst na de volzin beginnend met «Conform artikel 114 van de Gemeentewet»: «De indruk dient echter te worden vermeden dat de zorgplicht van gemeenten zou inhouden dat iedere werkloze in het kader van de Wiw een traject zou moeten worden aangeboden. Ook is de VNG van oordeel dat de sluitende benadering van jongeren die niet tot het verrichten van arbeid in staat zijn, haar grenzen kent in de capaciteit van betrokken voorzieningen.».

In de zevende alinea zijn na de volzin beginnend met «De VNG steunt de gedachte om de uitstroom te verhogen» twee nieuwe volzinnen toegevoegd beginnend met: «De overige kosten en uitvoeringskosten».

De laatste drie volzinnen van de zevende alinea luidde: «De taken van Arbeidsvoorziening bij het stellen van de indicatie, de sluitende benadering voor jongeren en de uitstroom uit de Wiw dienen helder te zijn omschreven. Daarbij moet ook duidelijk zijn wat tot de basisdienstverlening van Arbeidsvoorziening behoort.

Ook bestaat in verband met uitvoeringsvoorbereidingen een voorkeur voor een latere inwerkingstredingsdatum dan 1 januari 1997.».

– De eerste volzin van de achtste alinea van hoofdstuk 9 luidde: «De wet regelt dat de datum van invoering bij koninklijk besluit wordt vastgesteld (artikel 38). Zonodig kunnen onderdelen op verschillende tijdstippen inwerking treden.».

In de achtste alinea zijn na de eerste volzin vijf nieuwe volzinnen ingevoegd beginnend met: «Daarom bestaat het voornemen».

– De zevende en achtste volzin van de elfde alinea hoofdstuk 9 (Rechtsbescherming) luidde: «Indien een langdurig werkloze niet in aanmerking komt, omdat hij daartoe niet is geïndiceerd door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, zal hij er op kunnen worden aangesproken dat hij onvoldoende tracht ander werk te verrichten of een scholing te volgen. Ook in dat geval kan een maatregel volgen. Het zal vaak gaan om samengestelde beslissingen. Daarom wordt geen apart administratief beroep of beroep op andere rechterlijk college dan de rechtbank in deze wet opgenomen.».

– Bijlagen 1 en 2 zijn nieuw toegevoegd.

Toelichting op de artikelen

– De toelichting op het tweede lid van artikel 1 ontbrak.

– De afsluitende drie volzinnen van de toelichting op artikel 1 beginnend met: «Met langdurig werklozen worden» zijn toegevoegd.

– In de toelichting op artikel 2 zijn de vier volzinnen beginnend met: «De breed geformuleerde zorgplicht» toegevoegd.

– De alinea beginnend met: «In het vierde lid» in de toelichting op artikel 3 was opgenomen in de toelichting op artikel 1 als toelichting op het eerste lid, onderdeel k.

– In de alinea in de toelichting op artikel 3 beginnend met: «De voorzieningen» zijn de volzinnen beginnend met: «Zo staan de experimenten» en eindigend met: «artikel 144 van de Algemene Bijstandswet» toegevoegd.

– Aan de alinea in de toelichting op het tweede lid van artikel 4 zijn de twee volzinnen beginnend met: «De terbeschikkingstelling moet» toegevoegd.

– De toelichting die betrekking heeft op het vierde lid van artikel 4 ontbrak.

– De toelichting op het zesde lid van artikel 4 ontbrak. Elementen zijn overgenomen uit de toelichting op artikel 11 en artikel 13. Het zelfde geldt voor de toelichting op het zevende lid van artikel 4.

– In de toelichting op artikel 5 ontbraken de twee volzinnen beginnend met: «Daarom is onder andere» en wordt in de slotzin nu verwezen naar regeling van aspecten in een algemene maatregel van bestuur in plaats van ministeriële regels.

– In de toelichting op artikel 6 zijn de volzinnen na de eerste twee volzinnen, beginnend met: «Het gemeentebestuur» en eindigend met: «uitmaken van de detacheringsovereenkomst». toegevoegd.

– In de toelichting op onderdeel c van artikel 6 luidde de volzin, die nu begint met: «In ieder geval» : Daarmee wordt dan duidelijk, dat de inlening de instemming van de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging heeft.

– De toelichting op het tweede en derde lid van artikel 6 ontbrak.

– In de toelichting op artikel 7 ontbraken de volzinnen beginnend met: «Het ligt in de rede dat indien» en eindigend met: «ten laste van het Werkfonds».

– Aan de een na laatste volzin van de toelichting op artikel 8 zijn de woorden toegevoegd: «voor de uitvoering van de wet, waaronder de arbeidsvoorwaarden».

– In de toelichting op het tweede lid van artikel 9 ontbraken de twee volzinnen beginnend met: «In de uitvoering zal».

– In de toelichting op artikel 11 ontbrak de volzin, die luidt: «Deze specifieke bepalingen zijn opgenomen in dit artikel.» Door de verplaatsing van een onderdeel naar artikel 4 zijn de volgende zinsneden komen te vervallen: «In de tweede plaats is bepaald dat de jongere een aanbod tot passende arbeid anders dan een Wiw-dienstbetrekking dient te aanvaarden. Bij weigering van een dergelijk aanbod volgt ontslag uit de dienstbetrekking Wiw. Deze passende arbeid kan ook bestaan uit het aanbod van een arbeidsovereenkomst op grond van artikel 5 van deze wet, waarvoor de werkgever subsidie kan verkrijgen. Het zal dan veelal gaan om het aanbod van een werkervaringsplaats» Voorts bevatte het artikel een tweede lid, dat ook verplaatst is naar artikel 4 en als volgt werd toegelicht: «In het tweede lid is bepaald dat de gemeente het loon geheel of gedeeltelijk kan inhouden indien de jongere weigert de aangeboden werkzaamheden te verrichten. Dit kan zowel betrekking hebben op de situatie dat de jongere een bepaalde detacheringsplaats weigert, als op de situatie dat de jongere bepaalde werkzaamheden op die detacheringsplaats weigert uit te voeren. Onder het weigeren van het verrichten van werkzaamheden kan tevens worden verstaan een negatieve werkhouding, zoals regelmatig te laat komen of ongeoorloofd verzuim».

– De derde en volgende volzinnen van de toelichting op artikel 12 tot aan die begint met: «De afstand tot de arbeidsmarkt, waar het hier» luidden: «In dit artikel wordt geregeld, dat in formele zin de Arbeidsvoorzieningsorganisatie moet verklaren dat de afstand tot de arbeidsmarkt zodanig is, dat intensieve arbeidsinpassingstrajecten noodzakelijk zijn en dat voor betrokkene slechts voorzieningen op grond van deze wet aangewezen zijn. De beoordeling van de arbeidsmarktpositie is bij uitstek een deskundigheid van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Daarbij zal worden aangesloten bij de door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie gehanteerde fasering»

– De volzin in de toelichting op artikel 12 beginnend met: «Dit artikel moet immers» ontbrak.

– De tweede en volgende volzinnen van de toelichting van artikel 13 ontbraken. De toelichting, met inbegrip van de toelichting op de artikelleden, die zijn verplaatst naar artikel 4: «Als subsidievoorwaarde geldt daarbij, dat de beloning het minimumloon is (artikel 14, tweede lid, sub b). Na verloop van die twee jaar kan de dienstbetrekking worden aangegaan voor onbepaalde tijd. Dan gelden geen verdere vereisten voor de hoogte van de beloning om voor subsidiëring in aanmerking te komen.

De bepalingen van het derde en vierde lid zijn respectievelijk in paragraaf 6.3 en 6.4 toegelicht. De passende arbeid, die wordt geweigerd kan ook bestaan uit een arbeidsovereenkomst met een werkgever, waarvoor op grond van artikel 5 van deze wet subsidie kan worden verstrekt. Het vierde lid creëert de mogelijkheid tot gedeeltelijk betalen van loon, indien de werknemer weigert werkzaamheden te verrichten. Deze «sanctie»-mogelijkheid sluit niet uit, dat de dienstbetrekking wordt opgezegd op grond van artikel 1639p BW wegens dringende redenen of dat geen loon verschuldigd is, zolang de werknemer geen arbeid verricht.»

– De tweede volzin van de toelichting op artikel 14 ontbrak. De volzinnen beginnend met: «In de algemene maatregel van bestuur» tot aan het einde van deze toelichting ontbraken eveneens.

– De twee volzinnen beginnend met: «Ook een kortere arbeidsduur» in de toelichting op het eerste lid, onderdeel a, van artikel 15 zijn toegevoegd.

De twee volzinnen beginnend met «Wat de werknemer in de eerste twee jaar» in de toelichting van onderdeel b van hetzelfde artikellid zijn eveneens toegevoegd.

– De toelichting op het tweede lid van artikel 15 was de toelichting op het vierde lid van artikel 14 in de oorspronkelijke tekst. De laatste twee volzinnen van deze toelichting luidden: «Omdat de exacte hoogte van deze grens afhankelijk is van de afstemming ten opzichte van andere regelingen voor gesubsidieerde arbeid en met het aanduiden van een percentage van het minimumloon de beoogde grens niet altijd wordt bereikt door de verschillende componenten, die tot het loon behoren, wordt deze beloning nader geregeld in een ministeriële regeling. In de genoemde paragraaf is een indicatie gegeven van waar deze grens zal worden gelegd.» In plaats van de eerste volzin van de daarop volgende alinea luidde de toelichting: « Dit vereiste betekent, dat wel inkomensbestanddelen kunnen worden verstrekt die op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 niet tot het loon voor de loonbelasting behoren. Toeslagen, gratificaties en dergelijke zijn voor deze deelnemers niet toegestaan, voor zover ze wel tot dat loon behoren. Een eventuele onregelmatigheidstoeslag dient te worden gecompenseerd in vrije tijd.» In die zelfde alinea ontbrak de volzin: «De loonruimte tot 120% zal dan ook benut moeten worden voor deze toeslagen.»

– Aan de toelichting op het derde lid van artikel 15 zijn de volzinnen toegevoegd beginnend met: «Indien een werknemer wegens ziekte»

– De volzinnen beginnend met: «Deze algemene maatregel van bestuur bevat» zijn aan de toelichting op artikel 17 toegevoegd.

– In de tweede alinea van de toelichting op artikel 18 ontbrak de volzin beginnend met: «Daarnaast is in verband ».

In de derde alinea van dezelfde toelichting ontbrak de volzin beginnend met: «Een zelfde toets geldt »

– De volzin aan het slot van de toelichting op het tweede lid van artikel 18 ontbrak.

– In de eerste alinea van de toelichting op artikel 20 ontbraken de twee volzinnen beginnend met: «De toezichtstaak van de minister strekt zich niet ».

– De toelichting op het instrument aanwijzing in het tweede lid van artikel 20 luidde na de volzin: «Hiertoe biedt het instrument van de aanwijzing de mogelijkheid.»: « De aanwijzing betreft een toezichtsinstrument om aan gemeenten bindende aanwijzingen te geven met betrekking tot de uitvoering van deze wet. Het gemeentebestuur is dus gehouden overeenkomstig de aanwijzing te handelen. De aanwijzing moet bijdragen aan een efficiënte uitvoering van de toezichthoudende taak. De aanwijzing zal voornamelijk worden toegepast, indien de invulling van de discretionaire bevoegdheden door de lokale overheid niet overeenkomt met het door het Rijk voorgestane beleid, voor zover laatstbedoeld beleid niet is geëxpliciteerd hetzij in regelgeving dan wel op basis van jurisprudentie.

Zoals gebruikelijk voor het opleggen van een aanwijzing zal deze niet worden gegeven dan nadat het gemeentebestuur gelegenheid hebben gehad het gevoerde gemeentelijk beleid mondeling of schriftelijk toe te lichten. Na een dergelijk toelichting wordt het enerzijds mogelijk de aanwijzing zorgvuldig te onderbouwen. Anderzijds draagt het vragen van een toelichting ertoe bij, dat het gemeentebestuur in de gelegenheid wordt gesteld om zijn beleid aan te passen, zodat een aanwijzing achterwege kan blijven.

Bij het geven van een aanwijzing kan de minister niet treden in de besluitvorming in individuele gevallen. Een aanwijzing kan derhalve niet de opdracht tot herziening van een besluit van het gemeentebestuur inhouden.

De aanwijzing kan het karakter hebben van een algemeen verbindend voorschrift, als het tot alle gemeenten is gericht, een beleidsregel of een op een bepaalde gemeente gericht besluit. Afhankelijk van de inhoud staat tegen de aanwijzing bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Indien een gemeente niet overeenkomstig een dergelijke aanwijzing handelt, kan de minister, op grond van artikel 18, tweede lid, de subsidie lager vaststellen.»

– In de eerste volzin van de laatste alinea van toelichting op artikel 20 is «voor een effectief toezicht» toegevoegd.

– In de toelichting op artikel 21 is de volzin beginnend met: «Voor zover daartoe uit oogpunt van efficiency». toegevoegd.

– De laatste volzin van de toelichting op artikel 22 (was 21) is toegevoegd.

– De vierde alinea van de toelichting op artikel 23 (was 22) luidde: «In tegenstelling tot de JWG-dienstbetrekking wordt in de Wiw-dienstbetrekking scholing niet meer aangemerkt als onderdeel van de dienstbetrekking, voor zover dit niet valt onder de verantwoordelijkheid en financiering van de inlener. In het tweede lid is bepaald dat jongeren die direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet een dienstbetrekking JWG hadden, waarvan scholing een onderdeel vormde, deze scholing als onderdeel van de Wiw-dienstbetrekking mogen afronden. Het gaat dan wel om scholing die meer bedraagt dan 6 uren per week.»

– De vijfde alinea van de toelichting op artikel 23 (was 22) bevatte na de volzin eindigend met: «een hogere uitkering.» de volzin, die luidde:

Het is de bevoegdheid van de gemeente om de uitkering van de jongere te verhogen tot maximaal het bedrag dat voor de jongere geldt als wettelijk minimumloon, omgerekend naar 32 uur.

– De eerste alinea van de toelichting op artikel 24 (was 23) luidde na: «ook indien dit 38 uur per week bedraagt.»: « Deze bepaling leidt er tevens toe dat de arbeidsovereenkomst direct voor onbepaalde duur geldt. Als gevolg daarvan worden geen beperkingen meer gesteld aan de hoogte van het loon. Immers het vereiste van betaling van het minimumloon geldt alleen voor dienstbetrekkingen, die op grond van artikel 13, eerste lid, voor bepaalde tijd en wel voor de duur van 2 jaar worden aangegaan. Om de uitvoering van de Wiw niet nodeloos te verzwaren met overgangsbepalingen is er van afgezien een nadere bepaling op te nemen voor de overgang van de werknemers die gedurende een periode van korter dan twee jaar een dienstbetrekking ingevolge de Rijksbijdrageregeling banenpools hadden. Het gaat hierbij om een relatief gering aantal werknemers die een aparte overgangsregeling onvoldoende rechtvaardigen.»

– De laatste alinea van de toelichting op artikel 24 (was 23) luidde na de volzin «Hierbij loopt de dienstbetrekking van de deelnemer gewoon door.» : « Gelet op de vormgeving van de Wiw is deze bepaling in deze wet niet meer nodig. De gemeente heeft voldoende ruimte om hierin een eigen beleid te ontwikkelen.

Om echter te voorkomen dat door de invoering van de Wiw de reeds gestarte uitstroomtrajecten worden gefrustreerd is in het tweede lid bepaald dat deze trajecten in het kader van de Wiw-dienstbetrekking kunnen worden afgerond.»

– In de toelichting op artikel 25 (was 24) luidden de twee laatste volzinnen: « Naast de Rijksbijdrageregeling banenpools zullen andere subsidieregelingen in samenhang daarmee, zoals de tijdelijke subsidieregeling bevordering uitstroom banenpools en Jeugdwerkgarantiewet bij de inwerkingtreding van deze wet worden ingetrokken of aan deze wet worden aangepast. Ingeval van intrekking wordt met dit artikel duidelijk, dat op de besluiten, genomen op grond van die regelingen het oude recht van toepassing blijft.»

Naar boven