B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 8 november
1996 en het nader rapport d.d. 19 november, aangeboden aan de Koningin door
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de
Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 24 oktober 1996, no. 96.005268, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet
met memorie van toelichting tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet
en de Algemene nabestaandenwet en enige andere wetten (aanpassing in verband
met gebleken knelpunten en onbillijkheden).
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 oktober
1996, nr. 96.005268, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 8 november 1996, nr. W12.96.0490, bied ik U hierbij
aan.
Het advies van de Raad van State geeft mij aanleiding tot de volgende
opmerkingen.
1. In artikel IV, onderdeel C, van het wetsvoorstel is voorzien in de
anticumulatie van een tijdelijke weduwenuitkering met een arbeidsongeschiktheidsuitkering
op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet door de aanvulling van
artikel 69, eerste lid, van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Deze anticumulatieregeling
zal volgens het voorstel met terugwerkende kracht op 1 juli 1996 in werking
treden. De Raad van State merkt op dat sedert 1 juli 1996 reeds uitkeringen
kunnen zijn gedaan, die na de inwerkingtreding van de regeling tot terugvordering
aanleiding gaan geven. De Raad is van oordeel dat de invoering van bezwarende
regelingen met terugwerkende kracht moet worden vermeden tenzij daartoe zeer
zwaarwegende redenen nopen. Uit de toelichting blijkt van dergelijke redenen
niet. Het college adviseert de inwerkingtreding van artikel IV, onderdeel
C, van het voorstel te heroverwegen.
1. Conform het advies van de Raad is de inwerkingtredingsbepaling van
artikel IV, onderdeel C, gewijzigd.
2. De in artikel IV, onderdeel E, voorgestelde aanvulling van artikel
71 Anw zou naar het oordeel van de Raad, mede uit een oogpunt van kenbaarheid,
in het Inkomens- en samenloopbesluit Anw een plaats dienen te vinden. Artikel
20 Anw vormt voor de opneming van deze regeling in het besluit een toereikende
basis. De Raad adviseert artikel IV, onderdeel E, van het voorstel te heroverwegen.
2. In artikel IV, onderdeel E, wordt bepaald dat een nadeel dat voortvloeit
uit de toepassing van het Inkomens- en samenloopbesluit Anw voor de categorie
wezen met ook een buitenlandse uitkering, pas met ingang van 1 januari 1998
daadwerkelijk optreedt. De reden om deze aanvulling bij artikel 71 Anw te
plaatsen in plaats van in het Inkomens- en samenloopbesluit Anw is dat dit
onderwerp onderdeel uitmaakt van de overgangsregels. Alle bepalingen die te
maken hebben met de overgang van AWW naar Anw, staan in hoofdstuk 8 Overgangsbepalingen.
Artikel 71 heeft specifiek betrekking op wezen die een wezenuitkering hadden
op grond van de AWW en beschrijft enige bijzondere condities waaronder deze
overgang plaatsvindt. De gevolgen van toepassing van het Inkomens- en samenloopbesluit
Anw voor wezen met ook een buitenlandse wezenuitkering, kunnen daarom beter
in dit artikel 71 geregeld worden, dan in het Inkomensen samenloopbesluit
Anw. Op deze manier staan alle overgangsbepalingen bij elkaar, wat de kenbaarheid
ten goede komt. Om deze reden is het advies van de Raad op dit punt niet overgenomen.
3. Voor enkele redactionele kanttekeningen verwijst het college naar de
bij het advies behorende bijlage.
3. De redactionele kanttekeningen zijn verwerkt.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State,
W. Scholten
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
F. H. G. de Grave
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 8 november 1996,
no. W12.96.0490, met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging
geeft
– In artikel IV, onderdeel E, de daarin vermelde lidaanduiding «3»
van artikel 71, vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet (Anw) wijzigen
in: 4.
– In de toelichting op artikel IV, onderdeel B, verduidelijken welke
groepen studerende kinderen die in aanmerking dienen te komen voor een wezenuitkering
niet genoemd blijken te zijn in artikel 26 Anw.