25 116
Samenvoeging van de gemeenten Boekel, Uden en Veghel

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 16 april 1997

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling genoegzaam voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige voorstel. Zij beschouwen het in de kern als een gemeentelijke herindeling van onderop, dat wil zeggen als een voorstel dat in bestuurlijke zin door de drie betrokken gemeenten wordt ondersteund, terwijl de provincie Noord-Brabant en de regering zich daarbij kunnen aansluiten.

Dat neemt niet weg dat die steun in een aantal opzichten met hangen en wurgen is gegeven en dat in de betrokken gemeenten een aantal onderdelen van het voorstel toch behoorlijk omstreden is geraakt.

Deze leden zien het voorstel tevens als een min of meer voor de hand liggend vervolg van de regiogewijze gemeentelijke herindeling die in noordoostelijk Noord-Brabant heeft plaatsgevonden. Zij hebben in het debat van juni 1993 aangegeven dat zij een samenvoeging van Erp met de centrumgemeente Veghel van iets meer betekenis vonden dan de voorgestelde fusie van Erp met Boekel en daarom konden berusten in het zelfstandig voortbestaan van Boekel, ook al omdat het desbetreffende herindelingsplan in algemene zin een tamelijk kleinschalig karakter had, waarin Boekel als het ware niet uit de toon viel.

Deze leden hebben indertijd tevens aangegeven dat wat hen betreft Boekel zou kunnen worden betrokken bij de gemeentelijke herindeling van de aangrenzende buurgemeente Gemert.

Graag stellen de leden van de PvdA-fractie de volgende vragen aan de regering.

Kan worden toegelicht waarom ervan is afgezien een combinatie Boekel/Gemert tot stand te brengen? Is zo'n variant überhaupt overwogen?

Heeft de gemeente Boekel een poging gewaagd om deze variant te realiseren tijdens de voorbereiding van de regiogewijze gemeentelijke herindeling waarbij Gemert was betrokken, en zo ja, waarom en wanneer zijn deze pogingen gestaakt?

Welke activiteiten zijn door de betrokken gemeenten ondernomen om hun inwoners te informeren over de (mogelijke) fusie en welke mogelijkheden zijn geboden om daarover richting gemeenteraden een opvatting te geven?

Hoe beoordeelt de regering de inspanning die door de gemeenten op dit vlak zijn verricht?

Kan nauwgezet worden weergegeven op welke data de betrokken gemeenteraden en/of raadscommissies zich over de eventuele samenvoeging hebben uitgesproken en om wat voor «soort» besluit het daarbij ging?

Welke personen, organisaties en instellingen hebben wel ingesproken op de hoorzitting van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer d.d. 21 maart 1997, maar hebben verstek laten gaan bij de inspraakronde van de statencommissie voor bestuurlijke en financiële organisatie van provinciale staten van Noord-Brabant d.d. 29 maart 1996?

Is naar het oordeel van de regering de standpuntbepaling van de betrokken gemeenteraden zorgvuldig verlopen en kan met name worden ingegaan op het veelgehoorde grief dat de gemeenten slechts zes weken de tijd hebben gekregen van de provincie om een verzoek in te dienen waarvan er ook nog eens twee in de zomervakantie vielen?

Welke eisen of nadere eisen zijn door de VVD-fractie in de gemeenteraad van Uden gesteld en kan op elk van deze eisen een reactie worden geven?

Kan een reactie worden gegeven op de bezwaren die tijdens de hoorzitting van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer zijn ingebracht, namelijk dat de gemeenteraad moest kiezen «met de rug tegen de muur» of «met de geweerloop van GS in de rug»?

Is de voorbereidingstijd voor de beoogde fusie van de drie gemeenten voldoende? Welke maatregelen zijn al getroffen om de fusie voor te bereiden? Hanteren de gemeenten hiervoor een tijdschema (of in elk geval een planning van te zetten stappen)?

Welk inzicht bestaat over de mogelijke ontwikkeling van de gemeentelijke lasten na de fusie ten opzichte van de bestaande situatie in Boekel?

Is volgens de regering alleen in formeel of ook in materieel opzicht sprake van een vrijwillige fusie en waarop is dat oordeel gebaseerd?

Kan beknopt worden aangegeven welke gedachten de afgelopen 20 jaar hebben bestaan met betrekking tot een samenvoeging van in elk geval Uden en Veghel en waarom eerdere initiatieven nimmer tot een concreet voorstel hebben geleid?

De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Boekel, Uden en Veghel. Weliswaar, zo constateren deze leden, volgt de regering met het voorliggende wetsvoorstel de ontwerpregeling zoals die door provinciale staten van Noord-Brabant is vastgesteld, maar uitgaande van de knelpuntenbenadering zoals de CDA-fractie die normaliter hanteert voor het beoordelen van herindelingsvoorstellen ligt het voor deze leden niet bij voorbaat voor de hand om te komen tot een nieuwe gemeente die meer dan 80 000 inwoners zal gaan omvatten. Uitgaande van de knelpuntenbenadering is naar de mening van de leden van de CDA-fractie een zelfstandig voortbestaan van de afzonderlijke gemeenten Uden, Veghel en Boekel zeer wel te verdedigen. Gelet op de summiere toelichting van de regering in de memorie van toelichting willen deze leden dan ook een nadere onderbouwing met betrekking tot de wenselijkheid van de beoogde samenvoeging.

De regering heeft in het recente verleden steeds benadrukt dat er een eigen verantwoordelijkheid is van de wetgever en de mede-wetgever ten aanzien van voorstellen met betrekking tot gemeentelijke herindeling. Dit vraagt naar de mening van de leden van de CDA-fractie dan ook om een zelfstandige argumentatie van de regering met betrekking tot het voorstel, hetgeen zij in de sumiere memorie van toelichting niet hebben kunnen ontdekken. Gelet op de – door het «Groningse onderzoek» van prof. Herweijer geschetste – mogelijke negatieve consequenties van gemeentelijke herindeling op het gebied van een vergroting van de afstand burger–bestuur, de opkomst van «dorpisme», afname van politieke participatie en dergelijke, menen deze leden dat er niet klakkeloos ingestemd kan worden met de vorming van een nieuwe gemeente van meer dan 80 000 inwoners. Een marginale toetsing van de wetgever houdt naar de mening van deze leden niet in dat er geen inhoudelijke beoordeling van het voorstel zou mogen plaatsvinden. Dat geldt naar hun mening eveneens voor initiatieven die door gemeenten zélf worden genomen. Vandaar dat zij eraan hechten een nadere argumentatie van de regering te vernemen.

Bij de centrale gemeenten Uden en Veghel, zo is uit de behandeling van het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling Noordoost Brabant gebleken, zijn geen knelpunten die een volwaardig functioneren in de weg zouden staan. De leden van de CDA-fractie zijn ervan overtuigd dat zowel Uden als Veghel in staat moeten worden geacht hun functie voor het gebied waar te maken. Ook zijn de leden van de CDA-fractie niet op voorhand overtuigd van juridisch-bestuurlijke knelpunten bij de gemeente Boekel, die een zelfstandig voortbestaan van deze gemeente onmogelijk zouden maken.

De regering, zo constateren de leden van de CDA-fractie, meent in navolging van de provincie dat «de complementariteit van de gemeenten in allerlei opzicht een meerwaarde biedt». De leden van de CDA-fractie menen echter dat een nadere reactie van de regering gewenst is op de bestuurbaarheid van de nieuw te vormen gemeente, bestaande uit dertien kernen, welke voortkomen uit tot voor kort vier zelfstandige gemeenten.

De voornaamste reden om in te stemmen met een samenvoeging van de drie gemeenten is, zo blijkt uit de memorie van toelichting en de provinciale behandeling, gelegen in het feit dat de drie gemeenten zélf deze samenvoeging hebben nagestreefd, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Op zich hebben ook de leden van de CDA-fractie in het verleden initiatieven van onderop in het algemeen welwillend en positief benaderd. Bij de beoordeling van initiatieven tot «vrijwillige» samenvoeging is het naar de mening van deze leden wél van belang dat dergelijke initiatieven op eigenlijke gronden zijn ontstaan en niet alleen als vlucht naar voren moeten worden gekenschetst. Als het initiatief een gekunstelde samenvoeging oplevert, is naar de mening van de leden van de CDA-fractie een kritische beoordeling gewenst. Weliswaar realiseren de leden van de CDA-fractie zich dat bij gemeenten als Uden en Veghel, waar op geen enkele wijze een gevaar voor de eigen zelfstandigheid in het verschiet lag, er sprake is van een vrijwillig genoemen raadsbesluit terzake, maar deze leden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat er bij de gemeente Boekel in genen dele sprake is van een vrijwillige keuze tot samengaan. In dit verband verwijzen zij naar uitspraken van onder andere de burgemeester van Boekel tijdens de hoorzitting van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer op vrijdag 21 maart jl., waar termen als «zogenaamde vrijwilligheid», «gedwongen samenvoeging, met de rug tegen de muur», «met de geweerloop in de rug» en «met het mes op de keel» nadrukkelijk onder de aandacht van de leden van de vaste kamercommissie werden gebracht. Hoe beoordeelt de regering, zo vragen de leden van de CDA-fractie, deze kwalificaties?

Meent de regering daarnaast dat er in het algemeen bij vrijwillige samenvoeging draagvlak aanwezig behoort te zijn? De leden van de CDA-fractie stellen de laatste vraag met name ook in verband met het standpunt van gedeputeerde staten, zoals dat geformuleerd is 15 augustus 1995, waarin zij meedelen bereid te zijn loyaal mee te werken aan vrijwillige initiatieven tot samenvoeging, indien alle betrokken gemeentebesturen dit de beste oplossing vinden en er voldoende draagvlak voor zo'n voorstel bestaat in de gemeenteraden. Naar de mening van deze leden dringt zich de vraag op of het draagvlak niet ook aanwezig dient te zijn in de betreffende gemeenten. Gelet op de vele reacties uit de betrokken gemeenten menen de leden van de CDA-fractie dat het onduidelijk is of er in de betreffende gemeenten daadwerkelijk voldoende draagvlak aanwezig is. Kan de regering hier nader op ingaan, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie zouden eveneens een beoordeling door de regering van de gevolgde procedure, met inbegrip van het gevolgde tijdpad in de besluitvorming, willen verkrijgen.

De leden van de CDA-fractie hebben weliswaar kennisgenomen van de argumenten van de meerderheid van de gemeenteraden in de betreffende gemeenten, dat zij opteren voor een samenvoeging in verband met de noodzaak te komen tot een versterking van de concurrentiepositie van de regio. Ook zijn zij gevoelig voor de gedachte dat de huidige economische positie in de regio kwetsbaar is, aangezien een deel van de huidige welvaart met name gerealiseerd is door en afhankelijk is van de intensieve veehouderij, die op dit moment zwaar onder druk staat.

Een regionale benadering met daarin aandacht voor een efficiënt gebruik van de grond, een versterking van de werkgelegenheidsfunctie en een verbetering van het vestigingsklimaat voor bedrijven en bovengemeentelijke instellingen is derhalve ook naar de mening van de leden van de CDA-fractie voor de ontwikkeling van de regio van belang.

De leden van de CDA-fractie menen echter in het algemeen dat een dergelijke regionale benadering niet alleen te bewerkstelligen is door middel van de samenvoeging van de afzonderlijke gemeenten, maar eveneens door bepaalde vormen van samenwerking en afstemming tussen de afzonderlijke gemeenten.

De aan het woord zijnde leden vragen welke meerwaarde de regering ziet voor de regionale ontwikkeling in de regio Uden-Veghel en Boekel in samenvoeging boven een verbeterde samenwerking en afstemming.

De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Enerzijds onderkennen ook zij de waarde van vrijwillige initiatieven van gemeenten om tot herindeling te komen, zeker als ook het betrokken provinciaal bestuur het voorstel overneemt. Ook onderkennen zij de validiteit van een aantal door de betreffende gemeentebesturen gehanteerde argumenten.

Anderzijds wordt hier voorgesteld de beide gemeenten Uden en Veghel samen te voegen, terwijl beide gemeenten, voor zover deze leden kunnen overzien, ieder afzonderlijk weinig tot geen bestuurlijke knelpunten kennen.

In de toelichting op dit wetsvoorstel ontbreekt een eigen inhoudelijke argumentatie. Zou die alsnog kunnen worden gegeven?

Zou eveneens een nadere toelichting gegeven kunnen worden op de volgende passage op blz. 2 van de memorie van toelichting: «Het doet mij genoegen dat de drie gemeenten zelf deze samenvoeging hebben nagestreefd...», toegespitst op de politiek/bestuurlijke wilsvorming van de gemeente Boekel? Waarom wordt nu voorgesteld de gemeente Boekel op te heffen, terwijl bij de behandeling van de herindelingsvoorstellen voor Noordoost Brabant in 1993 bijvoorbeeld de toenmalige woordvoerder van de PvdA-fractie nog stelde dat Boekel zelfstandig kon blijven?

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze herindeling is in twee opzichten bijzonder: zij bouwt voort op die in Noordoost Brabant, waarover op 2 juni 1993 in de Tweede Kamer is gedebatteerd en die nog enkele «losse einden» te zien gaf, én zij is resultante van een proces van samenwerking en meer in het bijzonder een daartoe strekkend verzoek door de drie betrokken gemeenten. Deze drie hebben immers een zogenaamde vrijwillige fusie geëntameerd, die door provincie en regering is gehonoreerd. De leden van de D66-fractie laten dit aspect zwaar wegen in hun beoordeling van deze herindeling, hoewel daarbij wel drie fundamentele kanttekeningen te plaatsen zijn.

In de eerste plaats is de herindeling bijzonder grootschalig, en gaat in die zin het landelijk beleidskader gemeentelijke herindeling van september 1995 ruim te boven.

In de tweede plaats zijn bij het draagvlak onder de bevolking vraagtekens te plaatsen; deze operatie heeft een nogal bestuurlijk-technocratisch karakter.

In de derde plaats bestaat door de vorming van een zeer grote gemeente met maar liefst 80 000 inwoners in Noordoost Brabant het risico van verstoring van het evenwicht ten opzichte van de andere, aangrenzende grotere centrumgemeenten zoals Oss.

De leden van de D66-fractie zouden het op prijs stellen commentaar van de regering te vernemen op elk van deze drie punten.

Ter uitwerking van bovenstaande dient nog het volgende.

De indruk bestaat dat voorafgaande aan de raadsvergadering van 28 september 1995 in Uden geen inspraakmogelijkheid is geweest voor de burgers van Uden, met inbegrip van de normaal gebruikelijke commissievergadering. Is die indruk juist? Hoe lag dit bij de andere partners? Kan de regering nauwkeurig aangeven welke inspanningen zijn verricht door de betrokken gemeenten om een draagvlak voor de fusie te verkrijgen? Op welke tijdstippen zijn welk soort besluiten door de drie gemeenten genomen? Zijn de genomen tijdsruimtes wel voldoende geweest en was met name de bij de hoorzitting op 21 maart jl. genoemde periode van 6 weken voor het indienen van een fusieverzoek bij de provincie niet erg kort? Is de regering van oordeel dat dit een afdoende inspraak en consultatie is geweest, enerzijds conform de Wet ARHI, anderzijds in algemeen wenselijke bestuurlijke zin? Is het afwijzen van een referendum in Uden achteraf gezien niet te betreuren? Is het juist dat bij een (particuliere) enquête 94% van de burgers in Uden zich tegen de samenvoeging heeft uitgesproken? Hoe is de informatievoorziening naar de burgers toe verlopen? Beoordeelt de regering een stemverhouding van 15 vóór, 10 tegen in de Udense Raad als een voldoende politiek draagvlak?

Over de samenvoeging zelf leven bij leden van de fractie van D66 de volgende vragen. Is de variant Boekel/Gemert in de gang van het herindelingsvoorstel «West, Midden en Zuidoost Brabant» ooit overwogen? Wat pleit eigenlijk tegen zo'n variant? Hoe beoordeelt de regering overigens de wens tot samenvoeging van de drie gemeenten in het licht van de niet altijd zeer vlotte pogingen tot samenwerking tussen met name Uden en Veghel sinds 1991? Is deze fusie-variant in het verdere verleden ooit overwogen? Hoe beoordeelt de regering de nu door de VVD-fractie in Uden geopperde variant van uitstel van de invoering? Deelt de regering de mening van de leden van de fractie van D66 dat het in het algemeen wenselijk is de invoering van het besluit zo snel mogelijk op het nemen van het besluit door de Staten-Generaal te laten volgen? Is de positie van de VVD overigens niet een indicatie van verminderd draagvlak in Uden?

Wat is naar het oordeel van de regering nu de meerwaarde van de fusie, bovenop de oplossing van het reële probleem van het «overschieten» van Boekel ná de afgeronde overige herindelingen? Sluit zij zich terzake voor 100% bij de provincie aan? Ligt de meerwaarde wellicht vooral in een gecombineerde economische trekkersfunctie en een beter gecoördineerd ruimtelijk beleid in het gebied Uden-Veghel-Boekel? Had de provincie deze doelstellingen niet zelf kunnen realiseren? Kan de regering schetsen welke ruimtelijke gevolgen voort zullen vloeien uit de vorming van deze gemeente voor het ruimtelijk beleid in dit deel van Brabant, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Is de regering van oordeel dat de herindeling van Brabant met dit wetsvoorstel en de andere voorstellen over Stramproy, Vierlingsbeek, Boxmeer en Weert/Stramproy nu «af» is of zijn er toch nog andere «losse einden» in Oostelijk Brabant, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel en de bijbehorende toelichting. Zij stellen vast dat het wetsvoorstel tot stand is gekomen mede naar aanleiding van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van het noordoostelijk deel van de provincie Noord-Brabant.

Allereerst merken de leden van de SGP-fractie op dat zij op basis van de nu voorliggende stukken vooralsnog niet kunnen concluderen dat een zelfstandig voortbestaan van de gemeente Boekel onmogelijk is. Zij vinden het dan ook een gemis dat in de memorie van toelichting zondermeer is uitgegaan van de opheffing van de gemeente en dat geen enkele aandacht is besteed aan de concrete knelpunten die aanleiding zouden kunnen zijn tot opheffing ervan. Zij zien graag alsnog een analyse van de knelpunten tegemoet.

Zelfs indien zij uitgaan van de veronderstelling dat de gemeente Boekel niet zelfstandig kan blijven voortbestaan, hebben de leden van de SGP-fractie nog enkele vragen ten aanzien van de gekozen constructie. Zo vragen zij waarom de regering het, in navolging van de provinciale ontwerpregeling, noodzakelijk oordeelt om een grootschaliger herindelingsvoorstel voor de gemeente Boekel te doen dan voor de gewenst geachte versterking van de positie van die gemeente noodzakelijk is. Waarom is niet volstaan met een samenvoeging van Boekel met Uden, de gemeente waarmee de meeste functionele relaties bestaan; met andere woorden, wat is de meerwaarde van een samenvoeging van drie gemeenten boven een beperkter samenvoeging, zo vragen zij.

De leden van de GPV-fractie hebben met enige bevreemding kennis genomen van het voorstel tot samenvoeging van de gemeenten Boekel, Uden en Veghel. Deze leden vinden de inhoudelijke argumentatie voor deze grootschalige gemeentelijke herindeling zeer mager. Ook hebben zij de indruk, dat op de zorgvuldigheid en openheid van het besluitvormingsproces in gemeenteraden en de provinciale staten het nodige valt af te dingen.

Zo begrijpen deze leden, dat de burgers in de gemeente Uden in het geheel geen inspraakmogelijkheid hebben gehad, alvorens de raad van deze gemeente besloot in te stemmen met het voorliggende herindelingsvoorstel. Ook begrijpen deze leden dat de inwoners van Veghel en Uden zich door middel van enquêtes in meerderheid hebben uitgesproken tegen het herindelingsvoorstel. De gang van zaken geeft de leden van de GPV-fractie de stellige indruk dat, na indiening van het verzoek tot vrijwillige samenvoeging van Boekel, Uden en Veghel bij provinciale staten, het besluitvormingsproces onder een aanzienlijke tijdsdruk is komen te staan vanwege de voorwaarde van gedeputeerde staten, dat de betrokken gemeenteraden voor 1 oktober 1996 met de samenvoeging zouden moeten instemmen. Is dit inderdaad het geval geweest, en zo ja, kan dan nog wel worden gesproken van een zorgvuldige besluitvormingsprocedure met voldoende gelegenheid voor betrokkenen om hun zienswijze ten aanzien van het voorstel naar voren te brengen? Zijn voor zover bekend, procedurefouten gemaakt? Is de snelheid waarmee de besluitvorming is verlopen mede ingegeven door het feit, dat alleen op die manier geprofiteerd zal kunnen worden van de huidige verfijningsregeling voor gemeentelijke herindeling?

De leden van de GPV-fractie hebben de indruk dat alternatieve voorstellen, zoals de samenvoeging van Boekel met Uden en een zelfstandig voortbestaan van Veghel, onvoldoende in de besluitvorming zijn betrokken. Klaarblijkelijk is de bereikte overeenstemming tussen de betrokken gemeenten voor zowel provinciale staten als voor de regering doorslaggevend geweest om steun te geven aan dit herindelingsvoorstel. De leden van GPV-fractie vinden de consensus tussen de gemeentebesturen echter niet doorslaggevend. Deze leden vragen waarom de regering heeft afgezien van de variant als hiervoor door deze leden is genoemd en daarbij de voor- en nadelen aan te geven die deze variant heeft ten opzichte van het uiteindelijke herindelingsvoorstel. Zal niet sprake zijn van een «onbalans» tussen de nieuw te vormen gemeente en de omliggende gemeenten als het gaat om grondgebied en aantallen inwoners? Welke (inhoudelijke) argumenten zijn voor gedeputeerde en provinciale staten uiteindelijk doorslaggevend geweest om het herindelingsvoorstel te steunen?

De leden van de GPV-fractie hebben niet de indruk gekregen, dat een zelfstandig voortbestaan van de gemeenten Uden en Veghel een adequate en kwalitatief goede uitvoering van gemeentelijke taken zou kunnen frustreren. Nu de regering wel voor samenvoeging van beide gemeenten kiest, vragen deze leden of die beslissing vanuit dit gezichtspunt nader kan worden gemotiveerd en of sprake is van bestuurlijke knelpunten die nu of in de toekomst samenvoeging van de gemeenten onontkoombaar maakt.

De leden van de GPV-fractie vragen of er, gelet op woningbouwtaakstellingen en voorgenomen aanleg van infrastructuur en bedrijfsterreinen, aanleiding bestaat de drie gemeenten samen te voegen. Het antwoord op die vraag achten deze leden van belang om te kunnen nagaan in hoeverre de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende decennia noodzaken tot het samen gaan van Uden en Veghel.

De leden van de SP-fractie vinden dat ook bij een vrijwillige samenvoeging draagvlak onder de bevolking van belang is.

Maar de bevolking van de drie gemeenten is op geen enkele manier geraadpleegd door de gemeentebesturen, ondanks verzoeken daartoe van sommige raadsfracties. Deze leden zijn van mening dat het draagvlak onder de bevolking gepeild had moeten worden, alvorens tot voorstellen tot vrijwillige samenvoeging te komen.

Burgers hebben geen kans gehad om zich over de voorstellen tot samenvoeging uit te spreken. Inmiddels blijkt uit reacties en protestacties vanuit de bevolking dat veel inwoners tegen de herindeling zijn.

De leden van de SP-fractie betwijfelen dat wat betreft de gemeente Boekel van vrijwilligheid gesproken kan worden.

Tijdens de hoorzitting van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken is door de burgemeester van Boekel duidelijk naar voren gebracht dat de gemeenteraad van Boekel ronduit vóór behoud van zelfstandigheid is. Door de gang van zaken bij de provincie voelde de raad van Boekel zich gedwongen zich uit te spreken voor een samenvoeging met Uden en Veghel, liever dan een verplichte samenvoeging met Uden alleen.

De leden van de SP-fractie zien concrete argumenten voor deze herindeling. Er zijn geen knelpunten te noemen, die een dergelijk de grootschalige samenvoeging rechtvaardigen. Uden en Veghel zijn ieder groot genoeg om zelfstandig te functioneren en de gemeente Boekel is ook overtuigd van het vermogen goed zelfstandig te kunnen functioneren.

2. Inhoud van het voorstel

Kunnen (uitputtend) de voor- en nadelen worden opgesomd van het samenvoegen van de kern rond Huize Padua bij Gemert in plaats van bij Boekel-Uden-Veghel?

Welk financieel belang is voor Gemert gemoeid met een eventuele overgang van Huize Padua naar deze gemeente, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

In het wetsvoorstel wordt geen grenscorrectie voorgesteld om Huize Padua toe te voegen aan de gemeente Gemert. In de toelichting op het wetsvoorstel wordt gesuggereerd dat Huize Padua op historische gronden bij Boekel en niet bij Gemert hoort. Zou daar een nadere toelichting op gegeven kunnen worden, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Waarom, zo vragen de leden van die fractie voorts, kwam de commissie-Schampers in 1989 tot de conclusie dat er sprake is van een sociaal geografisch knelpunt met betrekking tot de woonkern Huize Padua, op grond waarvan tot een grenscorrectie besloten zou moeten worden. Wordt onderkend dat er sprake is van een knelpunt? Zo ja, waarom is nu dan afgezien van een voorstel tot grenscorrectie? Kan nadere informatie worden verstrekt over de financiële gevolgen van een eventuele grenscorrectie.

De leden van de fractie van D66 zijn zeer geïnteresseerd in de uitwerking van het stellige oordeel van de regering dat overgang van het gebied van Huize Padua van Boekel naar Gemert, gezien de naadloze overgang van Huize Padua in Handel, gemeente Gemert, niet voor de hand ligt. In een Kamerdebat van juni 1996 (Handelingen II 1995/1996, blz. 5725) over de herindeling Brabant en in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel gaf de regering daarvoor vooral – overigens interessante – historische argumenten, maar wat zijn nu de harde redenen om dit kleine gebied dat zo op Gemert is georiënteerd niet naar Gemert over te laten gaan? Kan de regering een oordeel geven over de zorginhoudelijke redenen die worden aangevoerd om het psychiatrisch ziekenhuis Padua bij Boekel te houden? Welke financiële aspecten zijn in het geding? Is de regering op de hoogte van het feit dat 57% van de bewoners de overgang naar Gemert steunt?

Hoewel de leden van de SGP-fractie begrip kunnen opbrengen voor de argumentatie van de regering inzake het grensbeloop bij de kern Huize Padua vragen zij concreet welke overwegingen zich ertegen verzetten om tegemoet te komen aan de ter plaatse levende wensen.

Reeds bij behandeling van de gemeentelijke herindeling in Brabant hebben de leden van de GPV-fractie aandacht gevraagd voor de kern Huize Padua. Bij die gelegenheid hebben zij zich voorstander getoond van indeling van deze kern bij de gemeente Gemert. Deze leden menen, dat aan de indertijd bestaande concurrentieverhoudingen tussen bierbrouwers geen gewicht meer kan worden toegekend. Deze leden zijn ontvankelijker voor de meerderheidswens van de huidige bewoners van de kern Huize Padua om zich te kunnen voegen bij de gemeente Gemert. Gelet op dit gevoelen van de bevolking, de afstand van de kern tot Gemert en de bestaande sociale en culturele banden, verzoeken deze leden nogmaals de indeling van de kern Huize Padua bij Gemert te willen overwegen.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de genoemde «complementariteit» de gemeenten meerwaarde biedt. Is die meerwaarde dan gerelateerd aan de samenvoeging, of zou dit ook via andere wegen, bijvoorbeeld intergemeentelijke samenwerking kunnen worden bereikt?

3. Financiële aspecten

Conform het verzoek van de Tweede Kamer zal bij het onderhavige wetsvoorstel de overgangsregeling gelden die in verband met de beëindiging van de verfijning gemeentelijke indeling is aangekondigd bij de invoering van de Financiële verhoudingswet. In dit verband zouden de leden van de CDA-fractie willen vernemen welke consequenties een eventueel uitstel van de samenvoeging zou hebben ten aanzien van de extra financiële bijdrage in het kader van de verfijningsregeling. Zal een eventueel uitstel inderdaad leiden tot het vervallen van de extra uitkering, en zo ja om welk bedrag gaat het?

Tijdens de hoorzitting van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken werd bepleit de invoeringsdatum van dit wetsvoorstel een jaar uit te stellen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering in te gaan op de vraag of, en zo ja welke financiële consequenties een dergelijk uitstel van een jaar zou hebben?

De leden van de fractie van D66 constateren met tevredenheid dat de overgangsregeling verfijning gemeentelijke herindeling van toepassing is bij invoering op uiterlijk 1 januari 1998. Kan nog worden aangegeven wat de gevolgen hiervan zullen zijn voor Boekel?

4. Inwerkingtreding en verkiezingen

Kan worden bevorderd dat de herindelingsverkiezingen niet te dicht op de invoeringsdatum van 1 januari 1998 plaatsvinden, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De leden van de SP-fractie zijn voorstander van uitstel van dit wetsvoorstel, waarvoor ook tijdens de hoorzittingen door sommige sprekers is gepleit. Als de besluitvorming wordt uitgesteld kunnen de partijen in hun verkiezingsprogramma aangeven of zij voor- of tegenstander zijn van de herindeling. Daarmee geeft men in ieder geval de bevolking de kans dat standpunt te betrekken bij de verkiezingen.

5. Stichtings- en opheffingsnormen basisonderwijs

De leden van de CDA-fractie zouden gaarne willen vernemen of de op dit moment aanwezige basisscholen in de gemeenten Boekel, Uden en Veghel naar verwachting blijven bestaan. Is bij de voorbereiding van de samenvoeging aan dit punt aandacht geschonken. Ook willen de hier aan het woord zijnde leden vernemen waarom de regering bij dit wetsvoorstel niet heeft besloten tot de regeling, zoals die is geïntroduceerd bij nota van wijziging bij het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe, waar de splitsingsmogelijkheid is verruimd, waardoor splitsing ook mogelijk is indien niet alle bevoegde gezagsorganen van scholen in de gemeente daarmee instemmen.

Kan een indicatie worden gegeven van scholen die worden bedreigd als gevolg van de nieuwe stichtings- en opheffingsnorm, zo vragen de leden van de D66-fractie.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier voor dit verslag,

Van Hezik


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (Groep Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF), Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), vacature (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-Van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (U55+), Van Oven (PvdA).

Naar boven