25 110
Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie van 1 januari tot 1 juli 1997

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 8 januari 1997

HET NEDERLANDSE VOORZITTERSCHAP VAN DE EUROPESE UNIE: AANDACHT VOOR MILIEU, RUIMTELIJKE ORDENING EN VOLKSHUISVESTING!

I. Inleiding

Op 1 januari 1997 heeft Nederland voor een half jaar het Voorzitterschap van de Europese Unie overgenomen van Ierland. Gedurende die periode is de Nederlandse Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) voorzitter van de Milieuraad en neemt initiatieven op het gebied van Ruimtelijke Ordening. In deze brief vindt u een nadere toelichting op de prioriteiten op deze beide VROM-terreinen.

Op het terrein van volkshuisvesting zullen tijdens dit halfjaar geen activiteiten plaatsvinden. Dat betekent niet dat volkshuisvesting op Europees gebied niet leeft. In 1989 zijn de voor volkshuisvesting verantwoordelijke EU-bewindslieden gestart met een jaarlijkse informele EU-bijeenkomst. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering van kennisuitwisseling en unieke vergelijkingen op deelterreinen van de volkshuisvesting opgeleverd. De EU-ministers hebben afgesproken om steeds in de tweede helft van het jaar bijeen te komen in het land van het Voorzitterschap. Daarom zal tijdens het Nederlandse Voorzitterschap geen informele EU-bewindsliedenbijeenkomst voor volkshuisvesting gehouden worden. In de tweede helft van 1997 zal echter, in afwijking van het normale roulatieschema, Nederland – in plaats van Luxemburg – gastland zijn voor de informele EU-bijeenkomst van dat jaar (24 en 25 september).

Deze reguliere, informele bijeenkomst zal, op uitnodiging van Staatssecretaris Tommel, worden gecombineerd met de «Second European Ministers Conference on sustainable housing policies». Daaraan zullen, behalve de EU-lidstaten, ook de EFTA-lidstaten en enkele Oosteuropese landen deelnemen. Deze conferentie is de tweede in een reeks die in april 1996 op initiatief van de Deense minister voor Housing and Building werd ingezet.

Op deze conferentie zal echter niet naar EU-regelgeving worden toegewerkt.

Wel zal tijdens het Nederlandse Voorzitterschap de 16e Beheersraad van de UN Commission on Human Settlements plaats hebben. Op deze bijeenkomst zal o.m. gesproken worden over de rol van het Habitat Centre en over de follow up van de Tweede VN Wereld Habitat Conferentie in Istanbul. Nederland heeft in de voorbereiding van en tijdens de Istanbul Conferentie een prominente rol gespeeld. Deze actieve rol zal door de Ministeries van Buitenlandse Zaken en VROM namens de EU in Nairobi worden voortgezet.

De Tweede Kamer kan over de implementatie van de Habitat Agenda in juni 1997 een rapportage tegemoet zien. Over de EU-activiteiten in Nairobi zal eveneens in dit kader worden gerapporteerd.

Rol Voorzitterschap

Het Voorzitterschap van de Europese Unie betekent niet dat Nederland naar eigen inzicht nieuwe onderwerpen op de agenda kan zetten. Het initiatiefrecht ligt bij de Europese Commissie, en pas als de Commissie met een voorstel is gekomen, kan behandeling hiervan in Raadswerkgroepen en vervolgens Milieuraad plaatsvinden. De voorzitter kan wel bepalen welke van deze Commissie-voorstellen hij wel of niet wil behandelen. De voorzitter bepaalt ook de agenda van de Milieuraad.

Komend halfjaar ligt dus de taak bij de minister van VROM om te besluiten welke dossiers al dan niet rijp zijn voor behandeling in de Raadswerkgroepen en de Milieuraad. Vele van deze onderwerpen zijn voor Nederland ook in nationaal opzicht van belang. Steeds meer Nederlands milieubeleid wordt Europees bepaald. De Europese Unie is een centraal element in onze besluitvorming. Daarbij hebben we niet alleen te maken met de milieu-invalshoek, maar ook met Europese elementen als de Interne Markt, de harmonisatie van nationale regelgeving op Europees niveau en de externe dimensie van het EU-beleid op het terrein van internationale (milieu)verdragen. Vaak lijkt de besluitvorming in Brussel zeer traag te gaan. Niet vergeten mag echter worden dat sinds begin jaren tachtig op milieugebied inmiddels meer dan 200 Europese Richtlijnen in werking zijn getreden.

II. Doelstelling

Sinds het vorige Voorzitterschap is zowel de structuur van de Gemeenschap (15 i.p.v. 12 leden) als de aard van de regelgeving (meer mededelingen, minder richtlijnen) dusdanig veranderd dat doelstelling van het Nederlandse Voorzitterschap niet aleen gericht kan zijn op het afronden van zoveel mogelijk wetgeving. Het Voorzitterschap wordt in de eerste plaats bepaald door de lopende agenda van de Milieuraad en de initiatieven van de Europese Commissie. Een steeds belangrijker taak van de Voorzitter ligt in het op de agenda krijgen van (nationaal en Europees) belangrijke dossiers en in de EU-coördinatie op het terrein van internationaal milieubeleid.

Doelstelling van VROM tijdens het Voorzitterschap van de Milieuraad kan als volgt worden omschreven:

1) overeenstemming op 1 of 2 belangrijke dossiers (Gemeenschappelijk Standpunt of politieke overeenstemming op hoofdlijnen)

2) goede EU-coördinatie bij de belangrijke internationale verplichtingen (Klimaat, CSD etc)

3) succesvolle inbreng van een aantal eigen initiatieven (Informele Milieuraad over het MKB, Gestructureerde Dialoog, Handhavingsbeleid)

Daarnaast streeft VROM naar goede voortgang in de Milieuraad op 1 of 2 belangrijke dossiers en het op de agenda van de Raadswerkgroep krijgen van 1 of 2 belangrijke dossiers, zodat die door de volgende voorzitter kunnen worden afgerond.

III. Nederlandse Prioriteiten

III.1 Milieu

Omdat niet alle dossiers, waarover reeds Commissie-voorstellen zijn verschenen en die al dan niet al in de Raadswerkgroep of Milieuraad in behandeling zijn, door Nederland kunnen worden opgepakt, is gekozen voor een aantal prioritaire dossiers.

Criteria hiervoor waren: van belang voor nationaal en/of Europees milieubeleid; internationale verplichting om met EU-standpunt te komen; kans op overeenstemming gezien de standpunten van de lidstaten; reeds vergevorderd op agenda van de Milieuraad; concreetheid van de dossiers.

Nederland zal zijn inzet op milieugebied concreet richten op:

1) klimaat

2) autodossier

3) handhaving en implementatie

4) een Kaderrichtlijn water

5) EU-biodiversiteitsstrategie

6) EU-verzuringsstrategie

De eerste twee dossiers staan reeds op de agenda van de Milieuraad en bieden kans op politieke afronding. Over de Kaderrichtlijn Water en over Handhaving en implementatie zijn recent Commissie-voorstellen verschenen. Aangezien Nederland dit onderwerp tijdens het vorige Voorzitterschap in 1991 zelf geïnitieerd heeft, en dit dossier ambtelijk reeds vergevorderd is, zal Nederland trachten hier zo spoedig mogelijk tot overeenstemming te komen.

Ten aanzien van de EU-biodiversiteitsstrategie en de EU-verzuringsstrategie is duidelijk dat de Commissie-mededelingen hierover pas in het voorjaar van 1997 zullen verschijnen.

Nederland zal zich hier dus niet richten op afronding van deze dossiers, maar op het op de agenda krijgen ervan, mede gezien het nationale belang dat Nederland bij deze dossiers heeft. Behandeling in de Raadswerkgroep en een eerste oriënterend debat in de Milieuraad van juni is hier dan ook de doelstelling.

Naast de Milieuraadprioriteiten krijgen twee internationale verplichtingen prioriteit: de voorbereiding van de Conferentie van Partijen bij het Klimaatverdrag (eind 1997 in Japan) en de evaluatie van de UNCED-conferentie tijdens de 5e bijeenkomst van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (CSD) en de speciale sessie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (UNGASS).

Voorts zal Nederland drie eigen initiatieven inbrengen tijdens het EU-Voorzitterschap:

* de Informele Milieuraad in Amsterdam (april 1997) over het Midden- en Kleinbedrijf;

* een juridische workshop over vergelijking van nationale rechtssystemen in relatie tot Europese milieuwetgeving;

* een nieuwe aanpak van de Gestructureerde Dialoog met de 10 geassocieerde landen (mogelijke nieuwe EU-leden in Midden- en Oost-Europa). Deze nieuwe aanpak houdt in enerzijds concentratie op één onderwerp nl. klimaatverandering en energie, anderzijds een inhoudelijke voorbereiding door middel van een conferentie in januari op deskundigen-niveau.

Tenslotte zal VROM ernaar streven een goede milieu-inbreng in de Intergouvernementele Conferentie (IGC) te realiseren.

III.2 Ruimtelijke Ordening

Op het gebied van ruimtelijke ordening bestaat geen geïnstitutionaliseerde Raad van Ministers. Dit heeft te maken met het feit dat ruimtelijke ordening niet als zodanig in het Europees Verdrag zit, en onder nationale bevoegdheid valt. Toch is er de afgelopen periode steeds meer behoefte gekomen aan Europese afstemming en samenwerking in het kader van het communautair beleid. Dit heeft geleid tot een aantal informele Ministersbijeenkomsten in het land van het Voorzitterschap. Nederland juicht deze ontwikkeling ten zeerste toe en heeft zich dan ook bereid getoond ook in Nederland een informele bijeenkomst te organiseren (Noordwijk, 9 en 10 juni). Op deze bijeenkomst zal een eerste ontwerp van het Europees Ruimtelijk Ordenings Perspectief (EROP) worden gepresenteerd. Tijdens de vorige informele bijeenkomst onder Italiaans Voorzitterschap is daartoe besloten na bijna drie jaar denkwerk over de functie, beleidsrol en mogelijke inhoud van dit perspectief. Dit betekent dat Nederland als voorzitter een vrij centrale rol gaat spelen in de voorbereiding van dit document.

Tevens zal Nederland proberen de relatie tussen ruimtelijke ordening en milieu nadrukkelijker aan de orde te stellen, mogelijk door een presentatie van de uitkomsten van de Informele Ministersbijeenkomst over het EROP in de Milieuraad.

De informele ministersbijeenkomst zal samen met de ministeries van Economische Zaken en Binnenlandse Zaken worden georganiseerd. Naast het EROP zal de bijeenkomst immers ook sessies bevatten op het gebied van het regionaal beleid en grote-steden beleid. Mogelijk zullen bij een of meer van de sessies de geassocieerde landen uit Midden- en Oost-Europa worden betrokken.

IV. Prioritaire dossiers tijdens het EU-Voorzitterschap

1) Klimaatbeleid

Dossiers: – Climate Change Convention

– EU-Climate Change strategy

Het klimaatbeleid speelt in Nederland nationaal een belangrijke rol, zoals ook regelmatig door de Tweede Kamer is benadrukt. Duidelijk is dat we voor verdere terugdringen van CO2-emissies op nationaal niveau zullen moeten beschikken over Europese en internationaal afgestemde instrumenten. Ook internationaal staan we echter voor een belangrijk moment. Tijdens de derde Conferentie van Partijen bij het Wereld Klimaatverdrag (december 1997, Kyoto, Japan) zullen afspraken gemaakt moeten worden over emissie-reducties na 2000. De voorbereidingen hiervoor op Europees niveau zullen onder Nederlands Voorzitterschap moeten plaatsvinden, hierbij wordt een grote inspanning van de EU-voorzitter verwacht.

De Europese Unie als partij bij dit verdrag zal in de lopende onderhandelingen een Europees standpunt t.a.v. een reductie-doelstelling moeten presenteren. Een dergelijke gezamenlijke doelstelling kan echter alleen vastgelegd worden als voor elke EU-lidstaat duidelijk is wat dit betekent voor de nationale reductie-inspanning. Dit wordt de «burden-sharing» genoemd. Op dit moment bevindt de discussie hierover zich in een impasse. Elke lidstaat kenmerkt zich door een nationale situatie waarvan men vindt dat die meegenomen moet worden in de berekeningen om te komen tot een EU-doelstelling en dus tot een burden-sharing. Dat heeft te maken met de aard van de energiestructuur, de economische ontwikkeling, de bevolking, de internationale industrie en nog een groot aantal nationaal bepaalde elementen. Nederland zal als voorzitter proberen deze impasse te doorbreken door via een sectorale benadering al deze elementen mee te nemen. Over de haalbaarheid hiervan is echter op dit moment nog niets te zeggen. Wel is duidelijk dat de rol van de Europese Unie en de invloed ervan op het internationale milieubeleid zal afhangen van het al dan niet slagen om in maart 1997 tot een EU-positiebepaling te komen!

2) Autodossier

Dossiers: – Auto-Oil-Programme (strategie van de Commissie)

– Framework Directive on Fuel Quality

– Directive on emissions standards

Het milieubeleid ten aanzien van voertuigen is voor Nederland van oudsher prioritair. Nederland heeft zich op Europees niveau van begin af aan ingezet voor zo streng mogelijke normen. Op dit moment staat een aantal belangrijke richtlijnen op de agenda, en zal er komend jaar nog een drietal volgen. Deze richtlijnen hebben betrekking op de emissie-eisen voor benzine- en dieselauto's voor het jaar 2000 en 2005 en op vaststelling van de brandstofspecificaties voor 2000. Later in 1997 zullen richtlijnvoorstellen volgen met emissie-eisen voor bestel- en vrachtwagens en inzake milieukeuring en onderhoud.

De Nederlandse inzet tijdens het Voorzitterschap zal vooral gericht zijn op afronding van de eerste twee richtlijnen. Bij de autorichtlijn zal worden gestreefd naar opneming van een aantal aanvullende elementen in deze richtlijnen, zoals de koude-start-emissies, in-use compliance (duurzaamheid van milieuvoorzieningen in auto's) en On Board Diagnostics (functioneren milieuvoorzieningen zichtbaar op dashboard), en data vastgelegd in boardcomputer met het oog op reparatie.

Bij de brandstofrichtlijn wordt gepoogd om ook overeenstemming te bereiken over de minimale eisen voor 2005, waarvoor de Commissie geen voorstel heeft gedaan.

3) Handhaving en Implementatie

Dossiers: – Commissie-Mededeling Handhaving

– zo mogelijk: Raadsresolutie

In december 1996 is door de Europese Commissie een Mededeling over Implementatie en Handhaving van communautaire regelgeving gepresenteerd. Dit is een uitwerking van de eerste initiatieven zoals die door Nederland tijdens het vorige EU-Voorzitterschap in 1991 zijn gestart. De Commissie-Mededeling schetst de problemen bij doorwerking van EG-milieuregelgeving in de lidstaten en geeft acties aan die gericht zijn op verbeteringen. De Mededeling bevat ook bepalingen om de mogelijkheden voor burgers te verruimen bij klachten op dit gebied. Tevens gaat de Mededeling in op verbetering van het toezicht op en de handhaving van (EG-)milieurecht in de lidstaten.

Nederland en de Commissie streven ernaar in de eerste helft van 1997 Raadsconclusies hierover vast te leggen en aan te nemen door de Milieuraad.

4) Waterrichtlijnen

Dossier: – Framework Directive Ecological Quality of Water

De Europese Commissie zal naar verwachting in februari/maart 1997 de concept-Kaderrichtlijn Water presenteren. Momenteel wordt een pre-concept besproken in een consultatieronde met deskundigen uit de lidstaten. De kaderrichtlijn water beoogt een kader te scheppen voor integraal waterbeheer in de Europese Unie, rekening houdend met het beginsel van subsidiariteit. De kaderrichtlijn ziet op kwaliteit en kwantiteit van zowel op grond- als oppervlaktewater. In het emissiebeleid blijft het voorkomen van verontreiniging op basis van toepassing van beste bestaande technieken het uitgangspunt.

De richtlijn heeft voor Nederland prioriteit omdat daarmee de bestaande (veelheid aan) EU-regelgeving en rapportage kan worden vereenvoudigd en meer toegespitst op het benutten van de mogelijkheden op verschillende niveaus: regionaal, nationaal, communautair. Daarnaast kan de richtlijn een mechanisme bieden om de prioritaire grensoverschrijdende problemen te identificeren en op de geëigende beleidsterrein te agenderen. Aangezien de richtlijn vermoedelijk eerst halverwege het Nederlandse Voorzitterschap op de agenda van de Raad kan worden gezet, zal Nederland dit dossier niet kunnen afronden. Na het Nederlandse Voorzitterschap zal echter intensief met Luxemburg worden samengewerkt om tot afronding te komen.

Overige onderwerpen

Naast deze prioritaire dossiers voor de Milieuraad zal Nederland zich met name inspannen op het op de agenda van de Milieuraad krijgen van een tweetal dossiers, die voor Nederland van belang zijn en waar de Commissie nog met een Mededeling moet komen. Het streven is hierbij niet gericht op afronding, maar op het onder druk zetten van Commissie en lidstaten om tot behandeling in de Milieuraad over te gaan. Dit betreft de mededeling over vrijwillige overeenkomsten en over vluchtige organische stoffen.

Daarnaast zal Nederland in meer informele sfeer een aantal eigen initiatieven inbrengen en proberen op langere termijn op de agenda te krijgen. Deze initiatieven zullen onder andere besproken worden in Informele Ministersbijeenkomsten.

A) EU-biodiversiteitsstrategie

Dossiers: – EU-Biodiversity-Strategy

– Biosafety-Protocol in Biodiversity Convention

De Commissie-mededeling wordt in februari verwacht. De noodzaak van een Europese biodiversiteitsstrategie ligt in het feit dat alle partijen bij het Biodiversiteitsverdrag dit voor de bijeenkomst van partijen in 1998 moeten hebben ingeleverd. De Nederlandse inzet wordt verricht door gezamenlijke activiteiten van de ministeries van VROM en LNV.

De Europese strategie zal zich richten op een afstemming van de nationale strategieën. In Nederland is deze strategie vastgelegd in het Strategisch Plan van Aanpak Biologische Diversiteit en uitgewerkt in het Natuurbeleidsplan, de Ecologische Hoofdstructuur en een gericht soortenbeschermings-beleid.

De Nederlandse inspanningen zijn momenteel vooral gericht op het tijdig presenteren van deze EU-strategie door de Commissie. Hiertoe wordt door LNV een medewerker bij de Commissie gefinancierd.

Een belangrijk onderdeel voor Nederland is ook de onderhandeling over een Protocol m.b.t. de veiligheid van biotechnologie («biosafety»).

Hier hebben Nederland en het Verenigd Koninkrijk op internationaal gebied gezamenlijk initiatieven genomen.

B) EU-verzuringsstrategie

Dossier: – EU-Strategy to combat Acidification

Naar verwachting zal de Commissie in maart/april met een Mededeling komen over een EU-verzuringsstrategie. Voor Nederland is deze EU-strategie van belang om in de bestaande emissie-eisen de huidige stand van de techniek te kunnen opnemen. Een dergelijke EU-strategie is ook van belang voor de op stapel staande herziening van de Richtlijn Grote Stookinstallaties. Hoewel de Commissie-Mededeling nog niet is verschenen, is Nederland wel al actief betrokken bij het opstellen van deze EU-strategie.

C) Informele Milieuraad

De Informele Milieuraad kent als onderwerp: milieu en bedrijf(svoering). Meer specifiek zal de aandacht gericht zijn op het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Bij de uitvoering van het Europese milieubeleid is de aandacht tot nu toe vooral op het grote (internationale) bedrijfsleven gericht. Elk lidstaat wordt geconfronteerd met de vraag hoe het milieubeleid beter toegesneden zou kunnen worden op het MKB.

Momenteel wordt ter voorbereiding van de Informele Milieuraad een studie gedaan naar de succes- en faalfactoren van milieu binnen het MKB in de lidstaten. Aan de hand van deze studie hopen we tijdens de Informele Milieuraad een aantal aanbevelingen te kunnen opstellen om de betrokkenheid van het MKB en hun toegang tot EU-voorzieningen op het gebied van milieu-subsidies en -stimuleringen te vergroten. Daarbij kan worden gedacht aan meer uniforme en consistente regelgeving voor het MKB, het stimuleren van grote ondernemingen tot het stellen van eisen aan toeleveranciers (veelal MKB), het integreren en stroomlijnen van ondersteunende activiteiten voor het MKB (milieu, technologie, scholing, innovatie), het verder ontwikkelen van het Environmental Management and Auditing System (EMAS) ten behoeve van het gebruik in het MKB en een stimuleringsprogramma voor startende duurzame ondernemingen in het MKB.

Dit onderwerp wordt voorbereid in goede samenwerking met EZ. Eind februari zal een voorbereidende workshop op expert-niveau worden gehouden.

D) Gestructureerde Dialoog met de Geassocieerde landen

Onder Nederlands EU-Voorzitterschap zal een Gestructureerde Dialoog plaatsvinden met de Geassocieerde landen uit Midden- en Oost-Europa. Doel van de Gestructureerde Dialoog, die in meer EU-Raden plaatsvindt, is het bespreken van zaken van wederzijds belang met het oog op de toenadering en mogelijke toetreding.

Het thema van deze gezamenlijke bijeenkomst van EU-milieuministers en de milieuministers van de Midden- en Oost-Europese landen is «Klimaatverandering en Milieubeleid: een uitdaging voor energiebesparing». De Gestructureerde Dialoog vindt plaats en marge van de Milieuraad van 3 en 4 maart 1997. Om deze Dialoog meer inhoud te geven zal deze bijeenkomst in januari 1997 in Amsterdam worden voorbereid op expert-niveau. Hierdoor is betrokkenheid en inbreng van de Midden- en Oost-Europese landen zelf verzekerd. De Gestructureerde Dialoog wordt voorbereid in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken.

E) Informele ministersbijeenkomst over Ruimtelijke Ordening en Regionaal Beleid

Deze bijeenkomst zal op 9 en 10 juni worden gehouden in Noordwijk en is een vervolg op de informele ministersbijeenkomst in Venetië in 1996. Er zijn drie agendapunten:

– de presentatie, bespreking en, hopelijk, goedkeuring van het eerste ontwerp van het Europees Ruimtelijk Ontwikkelings Perspectief (European Spatial Development Perspective);

– een bespreking van de mid-term review inzake de Structuurfondsen in het kader van het Europees regionaal beleid (onder verantwoordelijkheid van EZ) en

– een korte presentatie van een initiatief om een betere samenwerking binnen de EU op het gebied het grote steden-beleid tot stand te doen komen (onder verantwoordelijkheid van Binnenlandse Zaken).

V. Organisatie

Interdepartementaal wordt de inbreng van VROM in het EU-Voorzitterschap gecoördineerd door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit gebeurt zowel in het interdepartementale Voorzittersoverleg als in de normale voorbereidingstrajecten voor de Milieuraad, zoals de Coördinatie Commissie en het Coördinatie-overleg Internationaal Milieubeleid (CIM).

Extern vindt veelvuldig overleg plaats met de Europese Milieucommissaris, het Directoraat-Generaal Milieubeheer van de EU, het Raadssecretariaat van de EU en met het Europees Parlement.

Ter voorbereiding op het EU-Voorzitterschap hebben reeds een aantal bilaterale ontmoetingen op ministersniveau met andere lidstaten plaatsgevonden. In januari en februari zal getracht worden de overige lidstaten te bezoeken. Deze bilaterale ontmoetingen blijken zeer nuttig te zijn en goede informatie over de standpunten en inzet van de lidstaten op te leveren. Bovendien vergemakkelijkt het de contacten met de lidstaten.

Tenslotte vindt nog op min of meer reguliere basis overleg plaats met andere overheden (DUIV), bedrijfsleven (VNO/NCW) en milieubeweging (DOMILO).

Het Nederlandse Parlement is inmiddels bij monde van Buitenlandse Zaken (brief d.d. 19/11/96) geïnformeerd over de Nederlandse inzet tijdens het EU-Voorzitterschap. Deze brief is vooral bedoeld als een nadere uiteenzetting van de Nederlandse prioriteiten op milieugebied. Vanzelfsprekend ben ik bereid hierover met de Kamer nader van gedachten te wisselen.

Daarnaast zal de Tweede Kamer zoals gebruikelijk regelmatig geïnformeerd worden over de agenda's en het verloop van de EU-Milieuraden. Vanwege het EU-Voorzitterschap zal dit waarschijnlijk in iets uitgebreidere vorm plaatsvinden.

VI. Externe activiteiten van de Europese Unie tijdens Nederlands Voorzitterschap

Tijdens het Nederlandse Voorzitterschap van de EU-Milieuraad zullen diverse internationale bijeenkomsten plaatsvinden, waar EU-coördinatie vereist is. De belangrijkste hiervan zijn:

– de UNEP Governing Council (Nairobi, jan/febr. 1997)

– de 5e bijeenkomst van de Commission for Sustainable Development (New York, april 1997)

– de 16e Beheersraad van de UN Commission on Human Settlements (Nairobi, april/mei 1997)

– de UN General Assembly Special Session (New York, juni 1997)

– 3e Conferentie van Partijen bij het Wereld Klimaatverdrag (Kyoto, december 1997), waarvan de voorbereiding grotendeels onder het Nederlandse Voorzitterschap zal moeten plaatsvinden.

VII. Data van activiteiten

De Milieuraden zullen worden gehouden op:

2 (avond), 3 en 4 maart (Brussel)

19 en 20 juni (Luxemburg)

De Informele Milieuraad vindt plaats van 18–20 april 1997 in Amsterdam.

De Informele Ministersbijeenkomst over Ruimtelijk en Regionaal beleid vindt plaats op 9 en 10 juni 1997 in Noordwijk.

De Gestructureerde Dialoog met de Geassocieerde landen vindt plaats op 3 maart 1997 in Brussel.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

M. de Boer

Naar boven