25 107
Derde fase EMU

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 januari 1997

De Nederlandse overheid zal de komende jaren een aantal stappen zetten voor een efficiënte overgang van de gulden naar de euro.Deze stappen hebben een tweeledig doel. Zij zijn zonder meer noodzakelijk in het kader van de tijdige voorbereiding van de introductie van de euro binnen de overheidsdienst. Daarnaast bestaat in de samenleving de behoefte om zo spoedig mogelijk inzicht te krijgen in de belangrijkste omschakelmomenten van de overheid, zodat men daar zijn eigen planning op kan afstemmen. Deze brief gaat in op het stappenplan van de Rijksoverheid voor de introductie van de euro en heeft derhalve mede tot doel in een vroeg stadium duidelijk te maken op welke wijze de Rijksoverheid overgaat op de eenheidsmunt, zodat deze informatie bij de voorbereiding op de euro elders in de samenleving kan worden meegewogen. De voornaamste stappen worden hierna samengevat en toegelicht.

Samenvatting stappenplan Rijksoverheid

* 1996/1997: inventarisatie, planning, afstemming, voorlichting

In de aanloopfase, voordat begin 1998 wordt vastgesteld welke lid-staten in eerste instantie deelnemen aan de overstap op de euro, ligt het accent op inventarisatie en planning voor de overheid, alsmede afstemming en voorlichting. Hiertoe is onder meer het Nationaal Forum voor de introductie van de euro ingesteld. In 1997 wordt het ontwerp van de nieuwe Bankwet alsmede een gedetailleerd draaiboek voor de interne omschakeling van de centrale overheid aan uw Kamer aangeboden.

* 1998: uitvoering draaiboek

De voorlichting krijgt na de Europese beslissing begin 1998 over de deelnemende landen een massamediaal karakter. De implementatie van de voorbereiding wordt volgens het draaiboek voortgezet.

* 1999 tot en met 2001: girale euro bestaat naast de gulden

Vanaf 1 januari 1999 kan in beginsel giraal zowel in guldens als in euro's worden betaald, ook al wordt het gebruik van de euro aan niemand opgedrongen. De euro bestaat nog niet in chartale vorm (munten en bankbiljetten) en is nog geen wettig betaalmiddel. Nieuwe Staatsobligaties worden vanaf 1 januari 1999 in euro's uitgedrukt. De gulden blijft intern de rekeneenheid voor de Rijksoverheid en de sociale zekerheid. Er zijn faciliteiten voor belastingaangifte in euro voor degenen die dat wensen.

* 2002: euro munten en bankbiljetten; het Rijk schakelt intern over op de euro

Vanaf 1 januari 20021 zijn euro munten en bankbiljetten in omloop naast guldens, gedurende maximaal 6 maanden en zoveel korter als mogelijk is. Gedurende deze periode zijn zowel de euro als de gulden wettig betaalmiddel. Na die periode verdwijnen munten en bankbiljetten luidend in guldens, en verliezen deze hun status als wettig betaalmiddel. Wettelijke bepalingen die verwijzen naar de gulden zullen worden aangepast aan de euro.

TOELICHTING

Van Maastricht naar Madrid: de Europese achtergrond

Het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat in Maastricht in december 1991 werd overeen gekomen en in 1992 werd ondertekend2, wijzigde het EEG-Verdrag uit 1957. Het voegde er met name bepalingen aan toe over de totstandkoming – in een proces van 3 fasen – van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Het Verdrag schrijft voor dat binnen die EMU de nationale geldeenheden zullen verdwijnen en zullen worden vervangen door een eenheidsmunt.

De praktische voorbereidingen voor de derde fase, die volgens plan ingaat op 1 januari 1999, en de overgang naar een eenheidsmunt hebben een belangrijke impuls gekregen door de Europese Raad van Madrid in december 1995. Het daar vastgestelde «scenario van Madrid» bevat de hoofdlijnen voor de overgang naar de eenheidsmunt, de euro. In lijn met het subsidiariteitsbeginsel wordt de uitvoering en planning binnen deze hoofdlijnen aan de afzonderlijke lid-staten overgelaten.

De voorbereiding van de overheid zelve en de tijdstippen waarop de diverse stappen samenhangend met de introductie van de euro door de verschillende overheidsdiensten worden geïmplementeerd is op een aantal manieren van belang voor de samenleving als geheel. Tijdige voorbereiding en planning maakt introductie van de euro mogelijk tegen zo laag mogelijke kosten. Dit geldt niet alleen voor de overheid.

Het scenario van Madrid

Het scenario van Madrid bevat een viertal belangrijke tijdstippen.

1. Begin 1998 wordt vastgesteld welke lid-staten in eerste instantie deelnemen aan de derde fase. Begin 1998 worden tevens de Europese Centrale Bank (ECB) en het Europees Stelsel van Centrale Banken (nationale centrale banken + de Europese Centrale Bank) opgericht.

2. De derde fase start op 1 januari 1999. Vanaf die dag zullen de ECB en het ESCB, overeenkomstig het Verdrag, het monetaire beleid in de deelnemende landen in volkomen onafhankelijkheid bepalen en uitvoeren. Op 1 januari 1999 vervallen ook de vaste doch aanpasbare wisselkoersen tussen de geldeenheden van de deelnemende landen. Deze koersen worden vervangen door vaste omrekeningsverhoudingen, waarbij de waarde van de eenheidsmunt wordt vastgesteld op waarde van de ecu-mand1 op dat moment. De eenheidsmunt, die in Madrid «euro» is gedoopt, zal aanvankelijk slechts in girale vorm als betaalmiddel kunnen worden gebruikt. Dit gebruik zal afhangen van de wens van partijen om daadwerkelijk de euro te gebruiken alsmede van de producten en faciliteiten die door financiële instellingen worden geboden.

3. Uiterlijk per 1 januari 2002 zullen ook bankbiljetten en munten in euro's voorhanden zijn. In een periode van maximaal zes maanden zullen de bestaande bankbiljetten en munten (luidend in nationale geldeenheden) door bankbiljetten en munten luidend in euro worden vervangen.

4. Uiterlijk op 1 juli 2002 verdwijnen de nationale valuta en zal de euro het enige wettig betaalmiddel en de enige rekeneenheid van het EMU-geldstelsel zijn.

Naast bovengenoemde tijdstippen is in Madrid tevens een aantal belangrijke uitgangspunten voor de nationale invulling van het scenario overeengekomen:

– De ECB en het ESCB voeren het monetaire beleid vanaf de eerste dag van de derde fase in euro: dit heeft consequenties voor de relatie tussen de nationale centrale banken en de commerciële banken

– Nieuwe overheidsschuld wordt vanaf die datum in euro uitgegeven: dit beïnvloedt de gebruiken op de kapitaalmarkt

– Bestaande ecu-contracten gaan in de verhouding 1:1 over in euro-contracten, tenzij partijen anders hebben bepaald: dit biedt zekerheid aan contractpartijen2.

Invulling in Nederland: stappenplannen van sectoren en de overheid

Binnen het aldus bepaalde scenario zijn de lid-staten vrij om de praktische voorbereiding zelf in te vullen. In februari jl. is, zoals bij brief van 8 maart aan de Tweede Kamer gemeld, het Nationaal Forum voor de introductie van de euro ingesteld. Hierin participeren vertegenwoordigers van verschillende maatschappelijke geledingen. Het Forum richt zich op de uitwisseling van informatie en beoogt te bevorderen dat de overgang voor bedrijfsleven en overheid soepel, efficiënt en zonder onnodige kosten verloopt. In het Forum en de aan het Forum gelieerde organisaties hebben de voorbereidingen tot het voorlopig inzicht geleid dat de overgang, naast een psychologische wijziging van het waardebegrip, met name een omvangrijke organisatorische operatie vereist op het gebied van (geautomatiseerde) gegevensuitwisseling (o.a. betalingsverkeer). Daar in het maatschappelijk verkeer veel financiële relaties en gegevensstromen voorkomen (b.v.: bedrijven onderling, bedrijven met financiële instellingen, bedrijven met de overheid alsook alle relaties waarbij financiële instellingen een intermediaire functie, b.v. betalingen, hebben) is het gewenst de voornemens betreffende de overgang van deze gegevensstromen van gulden naar euro vroegtijdig per sector te onderkennen. Vanwege haar omvang en haar (logistieke) taak met betrekking tot de invoering van de euro en de verantwoordelijkheid voor wijziging van de relevante regelgeving, is de Rijksoverheid hierbij vaak initiërend voor andere sectoren. Onderstaand stappenplan vloeit mede voort uit de opzet van het interdepartementale draaiboek dat in de zomer van 1997 gereed zal zijn en belicht de voornemens van de Rijksoverheid. Het is de bedoeling dat dit stappenplan binnen het Nationaal Forum in de eerste maanden van 1997 wordt samengevoegd met het stappenplan van het bankwezen.

STAPPENPLAN RIJKSOVERHEID

Stap 1: tot begin 1998

De voorbereiding binnen de Rijksoverheid is gedurende deze periode gericht op het inventariseren van de te verrichten werkzaamheden, en het plannen of zo nodig starten van de uitvoering van deze werkzaamheden. Een van deze werkzaamheden betreft aanpassing van het Statuut van De Nederlandsche Bank N.V., vastgelegd in de Bankwet 1948, waarbij rekening wordt gehouden met de positie die de Bank in het Europees Stelsel van Centrale Banken zal vervullen.

De voorlichting, die gedeeltelijk via het Nationaal Forum verloopt, benadrukt de noodzaak tot starten met inventarisatie en planning. De voorlichting richt zich in eerste instantie op intermediaire organisaties of -bedrijven. Belangrijk is dat vertegenwoordigende organisaties en bedrijven op de hoogte zijn van de voor hen of hun sector relevante punten. Het Forum heeft een nationaal voorlichtingslogo ontwikkeld. Dit beeldmerk onderstreept het gemeenschappelijk karakter van de inspanningen voor een soepele overgang van Nederland naar de euro. Via diverse communicatiemiddelen wordt inmiddels informatie gegeven: schriftelijke informatie (kwartaalblad, brochures, onderwijsmateriaal), een diskette met de meest gestelde vragen en antwoorden (ook als ringband verkrijgbaar), een telefoonlijn en een internetsite. Tussen nu en begin 1998 wordt de voorlichting door middel van het attenderen op bestaande voorlichtingskanalen versterkt. Verder wordt de voorlichting aan burgers, bedrijven, het onderwijs en ouderen geleidelijk geïntensiveerd.

Stap 2: begin 1998 tot 1 januari 1999

In deze periode wordt naar verwachting vastgesteld dat Nederland deelneemt in de eerste groep EMU-landen. De hoeveelheid aandacht die deze deelname in de publiciteit zal krijgen, wordt verder ondersteund en versterkt middels structurele massa-mediale activiteiten.

Stap 3: vanaf 1 januari 1999

Door vaststelling van de omrekenverhoudingen tussen de deelnemende geldeenheden zal, naast de gulden, de euro als reken- en betaaleenheid (in deze fase alleen giraal) ontstaan. In hoeverre bedrijfsleven of organisaties in euro zullen rekenen of (giraal) betalen is afhankelijk van de aard van de bedrijfsvoering en eigen behoefte, alsmede van de faciliteiten die banken in deze kunnen en zullen bieden. Voor de Rijksoverheid geldt dat zij een zeer diverse groep relaties heeft: mede-overheden, bedrijven (van multinational tot eenmanszaak) alsook de burger. Daar burgers in de dagelijkse praktijk voornamelijk pas bij de introductie van munten en bankbiljetten, in 2002, met de euro zullen worden geconfronteerd en bij gevolg pas dan deze rekeneenheid gebruiken, wordt als uitgangspunt gehanteerd dat binnen de Rijksoverheid tot het jaar 2002 de gulden als rekeneenheid geldt. Voorkomen dient te worden dat door het dooreen gebruiken van de eenheden inefficiëntie en verwarring optreden. Deze stap wordt onderstaand uitgewerkt. De voorlichting zal gedurende deze periode zijn gericht op het toelichten van de praktische gevolgen en beoogt het proces van gewenning te ondersteunen.

Stap 3A: onderdeel overheidsschuld

In Madrid is overeengekomen dat nieuwe verhandelbare overheidsschuld – in het bijzonder schuld die vervalt na 1 januari 2002 – vanaf 1 januari 1999 zal worden uitgegeven in euro's. Voor de Rijksoverheid betekent dit dat nieuwe Staatsobligaties vanaf 1 januari 1999 in euro's worden uitgegeven. Tot en met 1998 wordt in guldens uitgegeven. Oude guldensleningen worden per 1 januari 2002 van rechtswege in euro's omgezet.

Stap 3B: aanpassing van regelgeving

Tot 2002 zal de Muntwet de bepaling bevatten dat de gulden de rekeneenheid van het Nederlandse geldstelsel is. Door de in voetnoot 4 genoemde Europese verordeningen wordt de euro als rekeneenheid toegevoegd. Tot 1 januari 2002 zullen de meeste wettelijke bepalingen die betrekking hebben op een geldbedrag, in guldens luiden. Geldbedragen in regelgeving zullen waar nodig worden omgezet in euro-bedragen1.

Stap 3C: Overheidsadministratie en belastingdienst

Uitgangspunt voor de Rijksoverheid is dat de rekeneenheid de gulden is tot 1 januari 2002. Dit geldt in beginsel ook bij het doen en ontvangen van betalingen; tot en met 2001 zal de Rijksoverheid in guldens betalen. Na 1 januari 2002 wordt in euro gerekend. Tot en met het fiscale boekjaar 2001 hanteert ook de belastingdienst intern de gulden, vanaf het fiscale boekjaar 2002 de euro. Voor wie reeds eerder de euro wenst te hanteren zullen faciliteiten worden gecreëerd die aangifte in euro's vanaf belastingjaar 1999 mogelijk maken. De belastingdienst draagt zorg voor de conversie van de gegevens in guldens.

Stap 4: vanaf 1 januari 2002

Het uitgangspunt is dat de (geautomatiseerde) gegevensuitwisseling na 1 januari 2002 in euro zal luiden en ook de interne rekeneenheid van de rijksoverheid is dan de euro. Voor het afhandelen van belastingaangiften enaanslagen uit eerdere jaren die in guldens luiden blijven faciliteiten beschikbaar. Het omschakelmoment 1-1-2002 hangt samen met het per die datum beschikbaar komen van munten en bankbiljetten die in de euro luiden. Deze munten en bankbiljetten moeten binnen een periode van 6 maanden de bestaande chartale circulatie vervangen. Gedurende deze periode zullen munten en bankbiljetten luidend in euro alsook die in guldens «wettig betaalmiddel» zijn. In de praktijk zal het gebruik van beide betaalmiddelen worden bepaald door de mate waarin de logistieke vervanging van de guldencirculatie in een kortere of langere periode plaatsvindt. Op het ogenblik vindt tussen De Nederlandsche Bank N.V. en de banken overleg plaats over de mogelijkheden aangaande de fysieke distributie van voldoende chartaal euro-geld. De overheid streeft ernaar de omschakeling, binnen de randvoorwaarde van een zorgvuldige kostenafweging, zo snel mogelijk te laten plaatsvinden.

De Minister van Financiën,

G. Zalm


XNoot
1

In het kader van het Nationaal Forum wordt nog nader overlegd over de operationele aspecten met betrekking tot de introductie van de euro. Het Nationaal Forum heeft een werkgroep ingesteld die zich zal buigen over de diverse onderwerpen in dit kader die samenhangen met de invoering van de euro in de periode van 1 januari 2002 tot 1 juli 2002.

XNoot
2

Het verdrag werd goedgekeurd bij rijkswet van 17 december 1992, Stb. 1992, 692. Behandeling in Staten-Generaal: Kamerstukken II 1991/1992, 22 647 (R 1437).

XNoot
1

De ecu-mand is een rekeneenheid die ontstaat door de erin opgenomen valuta's in een bepaalde verhouding te wegen. De weging hangt samen met het belang van de valuta in het internationale verkeer en de economische omvang van de onderliggende economie. De DM heeft een weging van ca. 30%, de gulden ca. 10%.

XNoot
2

Dit beginsel wordt uitgewerkt in twee Raadsverordeningen die de juridische status van de euro ondubbelzinnig zullen vastleggen. Deze verordeningen worden momenteel voorbereid en zullen onder andere regelen dat vanaf 1 januari 1999 bevrijdend betaald kan worden met de girale euro als de ontvangende partij die euro betaling niet uitsluit. Tevens wordt geregeld dat contracten in de nationale geldeenheden van rechtswege overgaan in euro-contracten. Fysieke aanpassing zal daardoor niet nodig zijn.

XNoot
1

Alle bedragen gaan van rechtswege over op de euro. In bepaalde gevallen hoeven regelingen echter niet te worden omgezet in verband met bijvoorbeeld het tijdelijk karakter van een regeling.

Naar boven