25 097
Structuurverandering elektriciteitssector

nr. 18
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 27 februari 1997

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 19 februari 1997 overleg gevoerd met de minister van Economische Zaken over structuurverandering elektriciteitssector (voortzetting van het overleg van 17 februari 1997).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

H. Vos

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels

Stenografisch verslag van een notaoverleg van de vaste commissie voor Economische Zaken

Woensdag 19 februari 1997

10.00 uur

De voorzitter: H. Vos

Aanwezig zijn 7 leden der Kamer, te weten:

Crone, Van Dijke, Jorritsma-van Oosten, Lansink, Remkes, H. Vos en M.B. Vos,

alsmede de heer Wijers, minister van Economische Zaken, die vergezeld is van enige ambtenaren van zijn ministerie.

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

de nadere voorstellen voor een nieuwe Elektriciteitswet (25097);

het voorstel tot wijziging van het Elektriciteitsplan 1997-2006 (24694, nr. 5);

de brief van de minister van Economische Zaken inzake de structuur elektriciteitssector (25097, nr. 2).

De voorzitter:

Ik heropen het notaoverleg met de minister van Economische Zaken.

De heer Van Dijke heeft om half elf een andere verplichting, maar zal daarna weer terugkeren in deze vergadering. Hij vraagt de commissie of zij hem in staat wil stellen om voor half elf zijn inbreng in tweede termijn te leveren. Volgens mij is daar geen bezwaar tegen.

Tweede termijn van de zijde van de commissie

De heerCrone(PvdA)

Voorzitter! Ik dank de minister zeer hartelijk voor zijn antwoord. Dat antwoord was niet alleen helder, maar bevatte ook veel punten die mij zeer aanspreken. Het is jammer dat de heer Poppe er vandaag niet is, want hierdoor wordt bevestigd dat het niet gaat om liberalisering in de meeste enge of verkeerde zin van het woord. Het gaat juist om geconditioneerde marktwerking of, zoals ik het in mijn eerste termijn zei, het zoeken van een intelligente nieuwe combinatie tussen markt en overheid.

Het is voor ons zeer belangrijk dat er nu feitelijk een overgangsperiode van vier jaar is. Er liggen immers al voor vier jaar contracten tussen de productiesector en de distributiesector voor de levering. Daarin is een aantal overgangszekerheden vastgelegd, om het zo maar te zeggen. Dit is van groot belang voor de werkgelegenheid in de sector. Bovendien wordt hierdoor een behoorlijk kader geschapen voor een sociale overgang naar meer efficiency en integratie in de sector. Volgens mij heeft dit zelfs een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkelingen. Toen wij op 1 april besloten hadden dat wij verdere stappen zouden gaan zetten, werd op dezelfde avond of in de nacht daarna het CAO-akkoord tot het jaar 2000 afgesloten. Ik meen dat het ook zo behoort te zijn dat de sector die overgangsperiode met een zekere rust en bescherming ingaat.

Verder hebben wij het nu ook over de langere termijn. De minister heeft toegezegd – ik ben daar heel blij mee – dat hij bij het ontwikkelen van een prijsformule om de kleinverbruikers te beschermen, rekening zal houden met mijn suggestie om te bekijken of er nationaal en ook internationaal tot benchmarking gekomen moet worden en of daar een correctie op aangebracht moet worden voor de productiviteitsstijging. Dat zou inderdaad betekenen dat de reële prijzen voor consumenten gaan dalen. De consumenten krijgen dan een deel van de efficiencywinst. Ik vraag mij trouwens af waarom zij die niet helemaal krijgen. De minister heeft in ieder geval toegezegd dit te onderzoeken. Wij komen hier later dus nog op terug.

Ik kom op het grootschalig productiebedrijf. De minister heeft uiteengezet dat dit, zeker in Europees kader, helemaal geen grote speler is. Belangrijk is echter dat je alleen maar sterk kunt zijn op de internationale markt als je ook sterk bent op de binnenlandse markt. Je moet, zo zeg ik volgens Porter, zelfs binnenlandse concurrentie hebben om op de buitenlandse markt sterk te staan. Daarom ben ik nu ook veel meer dan op 1 april tevreden met de richting van de fusie van het GPB. Nu komt er namelijk vanuit zo'n acht hoeken concurrentiedruk op het GPB, bijvoorbeeld door import en het verstromen van grondstoffen en energie naar elektriciteit in joint ventures van de distributiebedrijven met het GPB. De grote industrie kan ook stroom inbrengen, bijvoorbeeld door WKK. Verder kunnen wij IPP op de markt krijgen. Wij krijgen decentrale opwekking, waaronder niet alleen duurzame energie, maar ook afvalverbrandingsovens. Wij kunnen veel meer de schommelingen in de vraag gebruiken. Het is buitengewoon belangrijk dat de vraag mee gaat spelen bij het beheersen van met name de pieken. Ten slotte is het zo dat de distributiebedrijven ook met elkaar concurreren. Dit betekent dat het GPB er na vier jaar echt voor zal moeten vechten om de contracten te behouden.

Ik wil nog even met de minister van gedachten wisselen over het eigendom. Op zichzelf is het geen nieuw probleem dat de centrale overheid een rol gaat spelen of blijft spelen in het GPB of de productiekant van de sector. Dat doet de overheid namelijk al sinds jaar en dag. Voorlopig zal dat ook zo blijven, al was het alleen maar via de financiële arrangementen waar sprake van is. De lokale overheden zien hun afstand tot het productiebedrijf echter toenemen. Ik heb het dan niet alleen over de UNA; ook in de andere regio's wordt dit met de dag meer zo beleefd. Ik heb ook niet voorgesteld om de lokale overheden nu uitsluitend in de raad van commissarissen op te nemen. Ik heb wel uitgelegd dat dit voor mij de reden is waarom ik begrijp dat dit gevoelen bij de UNA leeft. Mijn voorstel om de minister een extra rol te geven middels een preferent aandeel, was erop gericht om de overheidsinvloed niet alleen lokaal, maar ook centraal vorm te geven. Daardoor wordt een soort veiligheidsklep ingebouwd of, om het positief te zeggen, wordt de minister een mogelijkheid geboden om een rol te spelen bij de ontwikkeling van de strategie door het GPB. Omdat ik het zo gezegd heb, is het logisch dat de heer Remkes hierop reageerde door te zeggen dat je ook het hele GPB in handen van de centrale overheid kan leggen. Dat zou mij echter een stap te ver zijn. Ik wil nu graag van de minister horen dat hij dit soort alternatieven juist tijdens de komende onderhandelingen met een open oog zal blijven bekijken. De lokale overheden komen hierdoor wellicht iets meer op afstand te staan, maar de centrale overheid blijft wel een rol spelen in de onderhandelingen en misschien ook wel in de overgangssituatie.

Ik zeg dit ook, omdat er onduidelijkheid blijft bestaan over de rol van de distributiedirecteuren. Er is namelijk nog geen strategieplan. De onderlinge tegenstellingen tussen de distributiedirecteuren zijn natuurlijk reëel, want zij zijn concurrenten. Het is echter de vraag of zij die tegenstellingen kunnen overwinnen. Als zij dat niet kunnen – dat zou niet voor het eerst zijn in de laatste vijf jaar – dan worden hun onderlinge verschillen als distributiebedrijven als het ware afgewenteld en wordt het GPB als het ware een sterfhuisconstructie. Dat wil echter niemand. De rol van de lagere overheden, als het niet anders kan samen met de centrale overheid, blijft voor ons dus van belang.

Een hoofdpunt voor de langere termijn wordt gevormd door het netwerk. De minister heeft uiteengezet dat technische en economische functies volstrekt gescheiden moeten zijn en dat zij dus niet onder invloed mogen zijn van spelers in de markt. Over dit principiële uitgangspunt zijn wij het gelukkig volstrekt eens. Ik betwijfel echter of dit mogelijk is in de constructie die de minister heeft voorgesteld. Hij heeft evenwel gevraagd om hem de tijd te geven om dit nader te onderzoeken en uiteen te zetten. Ik geef hem die tijd. Ik geef mij echter ook nog niet gewonnen.

Mijn laatste hoofdpunt betreft de maatschappelijke taken, met name energiebesparing. Ik ben blij dat de gehele Kamer heeft gevraagd of dit nou wel goed komt. In principe kan het natuurlijk wel goed komen. Ik heb gehoord dat in Noorwegen niet alleen de grootverbruikers, maar ook bijvoorbeeld de kleine en middelgrote bedrijven zich realiseren dat zij stroom moeten inkopen. Het is niet meer zo dat zij een biljet bij het energiebedrijf moeten invullen en dat zij vervolgens voor één prijs stroom krijgen. Neen, zij moeten hier nu bewust over nadenken. Het verkrijgen van stroom wordt dus een inkoopfunctie in plaats van een automatisme. Je ziet dan dat de inkopers zich gaan afvragen waarom zij eigenlijk stroom kopen, terwijl zij ook een energiedienst kunnen kopen of kunnen besparen. De druk zal dus deels van de markt komen. Er zullen dan ook, net als op de financiële markt, banken of bemiddelaars komen voor energiediensten. In principe kan het dus goed komen, maar er is wel sprake van langere terugverdientijden. Verder komt het zeker niet automatisch ten goede van de captives. Wij moeten niet verdwijnen in de zwarte driehoek van te lange terugverdientijden, het uitblijven van energiediensten en het ontbreken van een wettelijke grondslag daarvoor. Mede namens enkele collega's wil ik dan ook een motie voorleggen om te bewerkstelligen dat wij een wettelijke grondslag krijgen om instrumenten te kunnen toepassen. Welke instrumenten dat moeten zijn, weet ik niet precies. De minister kan dit evenwel uitzoeken. Het gaat dan om instrumenten om de maatschappelijke kosten die wij zien, over meer partners in de sector of over de gehele sector te kunnen omslaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat een grotere marktwerking in de elektriciteitssector niet mag leiden tot minder inspanningen voor energiebesparing en andere milieutaken;

van mening, dat de overheid middels diverse instrumenten de marktpartijen moet kunnen dwingen tot het verder besparen op energiegebruik, waarbij te denken valt aan onder andere een bestemmingsheffing en verhandelbare rechten/plichten;

verzoekt de regering in de nieuwe Elektriciteitswet een grondslag voor de toepassing van adequate beleidsinstrumenten voor energiebesparing op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Jorritsma-van Oosten, Van Middelkoop, M.B. Vos en Van Dijke.

Zij krijgt nr. 4 (25097).

De heerCrone(PvdA)

Voorzitter! Ik ben blij dat de minister heeft aangekondigd dat er voor Kerstmis of daarna een nota over energiebesparing zal komen. Ik hoop natuurlijk dat die nota voor Kerstmis zal komen. Laten wij echter niet een datum opschrijven, want dan vraagt de heer Remkes over een jaar waarom het niet gelukt is in 1997. Ik neem aan dat het de intentie is dat die nota er zo snel mogelijk komt. Als dat gebeurt, kunnen wij bij de definitieve vormgeving van de wet ook zicht hebben op de wettelijke grondslag. Dit kan dan ook nog gebeuren voordat dit kabinet terugtreedt.

De heerLansink(CDA)

Als gevolg van de discussie van gisteren zou het kabinet volgende week wel eens kunnen verdwijnen.

De heerCrone(PvdA)

Dan zal het volgende kabinet dit wel doen. Als die nota maar op tijd komt...

De voorzitter:

Ik heb het vermoeden dat de minister wel uit de voeten kan met de afspraak dat de nota voor Kerstmis of daarna zal komen.

De heerVan Dijke(RPF)

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik plaats hier wel de kanttekening bij dat de minister tamelijk laconiek deed over een aantal thema's van dit belangrijke onderwerp en dat hij min of meer over een aantal antwoorden heen hobbelde. Ik weet wel dat wij hier in de toekomst nog uitvoerig over komen te spreken aan de hand van de wet zelf en dat wij dit debat eigenlijk moeten beschouwen als een hoofdlijnendebat, maar over een aantal punten is bij mij wat onduidelijkheid blijven bestaan.

Om te beginnen wil ik een misverstand wegwerken. De minister riep dit tijdens zijn beantwoording op door te veronderstellen dat ik helemaal wars en vies zou zijn van marktwerking. De minister moet zich realiseren dat mijn spreektijd zeer beknopt is. Ik voel mij niet geroepen om in die beperkte spreektijd de positieve punten die ik in een voorstel zie, breed uit te meten. Ik moet mij beperken tot kritische kanttekeningen. En dat heb ik dan ook gedaan. In die zin zou er wel eens een wat scheef beeld kunnen ontstaan. Ik zie best de zin van marktprikkels in. Waar het mij in dit verband om gaat, is de snelheid waarmee nu voortgang wordt geboekt. Die baart mij grote zorgen. Bovendien gaat de totale omwenteling die de minister voorstelt, mij te ver.

De minister heeft niet gereageerd op mijn verzoek om in te gaan op datgene wat zijn partijgenoot, de heer Terlouw, heeft gezegd over de bedoelingen van de ons omringende landen. Ik vind dit echter een belangrijk punt. Zijn wij met wat wij hier aan het doen zijn, naïef met betrekking tot de bedoelingen van de ons omringende landen? Ik heb gevraagd of het GPB op een willekeurige achternamiddag overgenomen kan worden door een buitenlandse ondernemer. Ik wil dat niet. Daarom vraag ik de minister of hij dat wel wil en of hij daar op zichzelf geen bezwaar tegen heeft. Weet de minister of men daar in Frankrijk net zo over denkt als wij? Ik heb de indruk dat men zoiets in Frankrijk nooit zou toestaan. Ik vraag mij dan ook af of wij wel die kant op moeten gaan.

Wat de brandstofdiversificatie betreft, vind ik dat de minister heel luchthartig is heengefietst over wat wij hier tot nu toe als beleidsdoelstelling hebben geformuleerd. Wij vonden dat belangrijk. De minister meent evenwel dat wij het wel aan de markt kunnen toevertrouwen, omdat de markt er zelf baat bij heeft. Volgens mij is dit punt te belangrijk voor de veiligstelling van de energieleverantie om te zeggen dat de markt dit maar moet regelen. Ik vind dat de minister een instrument moet hebben om, wanneer een en ander in onbalans dreigt te raken, te kunnen ingrijpen.

Ik heb een vraag gesteld over de kostenontwikkeling voor de kleinverbruiker, maar de minister heeft daar niet op gereageerd. Naar mijn inschatting wordt het duurder. Hoe schat de minister dit in? Op grond waarvan kan hij de overweging koesteren dat het wellicht goedkoper wordt? Kan hij mij daar een indruk van geven?

Voorzitter! Ik maak nog een opmerking over het toezicht. Ik heb de indruk dat de minister er nog een flinke kluif aan zal krijgen om de Kamer aan te tonen dat er adequaat onafhankelijk toezicht zal kunnen plaatsvinden. Verder zal er nog een moeilijke weg te gaan zijn om dit goed te kunnen positioneren. Aan de ene kant zijn er onze aspiraties met betrekking tot de doelstellingen die wij vanuit politiek oogpunt geformuleerd hebben; aan de andere kant is er de vrijheid die de markt moet krijgen, en de afstand die de toezichthouder tot de minister moet hebben. Als je niet voor een ZBO wilt kiezen – ik zie de bezwaren daar ook van – maar het toezicht een plaats op het ministerie wilt geven, dan lijkt het mij uiterst lastig om die onafhankelijkheid te waarborgen. Volgens mij zal de vormgeving en positionering hiervan een van de belangrijke punten van de nieuwe wet worden.

Mijn laatste punt betreft het MAP. Dit dreigt in de toekomst teloor te gaan. Ik vind dat bezwaarlijk, omdat het een instrument is geworden waardoor bepaalde doelstellingen gerealiseerd kunnen worden die in de verantwoordelijkheidsverdeling als het ware de individuele opwekker te boven gaan. Ik wil er dan ook voor pleiten om in de nieuwe wet iets soortgelijks tot stand te brengen, bijvoorbeeld via een netheffing.

Voorzitter! Ik wil tot slot een paar moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de regering de vrijstelling voor het betalen van de vennootschapsbelasting wil laten vervallen;

constaterende, dat als compensatie hiervan fiscale faciliteiten ter stimulering van energiebesparing worden ingevoerd;

overwegende, dat de vermogenspositie van de energiesector zwak is en gelet op de internationale verhoudingen op korte termijn de solvabiliteit en de rentabiliteit verbeterd dienen te worden;

overwegende, dat genoemde compensatiemaatregelen onvoldoende mogelijkheden bieden om te komen tot een vermogensopbouw c.q. hogere solvabiliteit;

verzoekt de regering de afschaffing van deze vrijstelling gefaseerd in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dijke. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (25097).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de MAP-gelden zijn ondergebracht bij de energiedistributiebedrijven;

overwegende, dat de besteding van de MAP-gelden onafhankelijke toetsing behoeft;

verzoekt de regering deze onafhankelijke toetsing in de nieuwe Elektriciteitswet vorm te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dijke. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (25097).

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter! Wat bedoelt collega Van Dijke precies met onafhankelijke toetsing van de besteding van de MAP-gelden? Ik heb gelezen dat het de bedoeling is dat de minister een en ander goedkeurt. De minister zet ook zijn handtekening onder convenanten en dergelijke.

De heerVan Dijke(RPF)

Het is nu de netbeheerder die de MAP-gelden verdeelt. In de nieuwe situatie, zoals voorgesteld in de wet, zal de netbeheerder volgens mij niet meer volstrekt onafhankelijk zijn. En dan bestaat die onafhankelijke positie bij de toedeling van de MAP-gelden dus niet meer.

De heerRemkes(VVD)

De verdeling van de MAP-gelden is op dit moment een kwestie van de distributiebedrijven. Voorzover ik het kan zien, blijft dat ook zo.

De heerVan Dijke(RPF)

Ja, maar kunt u van de distributiebedrijven dezelfde onafhankelijke opstelling verwachten die je van bijvoorbeeld de minister mag verwachten?

De heerRemkes(VVD)

Neen, dat is ook de reden waarom de minister de zaak goedkeurt. Dat is op dit ogenblik zo en dat blijft zo. Ik begrijp dan ook niet de toegevoegde waarde die deze motie beoogt te hebben.

De heerVan Dijke(RPF)

Haal het daar weg, want het is een onnodige tussenschakel. Breng het bij de minister, want hij kan dit het beste beoordelen.

De voorzitter:

Gehoord het gemor aan mijn rechterkant, zal de minister ongetwijfeld commentaar leveren op deze motie.

De heerVan Dijke(RPF)

Ik had een heleboel moties voorbereid, maar ik zal er nog slechts één indienen. In de schriftelijke beantwoording heb ik even vluchtig gezien dat de minister niet achter de meter wil loeren bij de grootverbruikers. Er is echter een aantal motieven om dat vooral wel te doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de afgrenzing tussen de groep "bijzondere grootverbruikers" en de "tussengroep" is gebaseerd op een bepaalde afname van elektriciteit per jaar (10 miljoen kWh);

overwegende, dat de groep "bijzondere grootverbruikers" divers is samengesteld;

overwegende, dat bij deze groep verbruikers deels sprake is van volledige dekking uit het openbare net en dat deels eigen opwekking met teruglevering aan dit net voorkomt;

overwegende, dat voor alle grootverbruikers in alle gevallen hetzelfde wettelijk regime dient te gelden;

verzoekt de regering in de nieuwe Elektriciteitswet de grens voor de categorie grootverbruikers niet te baseren op de afname per jaar, maar op het verbruik per jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dijke. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (25097).

De heerLansink(CDA)

Voorzitter! Ook ik dank de minister voor zijn beantwoording. Hij is op een heel behoorlijke wijze op een grote reeks punten ingegaan. Voor mij zijn eigenlijk geen vragen onbeantwoord gebleven, hetgeen overigens niet wil zeggen dat alle antwoorden toereikend zijn. Dit heeft te maken met het feit dat de minister een zo sterke marktideologie nastreeft dat hij te gemakkelijk reageert op punten die daarmee te maken hebben. Dat geldt overigens niet voor alle punten. Ik erken voluit dat de minister stevig heeft onderstreept dat hier altijd sprake blijft van een geconditioneerde markt met allerlei voorwaarden. Het zou dus best zo kunnen zijn dat uit het ontwerp van de nieuwe wet blijkt dat de conditionering zodanig is dat ik wat voorzichtiger moet zijn met mijn uitspraken. Ik heb nu echter ook niet gezegd dat het niet deugt. Ik blijf wel van oordeel dat de minister te weinig helderheid geeft over de ijkpunten die nodig zijn om het nutskarakter voldoende sterk te houden. Op enkele punten zal ik dan ook een Kameruitspraak vragen. Ik zeg hier overigens meteen bij dat de behandeling van het wetsvoorstel uiteindelijk natuurlijk de doorslag moet geven.

Wat de marktwerking betreft, noem ik drie punten. Ik heb al in meer algemene zin gevraagd of marktwerking wel toegepast kan worden op een dergelijke sector. De grote industrie zit nu goed, maar er kan best een tijd komen waarin het omgekeerde het geval is, bijvoorbeeld wanneer het volk in opstand komt. Dit is natuurlijk een geintje, maar het heeft wel een serieuze ondertoon. Gezien de historische context, is het heel begrijpelijk dat Aldel en dergelijke bedrijven heel mooie contracten hebben kunnen afsluiten. Het zou echter best wel eens kunnen dat wij de zaak om sociaal-economische redenen wat anders moeten gaan aanpakken, zeker als Nederland al zijn geld meent te moeten gaan verdienen met dienstverlening in plaats van met basisindustrie. Ik ben daar niet voor; ik vind dat wij een gemiddeld pakket moeten houden, inclusief de basisindustrie. Gezien de merkwaardige ontwikkelingen vandaag de dag in de politiek en daarbuiten, kun je echter nooit weten hoe het loopt. Ik denk in dit verband aan de NAVO en datgene wat hier gisteren in dat kader gebeurd is, en wat er komende week nog staat te gebeuren.

Mijn tweede punt betreft het milieu. De hele Kamer maakt zich hier zorgen over. Alle fracties hebben gesproken over energiebesparing en diversificatie naar zon en wind. Ik blijf van oordeel – dat is ook de enige reden waarom ik de motie van collega Crone op dit punt niet heb medeondertekend – dat het niet mogelijk is om in deze wet een grondslag voor energiebesparing vast te leggen. De wet regelt de productiestructuur en dergelijke; de energiebesparing moet je juist aan de andere kant aanpakken. Ik ben er echter wel sterk voor om, voorzover ze er nog niet voldoende zijn, instrumenten te ontwikkelen, vooral op het financiële vlak, waardoor de milieudoelstellingen dichterbij gebracht kunnen worden. De minister heeft al gezegd dat continue levering tegen zo laag mogelijke kosten en op milieuhygiënisch verantwoorde wijze de grondslag van de wet blijft. Wij moeten dus maar eens bekijken hoe dit verder uitpakt. Ik meen evenwel dat op dit punt de zorg van de Kamer algemeen was. De minister is hier wel toereikend op ingegaan, maar het is de vraag hoe een en ander verder uitwerkt in Europa. Ik doel dan op de reciprociteit. Kunnen wij onze milieudoelstellingen überhaupt wel aan anderen opleggen? Kunnen wij tegen de Fransen zeggen dat hun kerncentrales dicht moeten? Ik zeg trouwens tegen mevrouw Jorritsma dat je dat dan wel als zwaarste milieupunt moet hebben gekozen.

De heerCrone(PvdA)

U weet toch dat Engeland, dat nog lid is van de Europese Unie, kernenergie heeft. Engeland heeft een vrijstelling voor kernstroom. Als het uit Frankrijk importeert, dan hebben de Fransen daar dus voordeel van. Thatcher wilde namelijk alles privatiseren, maar niemand wilde de kernenergie hebben. En dat kost de Engelse burgers nu zo'n 2,8 mld. pond per jaar. Die privatisering is dus niet mogelijk. Hoe je ook over kernenergie denkt, er zitten maatschappelijke kosten aan. En die wil de markt niet hebben! Wij zijn het hierover eens. In Europa is het kennelijk mogelijk dat je een bepaalde diversificatie wilt en dat je kosten daarvan mag afwentelen op het totaal van de gebruikers. En daar doel ik op. Er kan dus wel iets, zeker in Europees verband. Hoe het precies moet, weet ik ook niet. Dit is hier evenwel een voorbeeld van.

De heerLansink(CDA)

Voorzitter! Ik hoef hier niet op te reageren, niet alleen omdat deze interruptie te lang is, maar ook omdat zij voorbijgaat aan hetgeen ik stelde. Het is moeilijk om onze plannen voor besparing en diversificatie, in welke richting dan ook, aan andere landen op te leggen. Omdat wij een kleiner land zijn, kunnen wij dus in een moeilijke positie komen ten opzichte van landen die hier anders tegen aankijken. En daar zit ik mee. De heer Remkes zegt wel meer belangrijke dingen – ik denk aan de onthaasting van de minister van VROM – maar uit dit debat is mij één punt bijgebleven. Hij heeft gezegd dat wij naar een "vergassing" toegaan. Hij heeft natuurlijk bedoeld te zeggen dat wij over een tijdje alleen nog maar gas stoken en dat wij daar nog een paar windmolens bij hebben, maar dat het daar dan wel bij blijft. Dat gas produceert uiteindelijk echter CO2. Je zult dus ook naar een andere diversificatie moeten. Wij rekenen ons rijk met de warmtekrachtkoppeling en allerlei andere zaken, maar dat kan nooit de bedoeling zijn voor de langere termijn. Daarom wil ik het begrip "marktwerking in Europees verband" ook nader uitgewerkt zien, voordat ik daar het groene licht aan kan geven.

Ik kom op de plaats van de overheid. Aanvankelijk dacht ik dat het netwerkbeheer en het toezicht op de hele structuur wellicht in één orgaan konden worden meegenomen. Uit de discussie heb ik echter opgemaakt dat dit toch niet kan. Wij moeten natuurlijk geen zeven toezichthouders hebben, maar wel één of twee. Wij zouden aan het toezicht op het netwerk kunnen ontkomen, als wij op de lange termijn zouden streven naar eigendom bij de overheid. Ik denk hierbij aan de structuur van de wegen; die is ook in handen van de overheid. Naarmate de privatisering sterker wordt, moet dat dichterbij komen. Het lijkt mij nuttig om in ieder geval te weten wat de consequenties daarvan zijn, of het kan en of het überhaupt wel wenselijk is. Ik heb op dit punt dan ook een motie voorbereid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de betrouwbare levering van elektriciteit eisen stelt aan de beschikbaarheid van het elektriciteitsnet;

voorts overwegende, dat bij de vrijmaking van de (internationale) elektriciteitsmarkt de toegang tot het open netwerk gewaarborgd dient te zijn;

van oordeel, dat naast de van productie en distributie gescheiden rechtspersonen ook andere beheersmodellen in beschouwing moeten worden genomen;

verzoekt de regering tijdig te onderzoeken of en onder welke condities de elektriciteitsnetten onder het beheer van de overheid kunnen worden gebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lansink en Crone. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (25097).

De heerLansink(CDA)

Dit kan ook eigendommen in een andere beheerssituatie betekenen.

Voorzitter! Over het toezicht is al voldoende gesproken, ook door de andere woordvoerders. Ik wil benadrukken dat wij er volgens mij mee gediend zouden zijn als wij hier niet kiezen voor een zelfstandig bestuursorgaan, maar meteen duidelijk een structuur neerleggen. Ik heb een sterke voorkeur voor de structuur van het agentschap. Omdat dit behoorlijk in de wet uitgewerkt moet worden, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de betrouwbare levering van elektriciteit eisen stelt aan de beschikbaarheid van het elektriciteitsnet;

voorts overwegende, dat bij de gefaseerde vrijmaking van de elektriciteitsmarkt ook andere aspecten van algemeen belang de betrokkenheid van de overheid blijven vergen;

van oordeel, dat de overheid in de persoon van de minister van Economische Zaken aanspreekbaar moet zijn op het toezicht op de uitvoering van de Elektriciteitswet;

verzoekt de minister daarom bij de vormgeving van het toezicht over te gaan tot oprichting van een agentschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lansink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (25097).

De heerLansink(CDA)

Voorzitter! Mijn volgende opmerking betreft het grootschalig productiebedrijf. Ik blijf van oordeel dat de voorliggende structuur in dezen grote vraagtekens oproept. Ik verwijs naar hetgeen ik daarover in eerste termijn heb gezegd. Als wij niet oppassen gaan wij toe naar een monopolistische structuur, met name doordat de positie van de aandeelhouders lagere overheden onduidelijkheid blijft. Er zijn twee mogelijkheden. De ene is om daar de aandelen neer te leggen. De andere mogelijkheid is om te kiezen voor een geheel andere structuur. Mijns inziens is het toch van tweeën één. Als wij vinden dat er een belangrijk grootschalig productiebedrijf moet komen, mag het niet zo zijn dat die van binnenuit wordt uitgehold. Dat is mijn zorg en die blijf ik voorlopig overeind houden. Ik verzoek de minister om na ommekomst van het beraad met IPO en VNG en na toetsing van de Wet economische mededinging ons nader aan te geven hoe hij die structuur ziet.

Wat betreft de bakstenenproblematiek heeft de minister wat meer oog gekregen voor de positie van de kleinverbruikers, hetgeen wij ook uit de krantenberichten hebben kunnen opmaken. De problematiek mag niet op hen worden afgewenteld. Iedereen zal moeten bijdragen, ook in de toekomst. Het zou overigens kunnen zijn dat de problematiek zodanig van aard is dat je de kleinverbruikers er zelfs van moet van vrijwaren.

Vervolgens kom ik te spreken over de instrumenten. Ik heb zo-even al iets gezegd over mijn voorkeursroute waar het gaat om de energiebesparing. Overigens zeg ik in alle openhartigheid dat er ook binnen mijn eigen kring altijd pittige discussies zijn inzake het gebruik van het belastingstelsel en financiële beleidsinstrumenten. Ik heb de indruk dat wij in eigen huis met deze discussie wat verder komen. Als je kiest voor een financieel beleidsinstrumentarium – ik ben daar zelf sterk voor – dan moet je dat zo doorzichtig en eenduidig mogelijk maken. Ik vraag de minister daar goed naar te kijken. Dit punt speelt ook een rol bij het debat dat wij de volgende week voeren met de minister van VROM over de vormgeving van de afvalverwerking en de tarieven voor het storten. Ook daar kan gekozen worden voor het instrument van de Wet milieugrondslag dan wel andere instrumenten. Ik zou het op prijs stellen als de minister kon toezeggen dat het kabinet nog eens goed gaat bekijken wat de beste weg is om dit soort zaken vorm te geven.

Wat betreft de Elektriciteitswet zelf wacht ik af wat er nog verder gaat komen. Ik heb wel aarzelingen of het energiebericht de hoogste wijsheid is. Een pittiger inbreng van overheid en Kamer lijkt mij wenselijk. Alleen de term al doet mij vermoeden dat het om zeer eenzijdige berichtgeving zal gaan.

Vervolgens heb ik namens mijn fractie de eer de volgende motie voor te leggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de betrouwbare levering van elektriciteit voor alle afnemers verzekerd moet zijn;

van oordeel, dat bij de vernieuwing van de structuur van de elektriciteitsvoorziening de doelstelling van de levering van elektriciteit tegen zo laag mogelijke kosten op milieuhygiënische wijze gewaarborgd moet zijn;

verzoekt de regering bij de opstelling van het voorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet af te zien van bepalingen die onomkeerbare stappen tot gevolg hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lansink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (25097).

De heerLansink(CDA)

Voorzitter! Vervolgens kom ik te spreken over Dodewaard. Ik accepteer op zichzelf de brief over de nucleaire competentie in relatie tot de 17 mln. en de wijze waarop de kennis op dit gebied in stand kan worden gehouden. Ik heb van de minister begrepen dat hij in alle oprechtheid meent dat wij deze energievorm wel eens nodig zouden kunnen hebben in de volgende eeuw. De vraag van de heer Van Dijke over de nucleaire gasturbines die ik ook had willen stellen, heeft de minister nog niet beantwoord. Overigens is er sinds gisteren een nieuw feit rond Dodewaard. De ondernemingsraad van de NV GKN heeft namelijk bezwaar aangetekend tegen de wijziging van het Elektriciteitsplan. In zijn bezwaarschrift toont de ondernemingsraad aan dat er eigenlijk geen enkele onderbouwing is voor het verzoek van de directie van GKN om tot sluiting over te gaan. Dit is voor mij aanleiding om de minister te vragen om vooralsnog af te zien van goedkeuring tot wijziging van het Elektriciteitsplan. Wij achten het van belang dat deze kwestie eerst wordt opgehelderd. Als de argumenten van de SEP niet blijken te deugen – eigenlijk doen ze dat mijns inziens ook niet – zou er mijns inziens geen bezwaar tegen zijn om deze wijziging niet door te voeren. Ik heb hierover de volgende motie opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de argumenten van de SEP tot sluiting van de kerncentrale Dodewaard ontoereikend zijn;

voorts overwegende, dat de ondernemingsraad van de NV GKN bezwaar heeft aangetekend bij het voorstel tot wijziging van het Elektriciteitsplan, omdat essentiële informatie inzake de onderbouwing van de aanvraag tot sluiting van de kerncentrale Dodewaard ontbreekt;

verzoekt de regering vooralsnog af te zien van de goedkeuring tot wijziging van het Elektriciteitsplan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lansink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (25097).

De heerLansink(CDA)

Wellicht ten overvloede merk ik nog op dat de sluiting waarover in de motie wordt gesproken, de sluiting nu betreft. Het jaar 2004 zou natuurlijk dan nog wel gewoon mogelijk zijn.

De heerRemkes(VVD)

Over deze motie moeten wij inderdaad nog eens serieus nadenken.

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik ben overigens zeer opgelucht nadat de heer Lansink heeft gesproken. Mijn wereldbeeld dreigde eerder namelijk wat verstoord te raken. Toen ik zijn eerste instantie beluisterde, dacht ik dat er een geheel nieuwe coalitie in deze Kamer aan het ontstaan was. Een coalitie van CDA, SP, GroenLinks en RPF versus paars als hoeder van de markt. De heer Lansink heeft zich in tweede termijn echter wat meer tot de markt bekeerd, weliswaar onder stringente voorwaarden...

De heerLansink(CDA)

Ik maak bezwaar tegen deze schets van de heer Remkes. Ik heb het steeds gehad over marktprikkels en marktconforme instrumenten, maar ook in eerdere debatten heb ik grote vraagtekens geplaatst bij de marktwerking en wel rond de volgende drie thema's: algemeen, milieu en Europa. Ook omdat de heer Poppe nu niet aanwezig is, hecht ik eraan te zeggen dat, hoewel hij het soms brengt op een manier die ik niet zou kiezen, hij in de kern het punt raakt waarom het hier gaat. Ik zou willen dat de heer Remkes daar ook eens wat oog voor had. Ik laat mij nu dus niet wegspelen van de heer Poppe of mevrouw Vos. Ik houd overeind dat de marktwerking zoals die nu dreigt uit te pakken, wel eens zeer slecht zou kunnen zijn. Ik geef de minister vooralsnog het voordeel van de twijfel. Ik heb niet voor niets gezegd dat er een verschil is in perceptie. Dat mag ook best, maar de heer Remkes moet nu niet mijn betoog gaan vertekenen.

De heerRemkes(VVD)

Ik probeer duidelijk te maken dat de heer Lansink voor zichzelf de mogelijkheid heeft opengehouden dat uiteindelijk ook hij de nieuwe Elektriciteitswet steunt.

De heerLansink(CDA)

Neen, daar is nog geen sprake van, want dat hangt helemaal van de inhoud af.

De heerRemkes(VVD)

Natuurlijk, maar hij is niet bij voorbaat tegen.

De heerLansink(CDA)

Als ik zelf zou mogen kiezen en ik het zelf helemaal voor het zeggen had, zou ik die wet niet veranderen.

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter! Ik ben het in grote lijnen eens met de flexibele uitleg die de minister in zijn beantwoording heeft gegeven terzake van het tempo van de marktwerking. Met andere woorden: het tempo ten aanzien van wat er in Europa en hier intern gebeurt, moet aangepast kunnen worden, ook op basis van de evaluatie.

Verder ben ik het eens met het profiel dat de minister heeft geschetst van het grootschalig productiebedrijf. Op zichzelf is er in dezen ook niet zo verschrikkelijk veel nieuws onder de zon. Als je op je in laat werken wat er in de overeenkomst van samenwerking op basis van de huidige Elektriciteitswet is geregeld, zou je deze ontwikkeling ook kunnen zien als een soort sluitstuk van het proces zoals dat in het kader van wetgeving in 1989 in gang is gezet. Het is natuurlijk wel buitengewoon belangrijk dat de efficiencyslag daadwerkelijk plaatsvindt. Wat dat betreft ligt er in de richting van de productiesector een grote uitdaging. Vanaf deze plaats wil ik die sector daarmee ook veel succes wensen.

Zeer content was ik over de opmerking van de minister over de reciprociteit. Er worden in de wet een aantal heldere, objectieve en toetsbare criteria in de wet neergelegd, aan de hand waarvan in de toekomst goed gewerkt kan worden.

Wij wachten de rapportage over de overgangsproblematiek af. Met betrekking tot de privatisering kan ik mij in grote lijnen vinden in datgene wat de minister daarover heeft gezegd. Collega Jorritsma zal hierover straks een motie indienen die ik van harte heb medeondertekend.

Vervolgens ga ik in op een enkel punt waarbij ik vooralsnog wat kanttekeningen plaats. Ik zie af van het indienen van moties, aangezien een en ander allemaal bij het wetgevingsproces terugkomt.

Hoewel wij het op zichzelf zinnig vinden om tijdens het leerproces, dus de eerstkomende paar jaren, het toezicht onder de vlag van EZ te laten, is het voor ons de vraag of dit uiteindelijk en op de langere termijn een goede constructie is. Ook ten aanzien van de vraag of het samenvoegen van beide vormen van toezicht wel de meest wenselijke constructie is, wens ik nadrukkelijk een voorbehoud te maken. In het kader van de wetgeving zullen wij daar zeker op terugkomen.

De heerCrone(PvdA)

Ik ben het met uw redenering eens. In eerste termijn heb ik ook gezegd: hoe onafhankelijker, hoe beter. De minister heeft gesteld het toezicht zeker in de beginperiode bij zich te willen houden, waarvoor natuurlijk ook wel iets te zeggen is. Bij kernenergie ligt het toezicht op de veiligheid bij het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Je moet bij kernenergie voorkomen dat economische belangen vermengd worden met veiligheidsbelangen. Zou je naar analogie daarvan dan ook niet kunnen afspreken dat in dezen het toezicht op de tarieven voor kleinverbruikers geschiedt door de minister van koopkracht, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid? Het punt is namelijk dat de minister van Economische Zaken er belang bij heeft om bijvoorbeeld het GPB overeind te houden. Deze kan redeneren: de prijs kan ik wel iets verlagen, maar ik doe dat nog niet, want het levert geld op.

De heerRemkes(VVD)

Ik heb gezegd over de onafhankelijkheid wat ik daarover gezegd heb. Ik ben natuurlijk altijd bereid na te denken over alternatieve constructies, maar vooralsnog kies ik in dit geval voor EZ. Ik ben niet overtuigd door de redenering van de heer Crone, zeker niet omdat overdracht van toezicht naar Sociale Zaken en Werkgelegenheid de mogelijkheid van belangenverstrengeling in zich draagt. Mede gelet op de mijns inziens nogal hypocriete reacties van sommige politieke partijen op de gevolgen van de vorstperiode van ongeveer drie weken in relatie tot de energietarieven, de ecotaks en dergelijke, meen ik dat wij daar niet aan moeten beginnen.

De heerCrone(PvdA)

Wat is dat nu voor onzin? Als iemand in die periode 200 kubieke meter extra gas heeft verbruikt, heeft dat wat betreft de ecotaks een koopkrachtnadeel opgeleverd van ƒ 12. Het nadeel zat dus niet in de ecotaks maar in de gasprijs zelf. Dat nadeel is namelijk ƒ 100. Het is volstrekt terecht dat wanneer de overheid in het kader van de ecotaks geld krijgt, zij dat teruggeeft aan de burgers. De ecotaks is dan in wezen niet voor de overheid.

De heerRemkes(VVD)

Ik vervolg mijn betoog, voorzitter. Ik ben niet overtuigd van de redenering van collega Lansink om wat betreft de vormgeving van het toezicht over te gaan tot oprichting van een agentschap. Zijn motie op dit punt zullen wij dan ook niet steunen.

Verder heb ik bezwaar tegen de reactie van de minister aangaande de heffingen op het net. Op dit moment kennen wij al een aantal heffingen op energie, zoals de brandstoftoeslag, de BTW en de ecotaks. Verder krijgen wij in de toekomst nog te maken met de gevolgen in het kader van de vennootschapsbelasting. De minister houdt voor zichzelf nog open de optie van het verplichte aandeel duurzaam. Gisteren hebben wij een convenant toegestuurd gekregen over het MAP tot het jaar 2000. Daarin staat ook iets over het percentage duurzaam en over het voorbehoud dat de sector op dat punt maakt. Ik zou de minister dringend willen adviseren om mede om die reden voorlopig geen gebruik te maken van die wettelijke mogelijkheid. Verder zweven nog boven de markt een Europese BTW en een bestemmingsheffing. De minister heeft bovendien nog gesproken over de mogelijkheid van een heffing in het kader van het oplossen van de bakstenenproblematiek. Mijn fractie voelt daar helemaal niets voor.

MinisterWijers

Wanneer heb ik een heffing ten aanzien van het net van de bakstenen genoemd? Daar is namelijk geen sprake van.

De heerRemkes(VVD)

U heeft in uw beantwoording gezegd dat die mogelijkheid open moet blijven. Echter, als u nu zegt daar niets voor te voelen, dan ben ik natuurlijk zeer tevreden.

Geen bezwaar hebben wij tegen de redenering dat wanneer in het net zelf geïnvesteerd wordt, de daarmee gemoeide kosten via het tarief terugverdiend moeten worden. Echter, om het netbeheer te gebruiken als voertuig voor allerlei heffingen, daar voelt de VVD-fractie helemaal niets voor. Wij zullen er bij de bespreking van de wet zelf op terugkomen.

MevrouwJorritsma-van Oosten(D66)

Voorzitter! Ik bedank de minister voor zijn duidelijke en uitvoerige antwoord in eerste termijn.

Allereerst kom ik te spreken over het GPB. Van groot belang is de vraag hoe dat bedrijf zich zal positioneren op de markt, zowel nationaal als internationaal, en op welke wijze optimaal invulling kan worden gegeven aan de rol van de aandeelhouders en de raad van commissarissen. Je zou kunnen zeggen dat de ontwikkeling van het GPB zich afspeelt op een schaal met enerzijds een toegaan naar een monopolistische structuur, waarbij sprake is van opdrijving van prijzen, en met anderzijds de zogenaamde sterfhuisconstructie. Het moge duidelijk zijn dat wij natuurlijk geen van beide opties willen, maar hoe het GPB zich precies zal ontwikkelen, is erg lastig te voorspellen. Het is dan ook verschrikkelijk belangrijk de verdere ontwikkelingen op dit punt erg goed in de gaten houden, waarbij zo nodig sturend moet worden opgetreden als het dreigt een kant op te gaan die wij niet willen. De evaluatie zal daarbij tevens een belangrijke rol spelen.

Het lijkt mij buitengewoon onverstandig om nu als Kamer een uitspraak te doen over het aandeelhouderschap. Ik ga ervan uit dat in het overleg dat hierover de komende tijd zal plaatsvinden, de minister op de hem gebruikelijke wijze zodanig zorgvuldig opereert dat in dezen een goede oplossing zal worden gevonden.

De minister heeft gezegd dat naast zijn bevoegdheid terzake van instemming met de benoeming van de onafhankelijke leden van de raad van commissarissen, hij de mogelijkheid openhoudt om enige invloed te hebben op het vervolg van het bestaan van die raad van commissarissen. Mijns inziens is dat een buitengewoon goede zaak.

De gezamenlijke ondernemingsraden hebben terecht aandacht gevraagd voor de positie van het personeel van het GPB. In de onderhandelingen en de vele brieven rondom het GPB is dat aspect niet echt aan de orde geweest. Ik wil er bij dezen bijzondere aandacht voor vragen.

Ten aanzien van het netwerk is een waterdichte scheiding nodig. In zijn antwoord heeft de minister gezegd dat wanneer bij de evaluatie blijkt dat bepaalde ontwikkelingen de verkeerde kant opgaan, bijstelling mogelijk is. Ik houd hem daaraan. Die mogelijkheid dient er inderdaad te zijn.

In mijn eerste termijn heb ik de suggestie gedaan om een tweedeling in het toezicht aan te brengen. Enerzijds is er het toezicht op het netbeheer met daaraan eventueel gekoppeld het toezicht op de groene certificaten. Dat toezicht zou dan wat los van de minister moeten komen te staan, naar analogie van de kartelautoriteit. Wat mij betreft zou dat over niet al te lange tijd in de vorm gegoten kunnen worden van een ZBO. Anderzijds noem ik het toezicht op de captives, de leveringsvoorwaarden en de tarieven. Onzes inziens is dat een andersoortig toezicht dat meer politiek van aard is. Dat toezicht zou ik dicht onder de minister willen houden met in zijn kielzog het parlement. Het enige argument daartegen dat ik van de minister heb gehoord, is dat er dan te veel toezichthouders komen. Nu zie ik ook natuurlijk ook wel het gevaar van een woud van toezichthouders, maar als dit het enige argument is van de minister om mijn suggestie niet in overweging te nemen, vind ik dat toch wat minimaal. Ik vraag de minister dan ook om die suggestie alsnog serieus in overweging te nemen.

In de schriftelijke beantwoording stelt de minister dat er wat betreft het tijdschema voor de Elektriciteitswet haast geboden is. Dit roept bij mij de vraag op of de minister het beoogde tijdschema ook daadwerkelijk haalbaar acht.

Verder schrijft de minister dat zolang kleine warmtekrachtkoppeling en duurzame opwekking gebonden zijn, deze onder de toezichthouder vallen. In de optiek van mijn fractie is het van belang dat ook wanneer er geen gebonden klanten meer zijn, er de mogelijkheid blijft om de teruglevertarieven ten aanzien van juist kleine warmtekrachtkoppeling en duurzame opwekking niet alleen aan de markt over te laten. Het is belangrijk dat er op dat punt zekerheid komt en dat de minister er zich zo nodig mee blijft bemoeien.

Voorzitter! Over het onderwerp windenergie hebben wij de volgende motie opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel, dat de ontwikkeling van windenergie ten onrechte geen optimale kansen krijgt;

van mening, dat de afnemers van met windenergie opgewekte stroom bij deze ontwikkeling een cruciale rol kunnen en moeten spelen en daarbij op dit moment in gebreke blijven;

van mening, dat ook fiscale maatregelen ter bevordering van windenergie momenteel onvoldoende effect hebben;

dringt er bij de regering op aan knelpunten te inventariseren om de ontwikkeling van windenergie op zo kort mogelijke termijn weer op gang te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jorritsma-van Oosten, Crone, Remkes, Lansink, Van Dijke en M.B. Vos.

Zij krijgt nr. 12 (25097).

MevrouwJorritsma-van Oosten(D66)

Voorzitter! Voor mijn fractie is het buitengewoon belangrijk dat er wat betreft de privatisering geen ongelukken gebeuren tijdens het liberaliseringsproces. Ook daarover leg ik de Kamer een motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de liberalisering van de elektriciteitssector een ingrijpend proces is dat ordelijk en geleidelijk dient plaats te vinden;

overwegende, dat dit in het belang is van alle betrokkenen, met name van de gebonden klanten;

van oordeel, dat vroegtijdige privatisering zal leiden tot private monopolies;

van mening, dat daarom privatisering van monopoliefuncties voorkomen dient te worden;

dringt er bij de regering op aan te bewerkstelligen dat privatisering in de elektriciteitssector niet eerder aan de orde kan zijn dan nadat de liberalisatie in voldoende mate tot stand is gekomen en daarover met alle betrokken partijen in overleg te treden;

verzoekt de regering op korte termijn een meer integrale visie te ontwikkelen inzake privatisering in relatie tot het liberaliseringsproces en daarover aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jorritsma-van Oosten, Crone en Remkes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (25097).

MevrouwJorritsma-van Oosten(D66)

Voorzitter! Met betrekking tot het punt van de besparing heb ik de motie van de heer Crone ondersteund, omdat het naar mijn idee buitengewoon belangrijk is dat in de toekomstige E-wet hiervoor een instrumentarium wordt opgenomen.

Nog geen antwoord heb ik gekregen op mijn in eerste termijn gestelde vraag, of het op dit moment reeds geoorloofd is dat distributiebedrijven leveringscontracten afsluiten met bedrijven die buiten hun regio vallen. De PNEM bijvoorbeeld heeft leveringscontracten gesloten met DSM Limburg en met bedrijven in Zuid-Holland.

MevrouwVos(GroenLinks)

Voorzitter! De minister heeft met zijn antwoord mijn zorgen over de ontwikkeling die ons te wachten staat, niet weg weten te nemen. Ik vond dat hij nogal gemakkelijk heenstapte over de spanningen die door deze Kamer zijn gesignaleerd en de maatschappelijke gevolgen ervan. Ik blijf van oordeel dat de minister harder loopt dan gezond is. Mijns inziens zullen er op deze manier brokken gaan vallen. Die brokken zullen met name terechtkomen bij het milieu en bij de groep van kleinverbruikers die in een nogal kwetsbare positie verkeren.

De minister is er mijns inziens niet in geslaagd een helder beeld te schetsen van de toekomstige rol van de kleinverbruikers. Hij heeft toegezegd te onderzoeken of het mogelijk is dat mensen zelf kunnen kiezen om gebonden te blijven. Wij zijn blij met die toezegging. Overigens heeft de minister gezegd dat wanneer een gebonden klant verhuist naar een straat waar iedereen vrije klant is, deze niet zomaar zelf kan kiezen om gebonden te blijven. Dat zou er eigenlijk op neerkomen dat de consument geen vrije keuze heeft en dat hij zich zou moeten conformeren aan de keuzen van de mensen in zijn omgeving. In mijn visie zouden de kleinverbruikers die vrije keuze wel degelijk moeten hebben.

Graag krijg ik nog antwoord op mijn eerdere vraag, of het niet goed zou zijn dat distributiebedrijven die in de toekomst aan kleinverbruikers willen leveren, daarvoor een vergunning nodig hebben en aan bepaalde eisen voldoen, teneinde de kleinverbruikers bescherming te bieden.

Mijn fractie is niet gerust op de ontwikkeling rond de kruissubsidiëring. De minister heeft gezegd in te willen gaan op de suggestie van collega Crone om een correctie in te bouwen voor de productiviteitsstijging. Toch vrees ik dat dit onvoldoende is om de zaak goed te regelen voor de kleinverbruikers en om hen te vrijwaren van eventuele extra kosten. Ik heb hierover de volgende motie opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat in de overgangsfase waar grootverbruikers al vrij zijn, terwijl de kleinverbruikers nog gebonden klanten zijn, het gevaar van kruissubsidiëring reëel is, maar ook na het vrij worden van alle klanten niet uitgesloten is;

van oordeel, dat alleen een wettelijk maximumtarief onvoldoende waarborgen biedt om kruissubsidiëring te voorkomen;

verzoekt de regering het toezicht op de tarieven zodanig in te richten dat een effectieve toetsing plaatsvindt, gericht op het voorkomen van kruissubsidiëring,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (25097).

De heerRemkes(VVD)

Voorzitter! Wat is de toegevoegde waarde van deze motie? Het is mij volslagen onduidelijk waarin deze motie verschilt van datgene wat de minister heeft gezegd.

MevrouwVos(GroenLinks)

De minister denkt dat het door de maximumtarieven zeer strak in te richten niet mogelijk zal zijn om de kleinverbruikers op te zadelen met kosten die eigenlijk bij de grootverbruikers thuishoren. Ik ben daar echter niet van overtuigd. Ik vind dat de toezichthouder een zeer expliciete rol moet hebben om ervoor te kunnen zorgen dat dit niet gebeurt. Ik heb echter niet uit het antwoord van de minister kunnen opmaken dat die rol ook zo expliciet ingevuld wordt.

Voorzitter! Verder ben ik niet tevreden op het punt van de energiebesparing. In eerste instantie was ik zelfs tamelijk geschokt door de reactie van de minister. Hij zei dat wij niet moesten zeuren door dit in deze discussie aan de orde te stellen, omdat er nog andere nota's komen waarin dit geregeld wordt. Het lijkt mij echter dat juist dit maatschappelijke doel in de kern van de wet ingebouwd moet zijn. Gelukkig bleek later dat de minister toch ook wel inzag dat hier iets aan gedaan moest worden. Ik heb de motie van de heer Crone op dit punt graag ondersteund en wil daar thans zelf nog een motie aan toevoegen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het gevaar bestaat dat door toenemende concurrentie in de elektriciteitssector de investeringen in duurzame energie, energiebesparing en onderzoek en ontwikkeling sterk zullen afnemen;

van oordeel, dat de overheid in een situatie met meer marktwerking maatregelen moet nemen om dit te voorkomen;

erkennende, dat het voorgestelde wettelijk verplicht aandeel duurzame energie een belangrijk instrument is in dit kader, maar dat aanvullende maatregelen nodig zijn;

verzoekt de regering voorstellen uit te werken voor het invoeren van een wettelijk verankerde opslag op de nettarieven waarvan de opbrengst aangewend kan worden voor het bevorderen van duurzame energie, energiebesparing en onderzoek en ontwikkeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (25097).

MevrouwVos(GroenLinks)

Voorzitter! Tot slot dien ik, zonder enige verdere toelichting, nog de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het projectbureau warmte-kracht een bijzonder positieve rol heeft vervuld bij het bevorderen van de toepassing van warmtekrachtkoppeling in Nederland;

overwegende, dat ook bij de omvorming van de energievoorziening in duurzame richting een daartoe opgezet projectbureau een belangrijke coördinerende en stimulerende functie zou kunnen vervullen;

verzoekt de regering de mogelijkheid van het instellen van een projectbureau duurzame energievoorziening te betrekken bij het plan van aanpak duurzame energie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (25097).

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Tweede termijn van de zijde van de regering

MinisterWijers

Voorzitter! Ik dank de afgevaardigden voor hun inbreng in tweede termijn, vooral degenen die brede steun hebben toegezegd aan het kabinetsbeleid.

Ik blijf met de heer Crone van mening verschillen over de uiteindelijke afweging van de voor- en nadelen van een bezitspositie van de overheid bij het GPB. Zeker in de eerste fase wil ik net als nu mee kunnen kijken en een rol kunnen spelen. Ook al zou ik dit niet willen, ik zal arrangementen moeten zoeken – ik wil het trouwens wel – waardoor de overheid niet alleen bij de formulering, maar ook bij de invulling van de strategie betrokken blijft. Hierbij gaat het eigenlijk om twee dimensies. Aan de ene kant moet ervoor gezorgd worden dat het echt een slagvaardig bedrijf wordt dat ook kan opereren. Aan de andere kant moet het echter niet zo slagvaardig worden dat de mededinging op de Nederlandse markt zodanig beperkt wordt dat elke vorm van concurrentie is uitgebannen. Ik ben ervan overtuigd dat het mogelijk moet zijn om die waarborgen voor de publieke belangen op een andere manier te regelen dan via het bezit. Bezit heeft namelijk het grote nadeel dat wij onze objectiviteit verliezen. Wij zijn het materieel wel eens over wat wij willen bereiken, maar over het middel verschillen wij een beetje met elkaar van mening.

De heerCrone(PvdA)

Ik heb ook niet bepleit dat de centrale overheid dé grote aandeelhouder moet worden. De lagere overheden zijn nu, direct of indirect, de aandeelhouders. Ik heb slechts de optie op tafel gelegd dat u daar ook een rol in speelt. Voor mij is het thans al genoeg als u zegt dat u dit niet vergeet.

MinisterWijers

Voorzitter! De heer Crone heeft gezegd dat ik op zichzelf een aantal goede principes heb geformuleerd voor de structuur van het GPB en de scheiding van functies. Hij geeft mij de tijd om hier onderzoek naar te doen, hier ervaring mee op te doen en een en ander nader uit te werken. Dat is ook nodig. Daarom hebben wij het geleidelijke proces gekozen waarbij ook de evaluatie een belangrijke rol speelt.

De heer Crone stelt in zijn motie op stuk nr. 4 dat de energiebedrijven de wettelijke taak moeten houden om zich in te zetten voor energiebesparing en duurzame energie. Ik ben het principieel met hem eens dat er een wettelijke grondslag moet zijn voor beide terreinen. De energiebedrijven krijgen als vergunninghouder de verplichting om een bepaald deel van hun energieafzet te leveren als duurzame energie. Verder krijgen alle producenten en leveranciers de wettelijke taak om doelmatig gebruik van elektriciteit door henzelf en door hun afnemers te bevorderen. In de motie zou je kunnen lezen dat ook meteen de instrumenten of de concrete aangrijpingspunten voor die wettelijke taak geformuleerd moeten worden. Daar ben ik wat minder enthousiast over. Ik wil het althans graag openhouden hoe dit precies geformuleerd moet worden in de wet. Dit heeft overigens ook te maken met de argumenten die de heer Lansink gaf voor de aangrijpingspunten. Als deze motie zodanig geïnterpreteerd kan worden dat niet a priori dat concrete aangrijpingspunt of instrument in de wet vastgelegd moet worden, dan zie ik haar graag als ondersteuning bij het ontwikkelen van de denklijn. Ik ben het er ook mee eens dat daar een wettelijk arrangement voor moet zijn.

De heer Van Dijke heeft mij gevraagd naar een reactie op de uitspraken van de door mij zeer gewaardeerde heer Terlouw. De heer Terlouw bepleit voorzichtigheid, ook in Europa. Ik denk dat dit op zichzelf terecht is.

De heerVan Dijke(RPF)

Ik ben het daar ook mee eens. De heer Terlouw zegt evenwel dat u veel te hard van stapel loopt.

De heerRemkes(VVD)

Terlouw zegt helemaal niets over privatisering.

MinisterWijers

Precies, maar dat is iets anders. De heer Terlouw heeft zich dus over een aantal dingen uitgelaten. Ik heb de indruk dat wij er niet met elkaar over van mening verschillen dat er een geleidelijk proces moet zijn en dat er sprake moet zijn van reciprociteit en een level playing field. Ik was al gewaarschuwd en ben nu zelfs twee keer gewaarschuwd, omdat de heer Terlouw ook nog eens waarschuwt voor het tempo. Zoals men weet, telt een gewaarschuwd mens voor twee. Ik tel nu dus voor vier.

De heer Van Dijke heeft gevraagd of de Fransen zouden toestaan dat er staatsbedrijven worden overgenomen. In het algemeen is Parijs de laatste tijd zeer pragmatisch. Er worden op het ogenblik veel staatsbedrijven verkocht. Voorzover ik het nu kan overzien, is dat niet aan de orde voor Electricité de France en Gaz de France. Ik zie dat ook nog niet zo snel gebeuren. Ik zie het trouwens überhaupt nog niet zo snel gebeuren dat er in Europa op grote schaal bedrijven worden verkocht. Ik sluit niet uit dat er op een gegeven moment, als de markt echt vrij is, allerlei vormen van allianties en misschien ook wel overnames zichtbaar worden. Dan moet er echter sprake zijn van volledige marktwerking en voldoende concurrentie. Daardoor zal het dan wat minder beangstigend zijn dan wanneer het nu zou gebeuren.

De heerVan Dijke(RPF)

Wat zou u ervan vinden als bijvoorbeeld een Duitse energieopwekker een grootschalig productiebedrijf in Nederland geheel zou opkopen? Zou u zeggen dat het niet anders is of zou u daar toch wel bezwaar tegen hebben?

MinisterWijers

Ik heb al gezegd dat ik privatiseringstendensen in deze fase van de ontwikkeling überhaupt erg ongewenst vind. Het wordt iets anders, als er straks een normale markt van producenten is. Je moet niet uitsluiten dat je dan allerlei vormen van allianties krijgt, maar die moet je op dat moment beoordelen. Het is nu onwenselijk, maar ik sluit niet uit dat het in de toekomst gaat gebeuren. Dan is de context echter ook anders.

De heerVan Dijke(RPF)

Hebt u instrumenten om die onwenselijkheid om te zetten in een verbod?

MinisterWijers

U loopt nu een beetje vooruit op de motie die mevrouw Jorritsma namens de paarse coalitie heeft ingediend. Ik heb al gezegd dat het buitengewoon ongewenst is dat er in deze fase van de ontwikkeling aandelentransacties plaatsvinden met andere partijen dan de partijen uit het consultatieproces van de afgelopen jaren. Ik ben zeker tegen privatiseringstendensen in deze fase. Ik heb ook toegezegd dat ik in de Elektriciteitswet een instrument zal ontwikkelen om dit, zolang die situatie voortbestaat, te voorkomen. Ik kom straks nog uitgebreider over de motie van mevrouw Jorritsma te spreken. Als ik de motie evenwel goed begrijp, zou zij mij op zichzelf kunnen helpen, ook formeel-juridisch, bij het tegenhouden van dit soort ontwikkelingen. Gezien de zorg die de heer Van Dijke heeft uitgesproken, ga ik ervan uit dat deze motie ook zijn steun zal krijgen.

De heerRemkes(VVD)

Ik vraag mij af of het, los van de formeel-juridische instrumenten die te ontwikkelen zijn, niet meer voor de hand ligt om hier gewoon afspraken over te maken met alle betrokken partijen, de aandeelhouders. Misschien is de minister hier al wel mee bezig.

MinisterWijers

Natuurlijk is dit een onderwerp dat op de agenda van het overleg staat. Het is echter de vraag of je het altijd via overleg kunt regelen. Als je je in de rol van de aandeelhouders verplaatst, merk je dat daar een aantal factoren een rol bij speelt. Daarbij speelt bijvoorbeeld maatschappelijke druk of, anders gezegd, de vertegenwoordiging van het Nederlandse volk. Dit zou kunnen helpen om het overleg succesvol te maken.

De heerRemkes(VVD)

Stel dat je met de grootaandeelhouders kunt afspreken dat het niet gebeurt, dan...

MinisterWijers

Dat zou fantastisch zijn.

De heerRemkes(VVD)

Ik wil ervoor pleiten om primair die route te ontwikkelen.

MinisterWijers

Dat overleg heb ik. Ik zou er met de heer Remkes buitengewoon gelukkig mee zijn als wij de onhelderheid die er nu toch een beetje is, door een overeenstemming met de aandeelhouders en een signaal aan de minister kunnen afsluiten.

De heerVan Dijke(RPF)

Wat zou de aandeelhouders ertoe kunnen prikkelen om tot zo'n afspraak met u te komen?

MinisterWijers

Ik denk dat dat in de eerste plaats precies die argumenten zijn die uzelf en velen hier in de Kamer gebruiken om aan te geven waarom er reden is om publiek eigendom te hebben en waarom er nu niet geprivatiseerd zou mogen worden. Ik ga ervan uit dat de publieke aandeelhouders ook handelen vanuit hun publieke verantwoordelijkheid.

De heerLansink(CDA)

Nu komen wij in een heel merkwaardige discussie terecht. Het is van tweeën één: ofwel u koerst op marktwerking aan met uiteindelijk als doel privatisering – daarom ben ik ook benieuwd wat u van de motie terzake vindt – ofwel...

MinisterWijers

Ik zal die motie meteen meenemen. Er zou een neiging kunnen zijn om aandelen te verkopen, omdat zij nu meer waard zijn dan zij straks waard zullen zijn, wanneer de liberalisering de facto is gerealiseerd. Dat is ook precies het argument waarom ik er grote bezwaren tegen heb om nu te verkopen. Dat zou volgens mij voor iedereen met een publieke verantwoordelijkheid moeten gelden. Die aandelen zijn nu namelijk meer waard, omdat degene die er wat voor wil betalen, veronderstelt dat hij nu monopoloïde winsten kan realiseren. Daar gaat het om. Ik ga er dus van uit dat vertegenwoordigers van het publieke belang zich, wat dat betreft, ook zo zullen gedragen. Zolang er evenwel onvoldoende sprake is van echte marktwerking – dat is ook de teneur van de motie – is dit ongewenst, omdat dan monopoliewinsten die neerslaan in de waarde van de aandelen, worden geconverteerd. En dat is niet goed.

Hiermee kom ik te spreken over de motie van mevrouw Jorritsma die ongelukkigerwijze nr. 13 heeft gekregen. Wij zullen het noodlot evenwel tarten. Ik beschouw deze motie als een ondersteuning van het beleid. In deze heldere motie wordt gevraagd om een integrale visie te ontwikkelen. Ik meen dat ik al geprobeerd heb om zo'n visie te geven, al wil ik niet beweren dat die integraal was. Ik wil die visie evenwel graag verder ontwikkelen. In deze motie lees ik ook de steun van de Kamer om in de tussentijd vast te houden aan mijn lijn van eerst liberalisering en pas dan privatisering. De overweging dat privatisering van monopoliefuncties daarom voorkomen moet worden, is voor mij cruciaal. Ik zie dit als een ondersteuning van mijn inzet ten opzichte van de verschillende partijen, maar het gaat verder dan dat. Die integrale visie is dus op zichzelf belangrijk. Zolang die integrale visie er niet is, verzet de Kamer zich tegen privatisering in monopoloïde situaties. Dat maak ik althans op uit de motie.

De heerLansink(CDA)

Dit betekent ook dat de minister toegeeft dat hij geen integrale visie op het geheel heeft. Het is dus tamelijk opportunistisch om...

MinisterWijers

Dat vind ik een beetje flauw, voorzitter.

De heerLansink(CDA)

Neen, dat is niet flauw. Ik heb met mensen uit de sector gesproken. Het verwijt dat zij maken, is dat de overheid niet helder is over wat er met marktwerking wordt beoogd bij een voorziening die ook een nutskarakter heeft.

MinisterWijers

Voorzitter! Ik denk dat de informatie van de heer Lansink teruggaat tot vóór november, want in de brief van november...

De heerLansink(CDA)

Die informatie heb ik twee weken geleden gekregen.

MinisterWijers

Dan kan ik niets anders zeggen dan dat iemand die brief niet gelezen heeft. Ik heb in november namelijk een brief geschreven waarin ik dit feit duidelijk uiteengezet heb. Er mag echter geen misverstand over bestaan dat ik op de kortst mogelijke termijn met een nadere onderbouwing van dit standpunt zal komen; ik heb daar geen problemen mee. Ik ga er wel van uit dat er overeenstemming bestaat over de visie die ik hier nu heb neergelegd, en de argumenten die ik daarvoor gegeven heb.

De heerVan Dijke(RPF)

Dit is toch een belangrijk punt. Ten eerste is de motie, als zij zo uitgelegd moet worden als de minister dat nu doet, een overbodige motie. Wij hebben daar al eerder ervaring mee opgedaan; zo'n motie moet je eigenlijk niet in stemming brengen. Ten tweede heeft de minister gezegd dat hij de motie in juridische zin beschouwt als een ondersteuning van datgene wat hij beoogt. En dat begrijp ik niet zo goed.

MinisterWijers

Het antwoord op de tweede vraag is ook het antwoord op de eerste vraag. Als de motie overbodig is, heeft zij niet die functie. Als zij wel de functie heeft die de heer Van Dijke in zijn tweede vraag noemt, is de eerste vraag daar ook mee beantwoord. Dat lijkt mij helder. Op zichzelf is het belangrijk dat de Kamer op een gegeven moment heel duidelijk uitspreekt hoe zij aankijkt tegen privatisering in monopoloïde situaties, ook al is er op dat moment nog geen wet waarin dat wordt geregeld. Van juristen heb ik begrepen dat je dan, wanneer er onverhoopt ooit geschillen ontstaan, het argument kunt hanteren dat de partijen konden weten dat er een breed maatschappelijk draagvlak bestond, ook in het parlement, voor een wetsvoorstel in ontwikkeling.

De heerVan Dijke(RPF)

Maar dat kan toch blijken uit de inbreng aan deze kant van de tafel?

MinisterWijers

Voorzover mijn kennis na tweeënhalf jaar ministerschap strekt, is niet alleen datgene wat op papier staat, maar ook datgene wat daarover wordt gezegd, van betekenis. Daarom heb ik net ook aangegeven hoe ik de motie op stuk nr. 13 interpreteer.

Voorzitter! Over overbodige moties gesproken: ik beschouw de motie van de heer Van Dijke op stuk nr. 5 als een ondersteuning van mijn beleid inzake de vennootschapsbelasting.

De heerCrone(PvdA)

Als die motie overbodig is, wil ik de heer Van Dijke, zeker na zijn interruptie van zo-even, vragen wat hij daar nu mee gaat doen. Hij behoeft daar nu echter niet meteen op te reageren, want de motie kan nog tot aan het moment van de stemmingen ingetrokken worden.

MinisterWijers

Op zichzelf kan een geleidelijke invoering van de vennootschapsbelasting een manier zijn om de financiële vraagstukken in deze sector op te lossen. Ik voer hier ook overleg over met het ministerie van Financiën. Ik beschouw de motie dan ook als een ondersteuning van mijn beleid terzake.

De heer Van Dijke heeft gevraagd hoe in de voorgestelde structuur de brandstofdiversificatie totstandkomt. In de eerste plaats ben ik het met hem eens dat diversificatie belangrijk is en blijft. Het is echter wel de verantwoordelijkheid van de sector. Die heeft zelf ook belang bij spreiding, want het gaat om voorzieningen voor de lange termijn en de bestaanszekerheid. Dit punt krijgt met name aandacht in het energiebericht, mede in de context van de internationale situatie die immers steeds belangrijker wordt. Als er naar de mening van minister en Kamer echter risico's dreigen voor de langere termijn, dan kan er aan de hand van het energiebericht wel degelijk nieuw beleid ontwikkeld worden. Ik heb de heer Lansink helaas nog niet kunnen overtuigen van de betekenis van het energiebericht ten opzichte van het Elektriciteitsplan. De Kamer was nogal in detail betrokken bij het investeringsplan van de sector, maar komt daar nu op grotere afstand van te staan. Meer strategisch bezien, is het echter wel degelijk mogelijk om te bekijken of er voor belangrijke aspecten als leveringszekerheid voldoende condities aanwezig zijn. Het is altijd mogelijk dat de wetgever op basis van zijn inschatting van de situatie zijn verantwoordelijkheid neemt.

De heerLansink(CDA)

Maar hij kan niets opleggen. Wij kunnen een uitspraak doen, waarna de minister kan zeggen dat hij daar zijn best voor zal doen. Ik noem het opvoeren van het percentage windenergie. De minister kan dat nu echter nooit afdwingen, terwijl dat middels het Elektriciteitsplan wel kon.

MinisterWijers

Voorzitter! Dat is nou juist het voordeel van de positie van de wetgever. De wetgever kan te allen tijde op basis van zijn verantwoordelijkheden beslissen of er instrumenten moeten worden ingezet om maatschappelijke doelstellingen te realiseren. Dat behoeft overigens niet altijd wettelijk opgelegd te worden; er kunnen ook financiële instrumenten en dergelijke worden ingezet. In die zin verandert er principieel niets.

Vervolgens ga ik in op de motie op stuk nr. 6. Het is mij echt onduidelijk wat die motie zou oplossen. Onlangs is de Wet energiedistributie door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen. De situatie die in de motie wordt beoogd, is er in feite al. De motie is mijns inziens dan ook overbodig.

In de motie op stuk nr. 7 wordt de regering verzocht in de nieuwe Elektriciteitswet de grens voor de categorie grootverbruikers niet te baseren op de afname per jaar, maar op het verbruik per jaar. Ik ben bereid de mogelijkheden daartoe te bekijken. Er zitten voor- en nadelen aan. Eigen gebruik vraagt namelijk om een informatieplicht. Zonder die plicht kun je geen kant op. Ik verzoek de indiener de motie vooralsnog aan te houden. In ieder geval zou ik haar nu niet willen steunen.

De heerVan Dijke(RPF)

Als de minister toezegt er bij de wet zelve uitvoerig op terug te zullen komen en hij dan verantwoording wil afleggen over zijn beleidsvoornemens op dat punt, ben ik bereid deze motie tot dat moment aan te houden.

MinisterWijers

Het wordt in de wet geregeld. U kunt dan altijd nog reageren.

De voorzitter:

Dan is de motie op stuk nr. 7 bij dezen nu van de agenda afgevoerd.

MinisterWijers

Voorzitter! De heer Lansink heeft een aantal vragen gesteld aangaande het belangrijke thema milieu en reciprociteit. Ik ben voorstander van het maximaal milieuvriendelijk opwekken van elektriciteit. Ik noem een voorbeeld. Stel dat wij milieuvoorwaarden bieden aan andere landen ten aanzien van de manier waarop de energie is opgewekt. Een land als Frankrijk zou op basis van dezelfde argumenten kunnen zeggen: als jullie bepaalde vormen van importstroom weigeren, dan behouden wij ons het recht voor om jullie import te weigeren omdat er CO2 bij vrijkomt en wij werken met kernenergie. Het is dus een heel complexe situatie. Wij moeten dus op zoek gaan naar gevallen waarin er sprake is van evidente ecodumping. Ik meen dat je daar dan wel handen en voeten aan moet geven. Gegeven de relevante markt waarover je het hierbij hebt, maak ik mij overigens niet zoveel zorgen op dit punt. Wij hebben het voorlopig dan vooral over de ons omringende landen. Gelet op de discussies over duurzame energie in Europa, maak ik mij er dus minder zorgen over. Voorkomen moet wel worden dat wij in een val lopen waardoor de gehele zaak wordt dichtgeregeld en wij wellicht in ons eigen zwaard vallen. Van belang is dat wij de evidente vormen van ecodumping buiten de deur houden. Daar zullen wij ook aan werken.

MevrouwVos(GroenLinks)

Wat heeft dit voor consequenties voor een verplicht aandeel duurzaam als het gaat om de importstroom?

MinisterWijers

Iedere leverancier die over het net aan Nederlandse verbruikers levert, zal moeten voldoen aan de eisen van duurzaam. Dat zullen wij ook conform controleren. Een verplichtstelling voor duurzaam geldt voor alle leveranciers, ook voor iemand die importeert.

MevrouwVos(GroenLinks)

U gaat een systeem uitwerken aan de hand waarvan controle kan plaatsvinden?

MinisterWijers

Ik hoop dat wij op korte termijn het actieplan "Duurzame energie in opmars" naar de Kamer kunnen sturen. Daarin zijn dergelijke zaken nader uitgewerkt.

De heer Lansink heeft wat betreft de gekozen structuur gezegd nog niet echt overtuigd te zijn, maar hij heeft er meteen aan toegevoegd die ook nog niet overboord te willen gooien. Ik zeg niet dat ik hem ten aanzien van zijn twijfels in alle opzichten kan geruststellen. Daarvoor zijn er nog te veel onduidelijkheden. In het overleg met de aandeelhouders en de overheden zal ik mij dan ook mede laten leiden door een aantal zorgen die hij en anderen hebben. Essentieel is er dat een slagvaardige onderneming komt, overigens ook weer niet zo slagvaardig dat de mededinging aan de aanbod- en de productiekant in Nederland wordt dichtgespijkerd. Daarbij spelen ook een aantal vraagstukken rond de privatisering een rol. Ik heb dus goed geluisterd naar de heer Lansink. Het zou mij dan ook wat waard zijn om hem en zijn partijgenoten enthousiast te krijgen voor de eigenlijke gedachte.

Ik vind het jammer dat de heer Lansink nog steeds niets ziet in het energiebericht. Misschien klinkt het woord "bericht" wat huis-aan-huisbladachtig. Het gaat niet zozeer om het woord, als wel om de inhoud, maar wellicht dat er een betere benaming is te bedenken. Het betreft hier echter een strategisch document op basis waarvan wel degelijk beleid kan worden gevoerd.

De heerLansink(CDA)

Dan moet het een actieprogramma zijn dat uitgevoerd wordt door anderen. Vaststaat dat de naam energiebericht veel te vrijblijvend is. Daarnaast heb ik in eerste ronde toen wij erover gesproken hebben, mijn twijfels geuit over de werking van dat bericht. Als zou blijken dat de Kamer inderdaad convenanten of instrumenten kan afdwingen om bepaalde zaken te bereiken, dan zou wellicht mijn opvatting gunstiger voor u uitpakken. Maar voorlopig is dat nog niet het geval, waar ik de kwestie heb geplaatst in de sfeer van de liberalisering en de privatisering.

MinisterWijers

U zou de analogie kunnen maken naar de Energienota waarin allerlei financiële instrumenten worden ontwikkeld, aankondigingen van beleid worden gedaan en soms visies worden gegeven. Het is dus niet minder dan een Energienota. Alleen zal het bericht niet met de periodiciteit van de energienota's van de afgelopen decennia verschijnen maar om de vier jaar, en zal het in zijn scope waarschijnlijk iets beperkter zijn.

De heer Lansink heeft gevraagd naar de nucleaire gasturbines. Het gaat daarbij om heliumgekoelde hogetemperatuurreactoren. De verschillende partijen in Nederland zijn nauw betrokken bij het desbetreffende onderzoek. Bij de inzet van de middelen moeten wij deze optie goed afwegen ten opzichte van de andere optie. Het is inderdaad wel een interessant concept.

Verder heeft de heer Lansink gerefereerd aan de bakstenenproblematiek en de kleinverbruikers. Ik heb het al eerder gehad over de kolenvergasser, Dodewaard en de stadsverwarming. De desbetreffende kosten zullen verdeeld moeten worden over alle gebruikers. Je kunt daar niemand van uitsluiten. Bij het toezicht op de gebonden afnemers zal ik daar in alle redelijkheid mee omgaan. In ieder geval wil ik nu zeker geen enkele groep uitsluiten van een bijdrage aan de financiering van de bakstenen. Ik verwacht er overigens dit voorjaar meer duidelijkheid over te kunnen creëren.

Grote problemen heb ik met de motie op stuk nr. 8 van de heer Lansink, waarin verzocht wordt vooralsnog af te zien van de goedkeuring tot wijziging van het Elektriciteitsplan. Ik doe een dringend beroep op de Kamer om die motie niet te steunen. Ik zie geen reden om de wijziging niet goed te keuren. Als je die niet goedkeurt, creëer je allemaal onduidelijkheden.

De heerLansink(CDA)

Wat is dan voor u de betekenis van het bezwaarschrift van de ondernemingsraad van GKN en het advies van de AER?

MinisterWijers

Ik ken het advies van de AER nog niet. Eerlijk gezegd, ken ik het bezwaarschrift waarop u doelt, ook niet. Uiteraard zullen wij alle formele procedures doorlopen die behoren te worden doorlopen. Alle bezwaarschriften zullen zorgvuldig worden bekeken. Op basis van de kennis die ik nu heb, ben ik van mening dat deze wijziging van het E-plan goedgekeurd zou moeten worden.

Met de motie van de heer Lansink op stuk nr. 9 weet ik mij eigenlijk geen raad. De motie leidt mijns inziens tot veel onduidelijkheid. In eerste termijn heb ik gezegd dat er zowel in Nederland als internationaal een bepaalde trend waarneembaar is. Een veranderingsproces ingaan waarbij je er tegelijkertijd rekening mee houdt dat het ook nog wel een andere kant op zou kunnen gaan, is bepaald niet de goede manier.

De heerLansink(CDA)

Dat staat niet in de motie. De motie bedoelt te zeggen dat wij als Kamer op momenten zouden moeten kunnen zeggen dat een bepaalde stap te ver gaat of dat aan iets anders gedacht moet worden. Het woord "omkeerbaar" wil niet zeggen een terugkeer naar een oude situatie.

MinisterWijers

Wij hebben evaluatiemomenten toegezegd. Een evaluatie voer je niet uit voor de kat z'n staart. Dat is een serieuze zaak. Als op basis van een evaluatie de conclusie zou moeten worden getrokken dat de wet moet worden veranderd, dan moet de wet worden veranderd. Op zichzelf is dat niets anders dan het regelmatig agenderen van een debat dat de minister zal hebben met het parlement over het onderhavige uitermate complexe veranderingsproces. In die zin is de motie dan ook overbodig.

De heerLansink(CDA)

Als ik het zo mag interpreteren, dan geloof ik dat de minister op dit punt gelijk heeft. Laten wij deze motie maar afvoeren.

De voorzitter:

Waarvan akte. De motie op stuk nr. 9 is van de agenda afgevoerd.

MinisterWijers

Voorzitter! In zijn motie op stuk nr. 10 pleit de heer Lansink voor de agentschapstatus voor het toezicht. De heer Remkes heeft in dit verband een voorkeur voor een ZBO. De discussie hierover is eigenlijk gradueler dan de namen suggereren. Hetzelfde geldt voor de discussie over de kartelautoriteit. Het is absoluut niet zo dat er nu iets neergezet wordt wat een speelbal is van het opportunistisch gedrag van de minister. Achter het concept van een agentschap kun je allerlei condities creëren, teneinde wat betreft het vermogen van de politiek verantwoordelijke minister om in te grijpen in de beleidsuitvoering door zo'n agentschap of hoe je een dergelijke organisatie ook wilt noemen, heel veel transparantie en objectiviteit aan te brengen. Voorkomen moet dus worden dat de etiketten een absolute zeggingskracht krijgen. In die zin ben ik positief over de motie van de heer Lansink, waar ik al eerder heb gezegd dat ik gegeven de huidige condities, in deze fase wil beginnen met een agentschapstatus, aangezien zeker in de opbouw de minister de volledige politieke verantwoordelijkheid draagt wat betreft de organisatorische kanten en het beleid dat zich nog verder moet zetten. Ik sluit zeker niet uit dat er op een gegeven moment sprake zal zijn van een ZBO-status, althans als aan de condities om een ZBO definitief te vestigen, is voldaan.

De heerRemkes(VVD)

Die condities creëer je zelf. Dat betreft namelijk de wijze waarop je zelf vorm aan een en ander geeft.

MinisterWijers

Maar dat kost tijd.

De heerVan Dijke(RPF)

Als de minister een bureau op zijn ministerie leegruimt en hij daar de directie toezicht zetelt, dan is dat natuurlijk nog geen agentschap. Dan is het gewoon een directie die ressorteert onder zijn verantwoordelijkheid.

MinisterWijers

Bijvoorbeeld Senter is een agentschap omdat die verder afstaat van mijn departement dan een ambtelijke dienst die een meer beleidsmatige taak heeft. Senter heeft een puur uitvoerende taak. Wij praten over een continuüm. Het verschil tussen een agentschap en een ambtelijke dienst is overigens gradueel. Ik zal dan ook nader naar dat aspect kijken. De dienst of het agentschap dient maximaal af te staan van de dagelijkse hectiek van de beleidsprocessen. In eerste instantie wil ik de volledige verantwoordelijkheid kunnen dragen voor de organisatorische setting en voor het beleid dat zich moet gaat zetten. Het zal een leerproces zijn. Zolang je in dat leerproces zit, moet je er geen ZBO van maken.

De heerVan Dijke(RPF)

Als ik het goed begrijp, begint het dus bij het leeggeruimde bureau op het ministerie en is het de intentie van de minister op termijn en wanneer de situatie het toelaat, tot een ZBO te komen.

MinisterWijers

Als aan de condities is voldaan, wil ik niets liever dan een ZBO voor dit soort structuren.

De heerLansink(CDA)

Daarover verschil ik dan met de minister van mening. Ik denk dat wij het bij het agentschap moeten houden.

MinisterWijers

Dat heeft waarschijnlijk te maken met uw veronderstelling dat aan die condities nooit zal kunnen worden voldaan.

De heerRemkes(VVD)

Dit betekent dus dat u aanvaarding van de motie ontraadt?

MinisterWijers

Het zou mij groot genoegen doen als over het etiket dat op de organisatievorm wordt geplakt in deze fase, geen enkele eenduidige uitspraak werd gedaan. Dat geldt dus ook voor de uitspraak van de heer Remkes.

De heerRemkes(VVD)

Ik heb er ook geen motie over ingediend.

MinisterWijers

Sorry, u heeft gelijk.

De heerLansink(CDA)

Feitelijk heeft u er wel een ingediend door aan de minister te vragen om aanvaarding van mijn motie te ontraden.

MinisterWijers

Voorzitter! Vervolgens kom ik te spreken over de motie van de heer Lansink op stuk nr. 11. Ik wil natuurlijk graag onderzoek toezeggen, ook op basis van de vragen die maandag en vandaag zijn gesteld. Ik wil mij er echter niet op vastleggen. Door mijn standpunt over privatisering blijven de netten voorlopig de facto in overheidshanden. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zullen wij dat aspect overigens nader uitwerken.

Ook de heer Remkes heeft in zijn betoog gevraagd om onderzoek. Welnu, ik kan hem zeggen dat daar geen enkel bezwaar tegen bestaat.

De heerCrone(PvdA)

De minister sprak zo-even over een nadere uitwerking in de memorie van toelichting. Ik zou die uitwerking liever gestalte zien krijgen in het kader van de desbetreffende motie van mevrouw Jorritsma op stuk nr. 13.

MinisterWijers

Als het eerder kan, doen wij dat.

Aan het adres van de heer Remkes merk ik op dat het wettelijk aandeel duurzaam zo verstaan moet worden dat tot 2000 de verplichtstelling niet aan de orde is. Na afloop van MAP 2000 komt die vraag pas aan de orde. Dat staat ook in het actieplan "Duurzame energie in opmars". De optie moet wel als instrument in de wet worden opgenomen. Dat is een logische consequentie van hetgeen ik over duurzaam heb gezegd.

De heerRemkes(VVD)

Dan hangt het dus wel van de formulering af, maar daar komen wij tegen die tijd wel op terug.

MinisterWijers

Verder heeft de heer Remkes zich zorgen gemaakt over de heffingen op het net. In de bakstenenvoorziening zitten ook de kosten van stadsverwarmingsnetten. Iemand zal die moeten betalen. Ik vind het net een serieuze optie waarnaar ik kijk. Ik weet alleen niet of je in dit verband moet spreken van een heffing. Mijns inziens is het gewoon een kostentoerekening. De kosten zullen op een bepaalde manier moeten worden "verschmerzt".

Mevrouw Jorritsma heeft gepleit voor een permanente invloed van de minister op de raad van commissarissen van het GPB. Ik zal die gedachte bij mijn beschouwingen betrekken. Er bestaan overigens nog geen afspraken over. Het is een van de punten die zijn geagendeerd voor het komende gesprek. Ik kan mij voorstellen dat er sowieso gedurende de overgangstermijn, de eerste vier jaren dus, sprake is genoemde invloed van de minister.

Mijn argumentatie tegen het splitsen van toezicht heeft niet alleen betrekking op het tegengaan van proliferatie maar ook op het bundelen van expertise. Netwerktarieven spelen een grote rol bij de tarieven inzake de captives. Ik zal erop toezien dat er in dezen sprake is van een duidelijke positie van de minister en de ministeriële verantwoordelijkheid. Een en ander zal ik nog nader in het wetsvoorstel uitwerken. Ik zou mevrouw Jorritsma willen vragen de positie open te houden opdat zij bij de evaluatie van de wet daarover eventueel een wat scherper standpunt kan innemen.

In reactie op de motie op stuk nr. 12 van mevrouw Jorritsma kan ik melden dat een uitgebreide analyse van de ontwikkelingen rond windenergie zal worden gegeven in het actieprogramma "Duurzame energie in opmars". De zorgen die mevrouw Jorritsma ten aanzien van de windenergie heeft uitgesproken, deel ik.

De heerLansink(CDA)

Voorzitter! Ik heb die motie medeondertekend, maar op dat moment was het dictum nog niet gewijzigd in zijn huidige vorm. Oorspronkelijk stond er namelijk: dringt er bij de regering op aan alles in het werk te stellen om de ontwikkeling van windenergie op zo kort mogelijke termijn weer op gang te brengen. In het gewijzigde dictum wordt echter gevraagd om de knelpunten te inventariseren. Dat betreft echter precies de twee punten die in de twee voorafgaande onderdelen van de motie zijn genoemd. Ik zeg dit aangezien een en ander het gevolg is van de ombuigingen van twee jaar geleden.

MinisterWijers

Mijn advies is om deze motie aan te houden tot de bespreking van genoemd actieprogramma die binnen niet al te lange tijd kan plaatsvinden.

MevrouwJorritsma-van Oosten(D66)

Ik neem uw advies over.

De voorzitter:

Akkoord, dan is de motie op stuk nr. 12 bij dezen van de agenda afgevoerd.

MinisterWijers

Voorzitter! Conform de nieuwe wet mag de PNEM leveren aan DSM. Daarbij komt dat PNEM en Mega gaan fuseren. Vooruitlopend daarop is er, gegeven de ontwikkelingen die een zekere waarschijnlijkheid hebben en gelet op de specifieke situatie, eigenlijk niets aan de hand. Ik ga er in ieder geval geen bezwaar tegen aantekenen.

MevrouwJorritsma-van Oosten(D66)

Geldt dat ook voor de Zuid-Hollandse bedrijven die ik heb genoemd?

MinisterWijers

Waar ik de indruk heb dat er een vrij grote kans is dat er voldoende politieke steun in de Kamer is voor in ieder geval liberalisering met betrekking tot grootverbruikers, zou ik het eerlijk gezegd wat formalistisch vinden om mij tot de inwerkingtreding van de wet te verzetten tegen de levering waarop mevrouw Jorritsma doelt. Overigens om misverstanden te voorkomen: het gaat natuurlijk om vrije klanten. Hierbij geldt dus niet: free for all.

In reactie op de motie van mevrouw Vos op stuk nr. 14 refereer ik aan het gestelde in mijn brief van gisteren, dat tarieven die de toezichthouder vaststelt zo scherp moeten zijn dat er geen ruimte is voor kruissubsidies. Er wordt een goed toezicht georganiseerd op de gehele gang van zaken. Derhalve heb ik geen behoefte aan deze motie. Ze voegt niets toe.

Dan kom ik te spreken over de motie van mevrouw Vos op stuk nr. 15. Ik heb al gezegd dat er een wettelijke voorziening komt voor duurzaam en energiebesparing. Hoewel ik geen moeite heb met het doel dat mevrouw Vos in haar motie uitspreekt, is het dictum van de motie als zodanig wel heel erg specifiek. In die zin heb ik eigenlijk geen behoefte aan de motie.

MevrouwVos(GroenLinks)

Kunt u iets concreter zijn? Ziet u sowieso niets in een opslag op de nettarieven of bent u bereid die optie open te houden?

MinisterWijers

Ik wil mij nu niet vastleggen op het middel waarlangs wij bepaalde zaken gaan regelen. Ik wil er heel pragmatisch over zijn. Het meest efficiënte instrument dat er is, moet je gebruiken om je doelstellingen te gebruiken. Wij hebben in dit land ambitieuze energiebesparingsdoelstellingen. Die moeten wij ook realiseren. Daar kan dit een middel toe zijn, maar daar wil ik mij nu niet op vastleggen. Het dictum van de motie is dan ook wel heel erg specifiek. Hoewel ik geen probleem heb met de geest ervan, zou ik mevrouw Vos toch willen vragen om de motie in te trekken, gelet op de door mij gedane toezegging. Anders moet ik aanvaarding ervan ontraden.

Wat betreft de motie op stuk nr. 16 van mevrouw Vos kan ik verwijzen naar de notitie "Duurzame energie in opmars". Daarin is een voorstel vervat tot instelling van een projectbureau waarop ook de motie betrekking heeft.

De voorzitter:

Ik dank alle betrokkenen voor hun inbreng, in het bijzonder de minister en de hem vergezellende ambtenaren.

Sluiting 11.57 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Erp (VVD), ondervoorzitter, Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), De Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Vreeman (PvdA), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66) en Houda (PvdA).

Plv. leden: Passtoors (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), Van Rooy (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), R. A. Meijer (groep-Nijpels), M. B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Verbugt (VVD), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Poppe (SP), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Jeekel (D66) en Crone (PvdA).

Naar boven