Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25090 nr. 72 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 25090 nr. 72 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 16 december 1997
Op 10 september jl. is er tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor VROM (25 090, nr. 66) een discussie geweest over de vangnetregeling, de Regeling Bijdrage Huurlasten (RBH) in de Huursubsidiewet. Deze is bedoeld voor huishoudens die plotseling met een inkomensdaling te maken hebben, die tijdelijk niet door de reguliere huursubsidie wordt gecompenseerd. Deze huishoudens konden onder de oude Wet IHS gebruik maken van de schattingsregeling. Deze regeling is afgeschaft vanwege de complexiteit van het schatten, resulterend in zeer veel terugvorderingen. Met name voor huishoudens met lage inkomens resulteerde dit in betalingsproblemen en in een relatief hoge werklast, zowel bij het departement als bij de verhuurders. Armoedeval was een andere belangrijke keerzijde van de schattingsregeling.
Tijdens het Algemeen Overleg heb ik toegezegd te onderzoeken wat de consequenties zijn als de RBH op het punt van het inkomen wordt verruimd en in verband hiermee samen met de VNG en DIVOSA te onderzoeken of en op welke wijze decentrale uitvoering van de RBH mogelijk is. Bij de vigerende RBH-regeling blijkt immers dat controle van actuele minimuminkomens op centraal niveau al problematisch is; uitbreiding naar bovenminimale inkomens zou de problematiek aanmerkelijk verscherpen.
Tevens heb ik toen toegezegd te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de gevonden oplossing met terugwerkende kracht te laten gelden voor tijdvak 1997–1998. Ik heb daarbij uitdrukkelijk een relatie gelegd met de uitvoerbaarheid. In het plenair debat over de RBH van 19 nov. 1997 is via motie 69 (Duivesteijn c.s.) nogmaals aangedrongen op een verruimde regeling die met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 1997 werkzaam is.
In deze brief vindt u het kabinetsstandpunt met betrekking tot bovengeschetste problematiek. Het omvat de ontwikkeling van een RBH-regeling nieuwe stijl, waarin de eis dat het inkomen moet zijn gedaald tot op of onder het minimuminkomen uit de vigerende RBH-regeling is komen te vervallen en de uitvoering decentraal bij de gemeenten plaatsvindt. Dit voorstel is tot stand gekomen in nauw overleg met de VNG en DIVOSA. Dit voorstel is in de vorm van een wetswijziging inmiddels bij uw Kamer ingediend.
Naast een voorstel voor een RBH-nieuwe stijl omvat het kabinetsstandpunt een centraal uitgevoerde verruimde RBH-regeling met beperkte vooraf-controle («overgangsregeling RBH») die met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 1997 werkzaam is. In bijlage 2 vindt u een schematisch overzicht van het bereik en de kosten van de oude schattingsregeling, de vigerende RBH-regeling, de RBH-nieuwe stijl en de overgangsregeling RBH.
Op een tweetal punten wordt de vigerende RBH-regeling gewijzigd. Aan de ene kant zijn dat de voorwaarden om voor RBH-nieuwe stijl in aanmerking te komen, oftewel het bereik van de regeling, aan de andere kant betreft het de uitvoering. Onderstaand zal ik beide aspecten in hoofdlijnen belichten.
Huishoudens kunnen, net als onder de vigerende RBH-regeling, op elk moment in het jaar een beroep doen op de RBH-regeling nieuwe stijl. Bij de oude schattingsregeling kon dit niet; het opgeven van een schattingsinkomen kon alleen vóór aanvang van het huursubsidiejaar. Zoals ik bij vorige gelegenheden reeds heb aangegeven is deze mogelijkheid in de RBH een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de oude schattingsregeling.
Om voor de RBH-nieuwe stijl in aanmerking te komen moet men aan de volgende criteria voldoen:
1. ten opzichte van het rekeninkomen1 moet men een inkomensdaling hebben ondergaan van ten minste 20%.
2. het gedaalde inkomen mag niet hoger zijn dan het maximum inkomen in de huursubsidie. Hiermee krijgt de RBH-nieuwe stijl hetzelfde inkomensbereik als de huursubsidie.
De eis dat het actuele inkomen na de inkomensdaling op of onder het minimum moet zijn gekomen komt dus te vervallen.
De regeling is hierdoor bereikbaar geworden voor alle huishoudens voorzover vallend binnen de grenzen van de Huursubsidiewet, die een aanzienlijke daling in het actuele inkomen ondervinden.
Wat uitvoering betreft is, vanwege eenduidige verantwoordelijkheidsverdeling en efficiënte uitvoering, gekozen voor volledige delegatie van de uitvoering naar de gemeenten. De gemeenten dragen zorg voor de aanvraagbehandeling en de controle. Zij verkrijgen beschikkingsbevoegdheid en zorgen voor de afhandeling van bezwaar- en beroepschriften. De afrekening met VROM vindt plaats via (periodieke) declaraties.
Op hoofdlijn is gekozen voor de volgende modaliteit:
a. De RBH-uitkering wordt voor (maximaal) 3 maanden toegekend; vervolgaanvragen kunnen worden ingediend, maximaal tot aan het einde van het tijdvak;
b. Bij de initiële aanvraag vindt integrale controle van het huishoudinkomen vooraf plaats. Dit geldt voor zowel het actuele inkomen als het inkomen over het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak (rekeninkomen). De controle-eisen m.b.t. het actuele inkomen zijn nauw afgestemd met de huidige eisen bij de Algemene Bijstandswet (ABW). Voor het belastbaar inkomen van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak wordt uitgegaan van een «brengplicht» door de aanvrager. Het ministerie van VROM is facilitair voor relevante bij haar aanwezige gegevens. Onderzocht wordt of een zodanige relatie tussen de gemeenten en de Belastingdienst mogelijk is, dat vereenvoudiging in het uitvoeringstraject voor de burger, de gemeenten en het Rijk kan worden bereikt;
c. Bij vervolgaanvragen vindt integrale controle plaats of er wijzigingen in het actuele inkomen zijn. Indien zich wijzigingen hebben voorgedaan wordt de zelfde controlemethodiek gevolgd als bij de initiële aanvraag;
d. Wat betreft de achterafcontrole is er met de belastingdienst en de accountantsdienst van het departement overleg gaande op welke wijze deze plaats zal vinden en welke controlemethodiek het meest passend is.
e. Conform de Huursubsidiewet is er bij de RBH een integrale vermogenstoets. Deze geschiedt achteraf.
Bovenstaande brengt met zich mee dat het loket, waar de RBH-bijdrage kan worden aangevraagd, wijzigt van het huidige Rijksloket naar het gemeentelijke loket voor huursubsidie/RBH. Dit kan zijn ondergebracht bij de Gemeentelijke Sociale Dienst. Behalve dat dit extra kosten met zich meebrengt zal er, mede gelet op de aard van de controle (persoonlijk bezoek door de aanvrager), mogelijkerwijs sprake zijn van een extra drempel voor het aanvragen.
§ 1.2. Wijziging huishoudsamenstelling
Momenteel worden inkomensdalingen al naar gelang de oorzaak verschillend binnen de Huursubsidiewet (HSW) behandeld. Zo worden inkomensdalingen als gevolg van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid e.d. afgehandeld via de RBH en worden inkomensdalingen als gevolg van huishoudsamenstelling door overlijden of scheiding afgehandeld via de hardheidsclausule van de HSW. Ik vind het logisch om alle inkomensdalingen op eenzelfde manier te behandelen. Daarom heb ik in de vigerende RBH-regeling uniformiteit in behandeling, door middel van integratie in de RBH, aangekondigd. Voor zowel de klant als de uitvoerende organisaties ontstaat er dan duidelijkheid en vervalt er een, in de praktijk, lastig controlepunt. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de uitvoeringskosten en de aantallen RBH-aanvragers. Deze consequenties, gebaseerd op een aanname van ca. 2100 extra RBH-aanvragen, zijn meegenomen in het budgettaire totaalbeeld.
Het aantal positieve RBH-toekenningen nieuwe stijl wordt geschat op ca. 21 100, een stijging van 8100 ten opzichte van de vigerende RBH-regeling. Genoemde 21 100 toekenningen betreft voor het grootste deel huishoudens die ook volgens de vigerende RBH-regeling voor een financiële bijdrage in aanmerking komen. Daarnaast betreft het de volgende drie groepen huishoudens:
1. zij die thans niet RBH kunnen krijgen doch wel een woonkostentoeslag (WKT);
2. de huishoudens die thans noch voor RBH noch voor WKT in aanmerking kunnen komen (deze groep betreft dan huishoudens die niet in aanmerking komen voor WKT vanwege de strengere vermogensgrenzen in de bijstand en het in mindering brengen op de WKT-uitkering van het aanwezige surplus aan draagkracht);
3. de huishoudens wier inkomensdaling veroorzaakt wordt door een wijziging in de samenstelling van het huishouden en thans via de reguliere huursubsidie worden opgevangen.
Het is voorstelbaar dat bij de introductie van de RBH-nieuwe stijl aanvankelijk relatief veel huishoudens – vanwege de onbekendheid met de nieuwe regeling – niet zullen aanvragen of juist ten onrechte een aanvraag zullen doen en zullen worden afgewezen. Via voorlichting zal getracht worden zoveel mogelijk burgers zo duidelijk mogelijk te informeren en aldus het mogelijk niet-gebruik en onterechte aanvragen te voorkomen of te beperken.
Hoewel verwacht mag worden dat de gemiddelde RBH-bijdrage zal dalen door de toevoeging van de groep huishoudens met bovenminimale inkomens, wordt er voor de ramingen vooralsnog uitgegaan van gemiddeld ca. f 1300. Zodra de informatie uit dit tijdvak en uit de evaluatie van de regeling bekend zijn, zal bezien worden of dit bedrag aanpassing behoeft.
Op basis van een enquête onder gemeentelijke sociale diensten naar de uitvoering van de WKT is de gemiddelde behandeltijd van een gemiddelde aanvraag voor RBH-nieuwe stijl berekend op iets minder dan 8 uur. Het gaat hierbij om de aanvraagbehandeling, controle, eventuele herbeoordeling van de subsidie-bijdrage en de afhandeling van bezwaar en beroep. Met een gemiddeld uurtarief van ca. f 125,– komt men dan op een bedrag voor de uitvoeringskosten van f 1 000,– per positieve toekenning. Voor afgewezen aanvragen zijn, gelet op het feit dat deze aanvragen gemiddeld genomen minder «stappen» doorlopen (m.n. de herbeoordeling), de kosten per aanvraag bepaald op f 500,–. Afgesproken is dat genormeerde bedragen van f 1 000,– resp. f 500,– met de gemeenten worden verrekend.
Delegatie van de uitvoering van de RBH-nieuwe stijl brengt uiteraard ook implementatie-kosten met zich mee. Het betreft hier de kosten van het aanpassen van geautomatiseerde systemen, administratieve organisatie, voorlichting en opleiding etc, zodanig dat de gemeenten per 1 juli 1998 effectief met de RBH-nieuwe stijl aan de slag kunnen gaan. Met de VNG wordt nog gewerkt aan een implementatieplan. Verwacht wordt dat de kosten van implementatie grotendeels door gemeenten en VROM binnen de beschikbare budgetten kunnen worden opgevangen. Voorts dient rekening gehouden te worden met extra kosten voor de Belastingdienst als gevolg van de decentrale uitvoering van de RBH-nieuwe stijl. Met de Belastingdienst ben ik hierover nog in gesprek.
De totale kosten, exclusief de implementatiekosten, voor de RBH-nieuwe stijl bedragen naar verwachting ca. 49 mln. gulden per jaar structureel.
Recapitulerend kom ik tot de conclusie dat in goede samenwerking met de VNG en DIVOSA er een werkbare oplossing is gevonden voor de gerezen problematiek rond de reikwijdte van de RBH. Decentrale uitvoering van de RBH kent echter een prijs. De uitvoeringskosten voor de unniform decentraal uitgevoerde RBH-nieuwe stijl zijn hoog. Er is echter geen mogelijkheid de RBH qua reikwijdte uit te breiden en uniform te laten uitvoeren, zonder de uitvoering ervan te delegeren aan de gemeenten. Er is dan ook geen terugvaloptie mogelijk anders dan handhaving van de vigerende RBH-regeling. Daarnaast zullen de RBH-aanvragers te maken krijgen met het gemeentelijke loket voor huursubsidie/RBH en niet meer met het 's Rijks loket voor RBH. Mede gelet op de aard van de controle (persoonlijk bezoek door de aanvrager) zal er mogelijkerwijs sprake zijn van een extra drempel voor het aanvragen.
De Vaste Commissie voor Volkshuisvesting heeft gevraagd te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de gevonden oplossing (RBH-nieuwe stijl) met terugwerkende kracht te laten gelden voor het tijdvak 1997–1998. Ik heb daarbij uitdrukkelijk een relatie gelegd met de uitvoerbaarheid. In het plenair debat over de RBH van 19 nov. 1997 is via motie 69 (Duivesteijn c.s.) nogmaals aangedrongen op een verruimde regeling die met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 1997 werkzaam is.
Dit hangt uiteraard samen met de wijziging van de vigerende RBH-regeling zoals hiervoor omschreven.
Diverse opties zijn door VROM, VNG en DIVOSA onderzocht, varierend van eerdere inwerkingtreding van de RBH-nieuwe stijl tot aan het – op basis van de Algemene Bijstandswet – uitkeren van een ruimere WKT conform de berekeningsformule uit de RBH-nieuwe stijl. Vele opties stuitten op uitvoeringstechnische onoverkomelijkheden. Uiteindelijk heeft het Kabinet gekozen voor de volgende centraal uitgevoerde variant, waarbij op basis van een door de huurder opgegeven actueel maandinkomen na slechts beperkte vooraf-controle een RBH-toekenning plaats kan vinden.
Beperkt vooraf-controle, omdat bij de vigerende RBH-regeling is gebleken dat de vooraf-controle van actuele minimuminkomens op centraal niveau al zeer problematisch is, zodat bij uitbreiding van dezelfde controle naar bovenminimale inkomens (met meer kans op meerdere inkomens achter een voordeur) de uitvoeringsproblemen vrijwel onoverkomelijk zullen worden. Bij de beperkte vooraf-controle moet men denken aan het controleren of het opgegeven inkomen met overeenkomstige bewijsstukken is onderbouwd en of men aan de criteria voor de overgangs-regeling RBH voldoet. Gelet op deze beperkte vooraf-controle moet rekening gehouden worden met een hoog percentage terugvorderingen.
De overgangsregeling RBH ziet er in hoofdlijnen als volgt uit:
1. De overgangsregeling RBH is een ministeriële regeling op basis van art. 25 van de Huursubsidiewet, uitgevoerd door het Ministerie van VROM.
2. Om voor de overgangsregeling RBH in aanmerking te komen is een inkomensdaling t.o.v. het rekeninkomen vereist van minimaal 20%. De regeling kent hetzelfde inkomensbereik als de huursubsidie. De minimum-eis van de vigerende RBH is in de overgangsregeling RBH komen te vervallen.
3. Elke maand, volgend op die van de inkomensdaling kan een beroep gedaan worden op de overgangsregeling RBH.
4. De vooraf-controle is relatief beperkt. Gecontroleerd wordt:
– of voor elke persoon die op het aanvraagformulier als lid van het huishouden is aangegeven, inkomensgegevens zijn bijgevoegd;
– of het totaal aan bewijsstukken optelt naar het totale bedrag dat is opgenomen op het aanvraagformulier. Zo niet, dan wordt de aanvrager (op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht) nog een keer in de gelegenheid gesteld om e.e.a. te laten corrigeren.
Aangezien de vooraf-controle bij de vigerende RBH in principe stringent is, leidt de beperkte controle bij de overgangsregeling RBH ertoe dat de aanvragers van de overgangsregeling RBH op het punt van inkomenscontrole anders behandeld worden dan de «oude» RBH-gerechtigden.
5. De aanvraag wordt gecheckt op eventueel verkregen WKT, om deze vervolgens in mindering te brengen op de te verstrekken bijdrage volgens de overgangsregeling RBH, waarbij er van wordt uitgegaan dat de WKT voor de restant looptijd verstrekt blijft worden;
6. Achteraf worden de opgegeven inkomens gegevens gematched met inkomensgegevens die afkomstig zijn van de Belastingdienst; afwijkingen zal de RBH-ontvanger moeten toelichten. Zonodig wordt er teruggevorderd.
7. Het Rijk controleert, beschikt en handelt bezwaar en beroep af;
8. De overgangsregeling RBH zal formeel begin februari 1998 in werking kunnen treden. Inmiddels zijn de voorbereidingen ter hand genomen. In het begin zal handmatige aanvraagbehandeling de enige mogelijkheid zijn om tegemoet te komen aan de wens de regeling zo snel mogelijk uit te voeren. Dit heeft enerszijds een langere afhandelingstijd tot gevolg en anderzijds een grotere foutenkans.
Opgemerkt zij verder dat het implementatietraject van de RBH-nieuwe stijl reeds betekent dat alles op alles gezet moet worden om invoering per 1 juli 1998 te bewerkstelligen. Daarenboven kost ook de huidige RBH-regeling vanwege de controleproblematiek al meer capaciteit dan waarmee rekening is gehouden. Het behoeft geen betoog dat aan de simultaniteit van genoemde projecten (vigerende RBH, RBH-nieuwe stijl en overgangsregeling RBH) uitvoeringsrisico's verbonden zijn.
De overgangsregeling-RBH is relevant voor ca. 6000 huishoudens, nl. zij die een inkomensdaling hadden van 20% en een bovenminimaal inkomen. Rekening houdend met niet-gebruik wordt een reele toename in het aantal aanvragen verwacht van ca. 5000. Een belangrijk deel van deze huishoudens verkrijgt een relatief geringe aanvulling op inmiddels verkregen WKT, het andere deel heeft i.v.m. haar hogere inkomen (boven het minimum) eveneens een relatief lage RBH-uitkering.
Dit betekent dat de uitvoeringskosten relatief hoog zullen zijn bij relatief lage subsidiebijdragen omdat (1) tevens gecontroleerd dient te worden of aanvragers een WKT-uitkering hebben genoten, (2) omdat veel huishoudens onder het motto «niet geschoten altijd mis» zullen proberen of zij voor de «overgangs-RBH» in aanmerking komen, en (3) omdat er mede daardoor en door de beperkte vooraf-controle relatief veel terugvorderingen zullen ontstaan.
§ 2.2. Het bereiken van de doelgroep
De doelgroep is divers en moeilijk bereikbaar. Zij bestaat uit:
1. afgewezenen voor de vigerende RBH i.v.m. niet halen van de minimumeis die geen WKT hebben aangevraagd;
2. afgewezenen voor de vigerende RBH die wel WKT hebben aangevraagd, maar zijn afgewezen zijn i.v.m. strengere vermogenstoets in de bijstand;
3. afgewezenen voor de vigerende RBH die wel WKT hebben aangevraagd, maar een lager WKT-bedrag hebben gekregen dan zij zouden ontvangen als gemeenten onverkort de HS-tabellen (= normering overgangregeling RBH) zou hebben toegepast en niet het surplus aan draagkracht in mindering zou zijn gebracht;
4. personen die noch RBH noch WKT hebben aangevraagd maar wel rechthebbend waren en nu zijn onder overgangsregeling RBH (= niet-gebruik).
Het bereiken van de doelgroep is geen eenvoudige zaak. Bij de gemeentelijke sociale diensten is niet bekend welke groep van de WKT-ontvangers recht zou hebben op de RBH-nieuwe stijl. De enig haalbare optie is de afgewezen RBH-aanvragers actief te benaderen (nr. 1) en ambtshalve tot herbehandeling over te gaan. De overige segmenten van de doelgroep (nrs. 2 t/m 4) zullen door middel van voorlichting via de intermediaire organisaties in de gelegenheid gesteld worden alsnog RBH aan te vragen.
§ 2.3. Kosten overgangsregeling RBH
De kosten van de overgangsregeling RBH bedragen 7 mln. voor het tijdvak 1997–1998.
Bij deze berekeningen is rekening gehouden met een gemiddelde, te verrekenen, WKT van ca. f 400. Dit bedrag is echter met een grote onzekerheidsmarge omgeven, omdat hiervan nog geen gegevens bekend zijn.
In onderstaand schema zijn de totale kosten van zowel RBH-nieuwe stijl als de overgangsregeling RBH weergegeven.
| 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2 003 | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| RBH nieuwe stijl | 25 | 50 | 49 | 49 | 49 | 49 |
| Overgangsregeling RBH | 7 |
Ten eerste wordt een deel van de dekking gevonden in het beschikbare bedrag voor de vigerende RBH-regeling in de begroting en meerjarenraming. Het gaat hierbij om een bedrag van ca. f 20 mln structureel, zijnde uitkerings- en uitvoeringskosten.
Een tweede deel van de dekking wordt gevonden in een uitname uit het gemeentefonds. Met de verruimde RBH-regeling is er t.o.v. de vigerende RBH-regeling sprake van een zekere «weglek» van de Bijzondere Bijstand (WKT) naar de RBH-nieuwe stijl. Mensen die thans naar de bijzondere bijstand gaan voor WKT omdat ze niet voor de vigerende RBH in aanmerking komen, kunnen in de nieuwe verruimde RBH wel een financiële tegemoetkoming krijgen. Het betreft hier ca. 3000 toekenningen met een gemiddeld uitkeringsbedrag van naar verwachting maximaal f 1300,– en gemiddelde uitvoeringskosten van f 1000,–. De dekking uit het gemeentefonds zal ca. 7 mln structureel zijn.
Ten derde wordt een deel van de dekking gevonden door gebruik te maken van de minder benodigde middelen bij de reguliere huursubsidie in verband met de overgang van de inkomensdalingen als gevolg van wijziging in de huidhoudsamenstelling (zie § 1.2) naar de RBH. Hiermee is een bedrag van ca. f 3.5 mln./jaar mee gemoeid.
Over de wijze van financiele compensatie van het resterende saldo zal het Kabinet bij de besluitvorming rond Kaderbrief voor de begroting 1999 besluiten. In bijlage 1 bij deze brief vindt u de cijfermatige opstelling.
De in het budgettair beeld genoemde cijfers zijn noodzakelijkerwijs, vanwege het ontbreken van harde gegevens en het open-einde-karakter van de RBH-nieuwe stijl, globaal. Om deze reden is met de VNG afgesproken zowel de relevante grootheden aan de kostenkant als die aan de dekkingskant te monitoren en na 2 jaar te evalueren. Deze evaluatie valt samen met de reeds toegezegde evaluatie van de werking van de Huursubsidiewet. Ik ben voornemens om bij genoemde evaluaties tevens te bezien of en op welke wijze de RBH-regeling, rekening houdende met de ontwikkelingen in en buiten de huursubsidie, aanpassing behoeft.
| 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| KOSTEN | |||||||
| RBH-POSITIEVE BESCHIKKINGEN | |||||||
| RBH-aanvragen (21 100 x f 1300 subsidie) | 14 | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 |
| RBH-uitvoeringskosten (21 100 x f 1000) | 10 | 21 | 21 | 21 | 21 | 21 | 21 |
| totaal | 24 | 48 | 48 | 48 | 48 | 48 | 48 |
| RBH-NUL BESCHIKKINGEN (subsidie = 0) * | |||||||
| alleen RBH-uitvoeringskosten | 1 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
| OVERGANGREGELING RBH | |||||||
| aanvragen (5000 x f 900) & uitvoeringskosten (5000 x f 500) | 7 | ||||||
| TOTAAL KOSTEN | 32 | 50 | 49 | 49 | 49 | 49 | 49 |
| DEKKING | |||||||
| begroting RBH uitkering | 8 | 17 | 17 | 17 | 17 | 17 | 17 |
| begroting RBH uitvoering | 1,5 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 |
| begroting IHS (subsidie i.v.m. wijziging huishouden) | 2 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 |
| begroting VROM uitvoeringskosten (i.v.m. idem) | 0 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 |
| gemeentefonds ** | 3 | 7 | 7 | 7 | 7 | 7 | 7 |
| TOTAAL DEKKING | 14,5 | 30,5 | 30,5 | 30,5 | 30,5 | 30,5 | 30,5 |
| SALDO | – 17,5 | – 19,5 | – 18,5 | 18,5 | – 18,5 | – 18,5 | – 18,5 |
* Uitgegaan is van een nihilpercentage van 25% het eerste jaar, dalend met stapjes van 5% naar 10%. De uitvoeringskosten zijn op f 500 geschat.
** i.v.m. weglek WKT naar RBH
| vangnet bij inkomensdaling | schattingsregeling | vigerende RBH | RBH-nieuwe stijl | overgangsregeling RBH (beperkte vooraf-controle) |
|---|---|---|---|---|
| kenmerken | ||||
| criteria | jaarinkomen moet ten minste 15% zijn gedaald | maandinkomen moet ten minste 20% zijn gedaald & alleen minima | maandinkomen moet ten minste 20% zijn gedaald | maandinkomen moet ten minste 20% zijn gedaald |
| uitvoering | Rijk | Rijk | gemeenten | Rijk |
| wie wordt bereikt? | inkomensbereik: | inkomensbereik: | inkomensbereik: | inkomensbereik: |
| cf huursubsidie | alleen minima | cf huursubsidie | cf huursubsidie | |
| alleen diegene die voor 1/10 over een heel jaar een inkomensdaling voorzagen van 15% of meer. | geen beperking aanvraagtijd. Iedereen die op enig moment een inkomensdaling doormaakt van 20% of meer. | geen beperking aanvraagtijd. Iedereen die op enig moment een inkomensdaling doormaakt van 20% of meer. | geen beperking aanvraagtijd. Iedereen die op enig moment een inkomensdaling doormaakt van 20% of meer. | |
| wie wordt niet bereikt en gaat naar de WKT? | inkomensdalingen < 15% | inkomensdalingen < 20% | inkomensdalingen < 20% | inkomensdalingen < 20% |
| onverwachte inkomensdalingen inkomensdalingen laat in het schattingsjaar | niet-minima | |||
| aantal aanvragers | 23 000 | 13 000 | 19 000 (excl. | 5 000 |
| (zgn. «omlaagschatters») | wijziging huishoudenssamenstelling)1 | |||
| controle | stringent | in principe stringent2 | stringent | beperkt |
| % terugvorderingen | hoog | laag | laag | hoog |
| kosten per aanvraag | f 200 | f 4003 | f 1 0004 | f 500 |
| (positieve beschikking) | ||||
1 De toename van het aantal aanvragen is voornamelijk het gevolg van de nieuwe instroom in de regeling als gevolg van het loslaten van de minimum-eis in de regeling.
2 Het op centraal niveau controleren van actuele netto maandinkomens blijkt zeer problematisch.
3 De uitvoeringskosten van de vigerende RBH waren geschat op ca. f 230 per aanvraag, doch vallen thans tegen.
4 De hogere uitvoeringskosten worden o.a. veroorzaakt door het verlies van schaalvoordelen bij decentrale uitvoer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25090-72.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.