25 090
Nieuwe regels over het verstrekken van huursubsidie (Huursubsidiewet)

nr. 66
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 oktober 1997

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 10 september 1997 overleg gevoerd met staatssecretaris Tommel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over diens brief van 25 augustus 1997 inzake de follow-up vangnetconstructie huursubsidie.

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Duivesteijn (PvdA) sprak zijn tevredenheid uit over datgene wat het afgelopen jaar in de individuele huursubsidie tot stand is gebracht, maar sloot de vangnetconstructie hiervan uit. De staatssecretaris zou een oplossing binnen de Huursubsidiewet zoeken, maar kwam met de regeling Bijdrage huurlasten (RBH), waarin gebruik wordt gemaakt van de woonkostentoeslag in de bijzondere bijstand. In het algemeen overleg van 14 juli, waarvoor de Kamer van reces terugkwam, heeft de staatssecretaris een aangepaste regeling toegezegd die zou worden gesteund door de Vereniging van Nederlandse gemeenten (VNG) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Uit voorbeelden van Divosa en het Instituut sociale raadslieden in Den Haag blijkt dat de huidige vangnetconstructie mensen met een bovenminimaal inkomen van f 1500 of f 1900 soms meer dan f 2000 per jaar kan kosten, terwijl hun netto vrij besteedbare inkomen vaak niet meer is dan f 400, f 500 per maand. Dit komt doordat zij voor de bijzondere bijstand anders worden beoordeeld dan voor de individuele huursubsidie.

De controleproblemen bij de RBH zijn van technische aard en dus oplosbaar. Zij mogen dan ook niet op een kwetsbare groep worden afgewenteld. Het recht op individuele huursubsidie mag niet worden aangetast door mensen een beroep op de bijzondere bijstand te laten doen, behalve in strikt individuele situaties. Een eventuele wijziging van de RBH in deze zin zou uiterlijk op 1 juli 1998 moeten ingaan. De VNG en de vereniging van directeuren van sociale diensten (Divosa) hebben al uitgesproken, de uitvoering en de controle hiervan op zich te willen nemen. Op deze manier kan het structurele probleem worden opgelost. Voor het aanpakken van de acute problemen moet de eis dat men op of onder het minimum terugvalt, uit de regeling worden geschrapt. Door maandelijkse controle via een formulier kan worden nagegaan of het inkomen is gestegen en het recht op individuele huursubsidie dus vermindert. Is de staatssecretaris tot deze wijzigingen bereid?

In zijn onlangs verschenen rapport over armoede in Nederland constateert het Sociaal en cultureel planbureau (SCP) dat 52% van degenen die onder de armoedegrens leven en geen individuele huursubsidie hebben aangevraagd, met individuele huursubsidie wel boven die grens uitkomt. Individuele huursubsidie is dus een belangrijk middel om uit de armoede te komen. Alleen daarom al moet een vangnetconstructie zo min mogelijk belemmeringen kennen, maar natuurlijk moet de controle wel adequaat zijn.

In het overleg van 14 juli heeft de staatssecretaris gezegd dat de VNG met de regeling heeft ingestemd, wat de VNG echter ontkent. Is er in dit verband sprake van een misverstand?

De heer Jeekel (D66) noemde het de kern van het debat dat er een goede regeling komt voor mensen met een inkomen boven het minimum die door een terugval in het inkomen extra huursubsidie nodig hebben. De RBH achtte hij heel redelijk. Voor de terugval wordt als norm 20% genomen, terwijl het eerder om 25% ging. Mensen met een bovenminimaal inkomen kunnen een beroep op de bijzondere bijstand doen, wat ook mogelijk was volgens de oude Wet op de individuele huursubsidie.

Uit de hoorzitting met de VNG en Divosa zijn echter drie problemen gebleken. Ten eerste is er verwarring bij de loketten mogelijk doordat de betrokkenen in plaats van individuele huursubsidie bijzondere bijstand moeten aanvragen. Ten tweede is de vermogenstoets bij de individuele huursubsidie en bij de bijzondere bijstand verschillend. Ten derde kan er door de beleidsvrijheid van de gemeenten een grote verscheidenheid in de uitvoering optreden. Een goede regeling moet deze drie problemen ondervangen en ongeveer evenveel kosten en eenzelfde controle-uitkomst hebben als de RBH.

In zijn brief schrijft de staatssecretaris dat aanpassing van de RBH niet nodig is, maar hij noemt wel de terugvaloptie van uitvoering door de gemeenten. Inmiddels heeft hij met de VNG en Divosa afgesproken, deze mogelijkheid te onderzoeken. De heer Jeekel wilde de staatssecretaris hiervoor de ruimte geven. De nieuwe regeling moet wel beter uitpakken voor de mensen met bovenminimale inkomens, budgettair neutraal zijn en goed te controleren zijn. De hiervoor noodzakelijke wetswijziging moet medio 1998 van kracht kunnen worden.

Degenen die nu al een terugval in inkomen hebben, mogen geen last hebben van allerlei procedures en uitvoeringsmodaliteiten. Wanneer het niet al te moeilijk te regelen is, moeten zij al worden behandeld op grond van de toekomstige regeling. De noodzakelijke controle mag echter niet verminderen. Het is immers niet alleen een technisch vraagstuk, maar het gaat er ook om dat misbruik wordt tegengegaan en dat de belastingbetaler kan zien dat zijn geld op een juiste manier besteed wordt.

De heer Jeekel was niet blij met de manier waarop de discussie is verlopen. In het debat over de Huursubsidiewet is de discussie over een aantal principiële zaken tijdelijk stopgezet en heeft de staatssecretaris toegezegd, met een regeling komen. De Kamer heeft op 28 april de RBH ontvangen, maar toen niet gereageerd en de VNG schrijft in haar brief van 12 augustus dat zij de regeling in maart heeft ontvangen, maar niet heeft gereageerd. De Kamer en de VNG zijn dus niet alert geweest, al was het wel beter geweest als de staatssecretaris expliciet om een reactie had gevraagd.

De heer Stellingwerf (RPF) wees erop dat de VNG in de hoorzitting met Divosa en de VNG heeft erkend dat zij alerter had moeten reageren. Hij had wel verwacht dat de staatssecretaris direct nadat de Kamer zich op 14 juli voor een andere oplossing had uitgesproken, hierover overleg met de VNG had gevoerd. In plaats daarvan heeft de staatssecretaris de reguliere weg bewandeld om te zien hoe de RBH het beste kon worden geïmplementeerd. Pas op 28 augustus is er overleg tussen het ministerie en de VNG geweest over een oplossing die de Kamer al op 14 juli wenste. De verloren maanden zijn niet terug te winnen, maar er moet nu wel op de kortst mogelijke termijn een oplossing komen.

Binnen de groep van 7000 huishoudens, die overigens veel groter kan zijn, worden weer twee groepen onderscheiden met elk een eigen vangnet. Doordat de gemeenten op grond van de nieuwe bijstandswet beleidsvrijheid hebben bij het toekennen van bijzondere bijstand, dus ook woonkostentoeslag, kunnen er echter wel 600 regelingen ontstaan. Hierdoor ontstaat onduidelijkheid bij gebruikers en uitvoerders. Verder krijgen de gemeenten het gevoel dat de bijzondere bijstand als een post onvoorzien op de rijksbegroting wordt gebruikt. Zij krijgen wel 250 mln. extra bijzondere bijstand, maar daarin zit geen component voor individuele huursubsidie.

De heer Stellingwerf zag de door de staatssecretaris genoemde terugvaloptie eerder als een voorkeursoptie. De VNG heeft al aangeboden, voor de problemen die de staatssecretaris hierbij ziet, een oplossing te bedenken.

De heer Biesheuvel (CDA) las in de brief alleen argumenten die de staatssecretaris in het overleg van 14 juli had genoemd, terwijl er toen al een meerderheid van de Kamer voor aanpassing van de RBH was. De Kamer sprak in dat overleg ook uit dat er geen tijd verloren mocht gaan. De staatssecretaris zei toen dat hij naar draagvlak voor aanpassing van de regeling wilde zoeken, maar het overleg met de VNG is pas op 28 augustus begonnen, dus nadat de brief van 25 augustus aan de Kamer is gestuurd. In deze brief schrijft de staatssecretaris dat de VNG via de gebruikelijke kanalen kon reageren, maar dat is geen overleg over de mogelijkheid van een vangnetconstructie binnen de individuele huursubsidie. De VNG en Divosa hebben duidelijk uitgesproken dat het probleem niet op de bijzondere bijstand mag worden afgeschoven, omdat dit maatschappelijk onwenselijk en niet goed uitvoerbaar is.

Tijdens de behandeling van de Huursubsidiewet heeft de fractie van het CDA weliswaar een voor de doelgroep minder gunstig percentage voorgesteld dan de staatssecretaris in de RBH hanteert, maar zij heeft hierbij niet geëist dat men op of onder het minimum moet zakken om voor de regeling in aanmerking te komen. De groep daarboven krijgt nu met hoge extra lasten te maken, tot f 2200 per jaar. Dat er sinds 14 juli veel tijd verloren is gegaan, kan nog goedgemaakt worden wanneer er een oplossing binnen de individuele huursubsidie gevonden wordt.

De heer Hofstra (VVD) kon zich niet vinden in de kritiek op de regeling. Het budget voor individuele huursubsidie gaat van ruim 2 mld. naar bijna 3 mld.; de uitkeringen worden gemiddeld met bijna een derde verhoogd. Het was al bij de behandeling van de Huursubsidiewet bekend dat de uitkering voor sommigen lager zou worden. De staatssecretaris heeft dan ook terecht een ruimer vangnet gemaakt dan destijds in de Kamer is afgesproken. Van de miljoen huishoudens die van individuele huursubsidie gebruik kunnen maken, zouden er 7000 bijzondere bijstand moeten aanvragen. Dit geldt overigens ook voor mensen met een eigen woning die in inkomen achteruitgaan. Voor zulke gevallen is de bijzondere bijstand ook bedoeld. Overigens trok hij de bedragen die als hogere lasten worden genoemd, in twijfel. Naar zijn mening konden problemen pas ontstaan als de bijzondere bijstand niet goed wordt toegepast.

In artikel 25 van de Huursubsidiewet staat dat er een ministeriële regeling komt, die het kabinet volgens de normale procedure op 28 april heeft gepubliceerd. Doordat de VNG, de PvdA, het CDA en andere fracties hebben zitten slapen, hebben zij toen niet gereageerd.

De schattingsregeling, die omslachtig en kostbaar was, is met steun van de hele Kamer afgeschaft. De vangnetconstructie die de staatssecretaris nu voorstelt, kent twee verschillende systemen. Dit is niet mooi, maar voor het Rijk is het wel simpel uitvoerbaar. Degenen met de laagste inkomens kunnen terecht bij het Rijk en degenen daarboven bij de gemeenten; andersom was het wel beter geweest. In reactie op een opmerking van de heer Duivesteijn wees de heer Hofstra erop dat hij voor het vergroten van de zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid van de burgers is. De overheid hoeft echt niet elke achteruitgang tot op de laatste gulden bij te passen. Bij elke regeling worden grenzen gesteld, waardoor ongelijke behandeling niet helemaal is te voorkomen.

Aanpassing van de regeling achtte de heer Hofstra niet nodig, tenzij de staatssecretaris in overleg met de VNG tot een betere regeling komt, die overigens niet duurder mag zijn. Op langere termijn zou echter het inkomensbeleid uit de individuele huursubsidie moeten worden overgeheveld naar het ministerie van SZW of naar de gemeenten.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks) nam afstand van het kille verhaal van de heer Hofstra en achtte enig mededogen voor mensen aan de onderkant van de samenleving gerechtvaardigd nu het economisch beter gaat.

De staatssecretaris heeft op 14 juli gezegd dat hij schrijnende gevallen zo snel mogelijk zou helpen, maar pas op 28 augustus heeft hij overlegd met de VNG. Het overleg met de VNG is overigens zeer ongelukkig verlopen. Verder blijkt hij de RBH niet te willen aanpassen. Mevrouw Varma maakte principieel bezwaar tegen de bijzondere bijstand als vergaarbak voor problemen in andere regelingen. Ook wees zij erop dat degenen die niet onder de RBH vallen, niet hetzelfde bedrag via de bijzondere bijstand krijgen. Hierbij komt dat elke gemeente een eigen beleid voor de bijzondere bijstand voert. Een vangnet moet dan ook bij de individuele huursubsidie worden gevonden.

Mevrouw Varma verzocht de staatssecretaris dringend, de regeling zo snel mogelijk te wijzigen volgens de wens van de Kamer. Uit het rapport van het SCP blijkt dat mensen in armoede terechtkomen doordat zij geen gebruik maken van hun recht op individuele huursubsidie. Het is dus een kwetsbare groep die in problemen komt door een terugval in inkomen.

De heer Meyer (groep-Nijpels) vroeg aandacht voor degenen die dit jaar 65 jaar worden. Wie hierdoor een inkomensdaling heeft, kan gebruik maken van de woonkostentoeslag, maar sommige 65-plussers hebben er moeite mee, elke maand hun inkomsten op te geven, met als dreiging opschorting van de toeslag. Bij de eerste aanvraag wordt overigens al uitputtend naar de bezittingen van de aanvrager gevraagd. De problemen met het invullen van formulieren kan ertoe leiden dat men geen gebruik van de regeling maakt, voornamelijk in kleine gemeenschappen waar de sociale controle groot is. Dit gebeurt ook al bij de individuele huursubsidie. Verder verschilt de uitvoering van de bijzondere bijstand per gemeente; sommige aanvragers krijgen te horen dat zij hun bezittingen maar moeten verkopen. Op dit punt moet de regeling worden aangepast. Overigens is de bijzondere bijstand niet bedoeld als vangnet voor de individuele huursubsidie. De woonkostentoeslag kan dan ook beter in de huursubsidiewet worden ondergebracht. Dan kunnen verhuurders behulpzaam zijn bij het aanvragen ervan, zoals nu bij de aanvraag individuele huursubsidie. Ook de VNG wenst een breed bereik van de regeling zonder beroep op de bijzondere bijstand.

De heer Poppe (SP) herinnerde eraan dat de staatssecretaris op 14 juli veel kritiek heeft gekregen op de uitvoering van de nieuwe huursubsidieregeling. De staatssecretaris was het er toen met de Kamer over eens dat er een goede regeling voor iedereen moest zijn. Hij zou dan ook met aanpassingen komen, maar in de brief van 25 augustus geeft hij gewoon weer dezelfde argumenten voor zijn voorstel.

Of de VNG en de Kamer alert genoeg zijn geweest, zal de 7000 huishoudens die in grote problemen komen, niets kunnen schelen. Van degenen die recht op individuele huursubsidie hebben, vraagt 40% deze niet aan wegens de kennelijk aanwezige drempel. Iemand die een terugval in inkomen heeft, bijvoorbeeld alleen al doordat hij een leeftijdsgrens overschrijdt, wordt ertoe gedwongen een beroep op de bijzondere bijstand te doen, maar de drempel hiervoor is nog veel hoger. De bijzondere bijstand is bedoeld voor onvoorziene situaties. Er is dan ook sprake van oneigenlijk gebruik wanneer mensen bewust naar de bijzondere bijstand worden gestuurd. Alleen wanneer het inkomen zover zakt dat het op bijstandsniveau terechtkomt, heeft iemand recht op een uitkering volgens de RBH. Dit geeft rechtsongelijkheid. De grenzen in de RBH noemde de heer Poppe dan ook asociaal en onmenselijk.

Het antwoord van de staatssecretaris

Staatssecretaris Tommel herhaalde zijn antwoord van 14 juli dat er een andere regeling dan de RBH geldt voor degenen die door pensionering bruto in inkomen achteruitgaan, en voor degenen die terugvallen in inkomen door een wijziging in hun gezinssituatie.

In de oude huursubsidiewet bestond een voorziening met het schattingsinkomen. Wie in de loop van het jaar een lager inkomen verwachtte, kon op basis van het geschatte inkomen huursubsidie krijgen. Ongeveer 7000 aanvragers konden hiervan geen gebruik maken doordat zij plotseling werkloos of arbeidsongeschikt werden. Zij moesten een beroep op de bijzondere bijstand doen, of zij nu op een minimuminkomen uitkwamen of niet. Een ander nadeel van het systeem met het schattingsinkomen vormden de tienduizenden terugvorderingen. In de nieuwe wet werd het daarom afgeschaft.

In de memorie van toelichting werd in plaats hiervan voorgesteld, iedereen een beroep te laten doen op de woonkostentoeslag in de bijzondere bijstand. De VNG schreef in haar brief van 4 december 1996 dat zij deze oplossing next best vond. In het plenaire debat over het wetsvoorstel verdedigde het kabinet nog dat voorstel, maar inmiddels was gebleken dat de uitvoeringskosten ervan erg hoog waren, doordat uitvoeringskosten in de bijzondere bijstand f 2200 per aanvraag bedragen. De heer Biesheuvel deed toen een voorstel waarin sommigen onder de hardheidsclausule vielen en anderen, 6000 tot 7000 huishoudens, toch een beroep op de bijzondere bijstand moesten doen. Dat voorstel kende niet de eis dat men op het minimum moest uitkomen, maar wel de eis dat men minstens 25% in inkomen achteruit moest gaan. Een principiële discussie over de vraag of een verwijzing naar de bijzondere bijstand acceptabel is, is toen echter niet gehouden.

In het voorstel van de staatssecretaris worden zoveel mogelijk mensen met een terugval in inkomen via de RBH opgevangen. Alleen degenen van wie het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) het inkomen redelijkerwijs niet kan controleren, zullen een beroep op de bijzondere bijstand moeten doen. Gemeenten blijken de woonkostentoeslag op dezelfde gronden te geven als de individuele huursubsidie, met twee verschillen: er is een andere vermogenstoets en de draagkracht telt mee. Wie een grote draagkracht heeft, krijgt uit de bijzondere bijstand minder dan uit de RBH, en het omgekeerde geldt voor mensen met weinig draagkracht. Alleen iemand die boven de vermogensgrens zit of een heel grote draagkracht heeft, kan er dus f 2300 op achteruitgaan. De uitvoering hiervan verschilt overigens per gemeente. Dat er een inkomensgrens gehanteerd zou worden, stond overigens al in de nota van wijziging op de Huursubsidiewet.

Omdat gemeenten wel inkomens kunnen controleren, is het mogelijk iedereen onder de RBH te laten vallen door de regeling volledig naar de gemeenten te decentraliseren. De beschikkingsverantwoordelijkheid gaat dan naar de gemeenten en zij handelen ook bezwaar en beroep af. De bedragen die zij uitbetalen, krijgen zij dan natuurlijk van het ministerie van VROM vergoed, maar over de perceptiekosten moet nog wel worden gesproken. Hiervoor moet er wel een heel andere regeling komen en de staatssecretaris heeft al met de VNG afgesproken wat hiervoor moet worden uitgezocht. De VNG heeft de Kamer al geschreven dat dit enige tijd kost. Volgens het krapste tijdschema kan omstreeks 1 november duidelijkheid hierover worden gegeven. Dan zal ook de wetswijziging klaar zijn die nodig is voor het geval dat het kabinet dan tot decentralisatie besluit. Artikel 25 moet hiervoor zodanig worden gewijzigd dat de verantwoordelijkheid bij de gemeenten komt te liggen en de regeling in alle gemeenten hetzelfde uitwerkt. Een geheel gedecentraliseerde regeling zou vervolgens op 1 juli 1998 kunnen ingaan. Overigens zijn de bewindslieden van Binnenlandse Zaken (BiZa) en SZW nauw hierbij betrokken en hebben alle partijen, ook de VNG, hun medewerking toegezegd om de termijnen zo kort mogelijk te houden. De staatssecretaris deed hiervoor ook een beroep op de Kamer.

Een tussentijdse wijziging van de regeling om direct tegemoet te komen aan de gesignaleerde problemen, achtte de staatssecretaris moeilijk, omdat de nieuwe regeling al erg ingewikkeld is. Als het kabinet tot decentralisatie besluit, is er misschien wel een tussenstap per 1 januari mogelijk. Een eventueel voorstel hiervoor zal ook rond 1 november verschijnen. Ook voor de uitvoeringsorganisatie van VROM zou dit gunstig zijn, gezien de problemen met de uitvoering van de regeling op centraal niveau. Het voorstel moet wel voldoen aan de eisen van een goede controle.

Degenen die voldoen aan het criterium dat zij 20% in inkomen achteruit zijn gegaan, maar niet aan het criterium dat zij op of onder het minimum uitkomen, hebben volgens de huidige regeling geen recht op een uitkering, maar hiervoor is nog geen beschikking afgegeven. Zo mogelijk zullen zij op grond van de tussentijdse regeling een positieve beschikking krijgen. Of dit uitvoerbaar is, wordt ook omstreeks 1 november duidelijk. Uit het feit dat de desbetreffende beschikkingen zijn aangehouden, blijkt volgens de staatssecretaris duidelijk zijn intentie om een oplossing te vinden. Hij schatte de kosten van deze tussenstap niet hoger dan die van de huidige regeling, gezien de hoge perceptiekosten van de bijzondere bijstand.

Het voorstel om het inkomensbeleid uit de individuele huursubsidie te halen, leek de staatssecretaris meer iets voor een verkiezingsprogramma.

De staatssecretaris erkende dat hij verschil van inzicht met de VNG heeft gehad, maar inmiddels hebben zij gezamenlijk een streep onder de meningsverschillen gezet. Het overleg met de VNG is nu constructief en er is overeenstemming over datgene wat onderzocht moet worden voor de decentralisatievariant.

Het ambtelijke overleg in verband met de huursubsidiewet is volgens een afgesproken structuur verlopen. Hierbij is de conceptregeling door VROM en met name het kostenaspect door de ministeries van BiZa en SZW ambtelijk om commentaar aan de VNG gezonden. De ambtelijke reactie van de VNG was dat de regeling acceptabel was, maar dat er wel een verrekening nodig was als het aantal gevallen veel hoger dan 7000 zou uitkomen. Het ministerie van VROM noch de VNG is bestuurlijk de discussie aangegaan of de bijzondere bijstand wel geschikt was om een oplossing te bieden. De VNG had overigens in haar brief van 12 december al duidelijk gesteld dat zij deze oplossing next best vond. De Kamer heeft dit in het debat over de Huursubsidiewet meegewogen en toen toch daarvoor gekozen. Eenieders standpunt was dus helder.

Nadere gedachtewisseling

De heer Duivesteijn (PvdA) sprak zijn waardering ervoor uit dat de staatssecretaris de decentralisatievariant onderzoekt en mogelijk op 1 november met een voorstel hiervoor komt om het probleem structureel op te lossen. Ook noemde hij het positief dat de staatssecretaris aanpassing van de RBH overweegt om het aantal mensen te minimaliseren dat van de bijzondere bijstand afhankelijk wordt. Zo'n wijziging achtte hij noodzakelijk, zelfs als de controle niet optimaal kan zijn. Ten opzichte van de schattingsregeling is de verbetering dan nog altijd substantieel. Hij adviseerde de staatssecretaris, hierbij gebruik te maken van de voorstellen van het Instituut sociale raadslieden in Den Haag. Ten slotte vroeg hij de staatssecretaris, ook een wijzigingsvoorstel klaar te hebben als het kabinet niet tot decentralisatie besluit, opdat er geen tijd verloren gaat als de Kamer het hiermee niet eens is.

De heer Jeekel (D66) verklaarde zich akkoord met de voorstellen van de staatssecretaris voor een verbeterde regeling en vroeg om een snelle en gedegen uitwerking ervan. Verder was hij er verheugd over dat de discussie weer over de inhoud ging.

De heer Stellingwerf (RPF) noemde de voorstellen van de staatssecretaris constructief. De Kamer heeft inderdaad de regeling al in april gekregen, maar kon toen niet weten hoe die zou uitwerken. Hij sprak het vermoeden uit dat de overgevoeligheid tussen de Kamer, de staatssecretaris en de VNG, te maken heeft met politieke feeling. Als de staatssecretaris in april duidelijk de essentie van de regeling had aangegeven, hadden heel wat problemen kunnen worden voorkomen.

De heer Biesheuvel (CDA) constateerde dat de staatssecretaris eieren voor zijn geld kiest, mede omdat twee coalitiepartijen de oppositie steunen in haar kritiek. Hij verwachtte het niet meer met de staatssecretaris eens te zullen worden over datgene wat er in het verleden is gebeurd. Het belangrijkste is echter dat er zicht op een goede oplossing is, waardoor 10 september kan worden wat 14 juli had moeten zijn.

De heer Hofstra (VVD) wees erop dat een Kamerlid altijd om een voorhangprocedure kan vragen wanneer er in een wetsartikel een ministeriële regeling wordt aangekondigd. Hij zag dan ook niet in dat het kabinet een verwijt kon worden gemaakt over de procedure. Verder zei hij graag met een verbeterde regeling te zullen instemmen als deze niet duurder uitvalt dan de huidige. Hij wees er hierbij op dat de VNG als monopolist zelf de tarieven kan bepalen. Bevat het extra bedrag van 250 mln. dat het kabinet in de bijzondere bijstand stopt, overigens een component voor woonkosten?

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks) vroeg de staatssecretaris om gedegen onderzoek naar de tussenvorm die hij noemde. De voorwaarde van een goede controle moet hierbij niet te star worden gehanteerd, want het gaat om een oplossing voor grote financiële problemen van burgers. Ook zij zette een streep onder de gedane zaken, maar sprak wel haar teleurstelling erover uit dat de Kamer een gevecht met de staatssecretaris heeft moeten leveren om hem in beweging te krijgen.

De heer Meyer (groep-Nijpels) steunde het aangekondigde voorstel voor decentralisatie, maar vroeg nog wel aandacht voor de huidige gevallen.

De heer Poppe (SP) zag geen vooruitgang sinds 14 juli. De Kamer heeft nog steeds ernstige kritiek en de staatssecretaris zegt weer toe naar oplossingen te zoeken. Zijn vertrouwen in datgene waarmee de staatssecretaris rond 1 november komt, is hierdoor niet groter geworden.

Staatssecretaris Tommel legde uit dat de 250 mln. extra in de bijzondere bijstand is bedoeld voor algemeen armoedebeleid op grond van de bestaande regelingen, dus ook voor de woonkostentoeslag.

Op 14 juli ging het vooral om de vraag hoe de woonkostentoeslag in de bijzondere bijstand werkt. In dit overleg gaat het om de vraag of er nadeel is voor mensen in een heel tijdelijke situatie. Uit het onderzoek naar de werking van de woonkostentoeslag is gebleken dat de regeling gedecentraliseerd moet worden om iedereen eronder te kunnen laten vallen. Wat hiervoor nodig is, wordt nog onderzocht. Omstreeks 1 november geeft het kabinet een eindoordeel hierover en dan zal ook een wetswijziging voorbereid zijn.

De voorzitter van de commissie,

Versnel-Schmitz

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van den Berg (SGP), M. M. van der Burg (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), voorzitter, Van Gijzel (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), A. de Jong (PvdA), Gabor (CDA), ondervoorzitter, Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Poppe (SP), Augusteijn-Esser (D66), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA), Jeekel (D66), Meijer (CDA), Visser-van Doorn (CDA), Luchtenveld (VVD).

Plv. leden: Biesheuvel (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Van Middelkoop (GPV), Verspaget (PvdA), Jorritsma-van Oosten (D66), Dijksma (PvdA), Houda (PvdA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Hendriks, Reitsma (CDA), Huys (PvdA), De Graaf (D66), Leerkes (Unie 55+), Swildens-Rozendaal (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Keur (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van 't Riet (D66), Van de Camp (CDA), De Haan (CDA), Blauw (VVD).

Naar boven