25 088
Marktwerking in het regionaal openbaar vervoer

nr. 17
MOTIE VAN HET LID VAN 'T RIET C.S.

Voorgesteld 5 juni 1997

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat een proces van marktwerking in het stads- en streekvervoer kan leiden tot efficiency-prikkels, productverbetering en een betere klantgerichtheid;

overwegende, dat bij invoering van marktwerking sprake moet zijn van een beheerst en geleidelijk proces met tussentijdse evaluatie- en beslismomenten;

overwegende, dat om de omkeerbaarheid van dit proces te kunnen waarborgen, een evaluatie van dit proces gewenst is op het moment dat ongeveer 1/3 van de omzet, gespreid over het land – exclusief het vervoer in de BOV-gemeenten – is bereikt doch uiterlijk in 2003;

verzoekt de regering in een nieuwe Wet Personenvervoer een zodanige evaluatiebepaling ten aanzien van het effect op met name:

– het aantal reizigerskilometers,

– het behoud van de sociale functie van het openbaar vervoer,

– voor de klant waarneembare kwaliteitsverbetering van de aangeboden diensten, op te nemen, dat in het jaar 2003 sprake kan zijn van een werkelijke vrije keuze van de Kamer inzake de verdere voortgang van het proces van marktwerking in het stads- en streekvervoer;

verzoekt de regering in het kader van de wetsvoorstellen te melden in welke mate de betrokken bestuurders (excl. BOV-gemeenten) zelf bereid zijn invulling aan deze doelstelling te geven en tevens te melden welke experimentele vormen van aanbesteding zijn gerealiseerd;

verzoekt de regering voorts het streven, dat in het jaar 2003, bij wijze van experiment ongeveer 1/3 van de omzet van het openbaar vervoer, gespreid over het land, zal zijn aanbesteed, als uitgangspunt te nemen bij het verdere decentralisatieproces en zonodig bij de voorbereiding van de wetgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van 't Riet

Remkes

Van Gijzel

Naar boven